ECLI:NL:GHAMS:2025:2002

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
200.345.362
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaalrecht van doorverkoper van pakketreizen op luchtvaartmaatschappij na annulering van vluchten

In deze zaak heeft Prijsvrij, een doorverkoper van pakketreizen, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de annulering van vluchten die onderdeel uitmaakten van pakketreizen die door Prijsvrij waren verkocht. De vluchten waren geboekt via Vueling, maar zouden worden uitgevoerd door Level, een luchtvaartmaatschappij die failliet is gegaan. Prijsvrij heeft de prijs van de geannuleerde vluchten aan de reizigers vergoed en vordert nu dat Vueling deze kosten aan haar terugbetaalt. Het hof moet beoordelen of Vueling als vervoerder kan worden aangesproken voor de terugbetaling van de ticketprijzen. Het hof concludeert dat de vervoerovereenkomsten zijn gesloten met Vueling, en niet met Level, en dat Prijsvrij recht heeft op verhaal op Vueling voor de vergoede ticketprijzen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van Prijsvrij toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.345.362/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/329676 / HA ZA 22-398
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 juli 2025
inzake
PRIJSVRIJ.NL B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
appellante,
advocaat: mr. K.J. Krzeminski te Amsterdam,
tegen
VUELING AIRLINES S.A.,
gevestigd te Barcelona, Spanje,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Prijsvrij en Vueling genoemd.

1.De zaak in het kort

Prijsvrij heeft pakketreizen verkocht. De vluchten die onderdeel zijn van deze pakketreizen, zijn geboekt via een website van Vueling en de prijs daarvan is betaald aan Vueling.
De vluchten zouden worden uitgevoerd door luchtvaartonderneming Level. In verband met de coronacrisis zijn veel vluchten geannuleerd, later ook door het faillissement van Level. Prijsvrij heeft de prijs van de tickets van de geannuleerde vluchten aan de reizigers vergoed en verlangt dat Vueling deze kosten aan haar betaalt.

2.Het geding in hoger beroep

Prijsvrij is bij dagvaarding van 5 april 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van
10 januari 2024 van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Prijsvrij en anderen als eiseressen en Vueling als gedaagde.
Tegen Vueling is verstek verleend.
Prijsvrij heeft de volgende processtukken ingediend:
- een memorie van grieven met producties
- een akte met producties
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

De rechtbank heeft in onderdeel 3 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Prijsvrij is een doorverkoper van pakketreizen in de zin van artikel 7:500, aanhef en onder i, BW. Zij verkoopt pakketreizen van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] is gevestigd in [plaats] .
3.2.
[bedrijf 1] is een organisator van pakketreizen in de zin van artikel 7:500, aanhef en onder h, BW. Zij stelt met gebruikmaking van
dynamic packagingpakketreizen samen.
3.3.
Vueling is een Spaanse luchtvaartonderneming. Vueling maakt onderdeel uit van de Brits-Spaanse luchtvaartgroep International Airlines Group SA (hierna: IAG-group).
Tot deze groep behoorde ook Level Europe GmbH (hierna: Level), een luchtvaartonderneming die was gevestigd in Oostenrijk.
3.4.
[bedrijf 1] boekte voor pakketreizen onder meer vluchten op naam van reizigers bij Vueling via een website van Vueling (onder de naam Vueling Agencies). De prijs van deze vluchten is betaald aan Vueling. De vluchten zouden (grotendeels) worden uitgevoerd door Level.
3.5.
In de periode maart 2020 tot en met juni 2020 zijn diverse vluchten voor personenvervoer die zouden worden uitgevoerd door Level, geannuleerd. De annuleringen hielden aanvankelijk verband met de situatie rondom Covid-19.
3.6.
Op 18 juni 2020 is Level failliet verklaard. Door dit faillissement zijn ook andere vluchten die Level zou uitvoeren, geannuleerd.
3.7.
Prijsvrij heeft de prijs van de vliegtickets voor de geannuleerde vluchten aan de betrokken reizigers vergoed.

