In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester en voor eenvoudige belediging van politieambtenaren. De politierechter had de verdachte, die in eerdere zaken ook al was veroordeeld, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft de zaak opnieuw bekeken na een vernietiging door de Hoge Raad, die de zaak terugverwees voor herbehandeling. Tijdens de zittingen op 18 juni en 17 juli 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet naleven van een gebiedsverbod en belediging van politieambtenaren. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in zaak A en B schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft de verdachte vrijgesproken in zaak C. De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft een taakstraf van 80 uur opgelegd, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke hechtenis is afgewezen.