4.Eerste aanleg

4.1.
Prijsvrij heeft tezamen met [bedrijf 1] en Stichting Reizigers Belangen (hierna tezamen aan te duiden als ‘Prijsvrij c.s.’) in eerste aanleg gevorderd, samengevat, om Vueling te veroordelen tot betaling van € 176.220,27, met wettelijke (handels)rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, en een certificaat voor internationale tenuitvoerlegging af te geven. Bij de mondelinge behandeling door de rechtbank zijn de vorderingen van [bedrijf 1] en Stichting Reizigers Belangen ingetrokken (verminderd tot nihil).
4.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en Prijsvrij c.s. veroordeeld in de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1.
Prijsvrij heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. Zij heeft in hoger beroep geconcludeerd, samengevat, tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van Vueling in de proces- en nakosten en met veroordeling van Vueling tot terugbetaling van hetgeen Prijsvrij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Vueling heeft voldaan, steeds met wettelijke rente.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.2.
De rechtbank heeft bij incidenteel vonnis van 8 februari 2023 geoordeeld dat de Nederlandse rechter op grond van art. 7 van Brussel I bis-verordening bevoegd is om van de vorderingen van Prijsvrij c.s. kennis te nemen. Hiertegen is geen grief gericht en het hof is het eens met het oordeel van de rechtbank.
5.3.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat op de vorderingen die een overeenkomst of regres tot grondslag hebben, het Nederlandse recht van toepassing is. Ook tegen dit oordeel is geen grief gericht.
De rol van Vueling
5.4.
Het hof behandelt de grieven 1, 2 en 3 gezamenlijk. In deze grieven staat de vraag centraal met wie de vervoerovereenkomsten voor het uitvoeren van de vluchten zijn gesloten: met Vueling of met Level. De rechtbank heeft aangenomen dat de vervoerovereenkomsten zijn gesloten met Level en dat Vueling bij het sluiten van de vervoerovereenkomsten Level als agent vertegenwoordigde.
5.5.
Het antwoord op de vraag of Vueling de reisdienstverlener was met wie de vervoerovereenkomsten zijn gesloten of de vertegenwoordiger van deze reisdienstverlener, is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort tevens de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomsten zijn gesloten, kunnen van belang zijn (HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615).
5.6.
Het hof neemt in dit verband het volgende in aanmerking. Prijsvrij heeft in hoger beroep gesteld dat in de luchtvaartsector verschillende termen worden gebruikt om de verschillende rollen van luchtvaartmaatschappijen aan te duiden. De
marketing carrieris de luchtvaartmaatschappij die via haar kanalen de marketing voor te verkopen vluchten verricht.
De
contracting carrieris de luchtvaartmaatschappij die de vervoerovereenkomst sluit.
De
operating carrieris de luchtvaartmaatschappij die de vlucht feitelijk uitvoert. Luchtvaartmaatschappijen kunnen ten aanzien van een vlucht een of meer van deze rollen vervullen. Deze stellingen zijn in hoger beroep niet tegengesproken. Zij sluiten ook aan op hetgeen Vueling zelf heeft verklaard bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg.
Verder geldt, zoals Prijsvrij in hoger beroep onweersproken heeft aangevoerd, dat het gebruikelijk is dat
contracting carriershun IATA-code koppelen aan de vlucht die wordt uitgevoerd door de
operating carrier(
code sharing). Vueling en Level hadden een overeenkomst met betrekking tot een dergelijke
code sharing.
5.7.
[bedrijf 1] stelde als organisator de onderhavige pakketreizen samen. Voor het boeken van de vluchten gebruikte [bedrijf 1] het Amadeus [bedrijf 2] , een online boekingsplatform (hierna: [bedrijf 2] ). Dat boekingsplatform had een automatische verbinding met ‘Vueling Agencies’. Prijsvrij heeft in hoger beroep nader uiteengezet dat Vueling Agencies een exclusief online platform is van Vueling voor het boeken van vluchten door professionele reisorganisatoren. De aanduiding ‘
Agencies’ betreft niet de hoedanigheid van Vueling als agent (vertegenwoordiger), maar ziet op het verlenen van diensten door Vueling aan
travel agencies(reisbureaus). Prijsvrij heeft dit onderbouwd door te verwijzen naar een pagina van de website van Vueling, waarop onder meer is vermeld:
‘Did you know we have an exclusive site for agencies?’In hoger beroep is niet weersproken dat dit juist is. In hoger beroep is verder onweersproken aangevoerd en met een bewijsstuk (productie P-33) onderbouwd dat Level niet was geïntegreerd in het [bedrijf 2] . Er konden dus via het [bedrijf 2] geen vluchten bij of van Level worden geboekt.
5.8.
Bij het boeken via het [bedrijf 2] van vluchten die Vueling aanbood, maakte het systeem automatisch virtuele creditcards aan op naam van de reizigers. Deze creditcards werden doorgezet naar Vueling voor het betalen van de tickets. Na het boeken genereerde het [bedrijf 2] een bevestiging. Daarop was de IATA-code van Vueling vermeld (VY) en de website van Vueling als
carrier login. Op de bevestiging was niet zichtbaar of de vlucht door een andere luchtvaartmaatschappij zou worden uitgevoerd. Prijsvrij heeft dit in hoger beroep onderbouwd door het overleggen van een dergelijke bevestiging (productie P-34).
5.9.
Vervolgens ontving [bedrijf 1] van no-reply@vueling.com een boekingsbevestiging van de vlucht. Op deze boekingsbevestiging was bij de vluchtgegevens vermeld: ‘
Operated by: LEVEL’, met daarbij de IATA-code van Level (VK).
Volgens de boekingsbevestiging waren de vervoersvoorwaarden (‘
Conditions of Carriage’) van Vueling en van Level, Iberia en British Airways van toepassing.
In de ‘
legal disclaimer’ op de boekingsbevestiging is alleen verwezen naar de vervoersvoorwaarden van Vueling:
‘The above provisions on liability limits are included in the Vueling Conditions of Carriage applicable to this contract and are available on the website (www.vueling.com) and at the Vueling sales offices at airports’.
Prijsvrij heeft in hoger beroep een voorbeeld van een dergelijke boekingsbevestiging overgelegd (productie P-35).
5.10.
De reizigers ontvingen na het boeken en de betaling per e-mail een boekingsbevestiging
van Vueling (productie P-12), en niet van Level. Ook de annuleringen zijn, zoals niet is weersproken, vrijwel allemaal gedaan vanaf een e-mailadres van Vueling. Vueling heeft bovendien na de annuleringen aan de advocaat van (onder meer) Prijsvrij meegedeeld dat passagiers hun verzoek om terugbetaling rechtstreeks bij Vueling moesten indienen (productie P-18). Vueling heeft daarbij alleen verwezen naar haar eigen vervoersvoorwaarden. Er is niet verwezen naar Level.
5.11.
Het hof merkt ten slotte op dat er in deze procedure geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die een aanwijzing vormen dat het onderdeel van de bedrijfsvoering van Vueling was om andere luchtvaartmaatschappijen te vertegenwoordigen bij het sluiten van vervoerovereenkomsten.
5.12.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is op te maken dat [bedrijf 1] vluchten bij Vueling heeft geboekt op het daarvoor door Vueling aangewezen platform, en dat bij het boeken geen betrokkenheid van Level kenbaar is gemaakt. Na het boeken is over de betrokkenheid van Level enkel op de boekingsbevestigingen vermeld dat de vlucht zou worden uitgevoerd door Level (‘
operated by Level’). In het licht van de terminologie die in de luchtvaartsector gebruikelijk is, duidt dit er slechts op dat Level de
operating carrierwas.
In elk geval is dit onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat [bedrijf 1] en/of Prijsvrij, beide professionele partijen die op de hoogte waren van deze terminologie, redelijkerwijs hebben moeten begrijpen dat Level ook de
contracting carrierwas.
De verwijzing naar de vervoersvoorwaarden van Level is daarvoor evenmin voldoende, met name omdat in dezelfde zin ook naar de vervoersvoorwaarden van Vueling, Iberia en British Airways is verwezen en te meer omdat voor het beperken van de aansprakelijkheid alleen naar de vervoersvoorwaarden van Vueling is verwezen. Het van toepassing verklaren van de vervoersvoorwaarden van Vueling en het beperken van aansprakelijkheid is zonder afdoende toelichting – die ontbreekt – niet te rijmen met de hoedanigheid van vertegenwoordiger van Level. Bovendien is de prijs van de tickets betaald aan Vueling.
5.13.
Voor het overige is niets naar voren gebracht dat erop duidt dat de vervoersovereenkomsten met Level zijn gesloten, en niet met Vueling. De gang van zaken na het sluiten van de vervoerovereenkomsten bevestigt dat Vueling de
contracting carrierwas. Het is immers in bijna alle gevallen Vueling die de vluchten heeft geannuleerd en voor terugbetaling van de prijs van de tickets naar haarzelf en haar eigen voorwaarden heeft verwezen.
5.14.
De conclusie is dat de vervoerovereenkomsten zijn gesloten met Vueling als
contracting carrier. Level is slechts de
operating carrierdie door Vueling voor het uitvoeren van de overeenkomst als hulppersoon is ingeschakeld. De grieven 1, 2 en 3 treffen dus doel.
Betalingsverplichting
5.15.
Het staat niet ter discussie dat de prijs van de geannuleerde vluchten aan de reizigers moest worden terugbetaald op grond van art. 7:509 lid 5, aanhef en onder b, BW.
Deze verplichting rustte op grond van art. 7:512 lid 3 BW op Prijsvrij als doorverkoper, omdat [bedrijf 1] als organisator buiten de EER was gevestigd. Grief 4 betreft de vraag of Veuling aan Prijsvrij moet vergoeden wat Prijsvrij aan de reizigers heeft betaald.
5.16.
De bepalingen over de pakketreizen in titel 7A van het BW zijn het gevolg van implementatie van Richtlijn (EU) 2015/2302 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen. Art. 13 lid 1 van de Richtlijn legt de aansprakelijkheid voor de uitvoering van de reisdiensten waarop de pakketreis betrekking heeft, op de organisator, ongeacht of deze diensten door de organisator of door andere dienstverleners worden verricht. Indien de organisator buiten de EER is gevestigd, rust deze aansprakelijkheid op de doorverkoper ingevolge art. 20 van de Richtlijn. Art. 22 (‘verhaalrecht’) van de Richtlijn bepaalt dat de lidstaten erop toezien dat de organisator of doorverkoper het recht heeft om verhaal te halen op derden die hebben bijgedragen aan de gebeurtenis die heeft geleid tot schadevergoeding, prijsverlaging of andere verplichtingen, wanneer de organisator of doorverkoper schadevergoeding betaalt of aan andere uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen voldoet. Dit sluit aan op onderdeel 36 van de considerans van deze richtlijn, waarin is vermeld:
‘De aansprakelijkheid van de organisator moet het recht om verhaal te halen op derden, met inbegrip van dienstverleners, onverlet laten’.
5.17.
Uit de Richtlijn volgt dus dat Prijsvrij een verhaalsrecht behoort toe te komen op derden die hebben bijgedragen aan de gebeurtenis die ertoe heeft geleid dat Prijsvrij verplicht was de prijs van de tickets aan de reizigers terug te betalen. Uit art. 4 van de Richtlijn volgt dat de lidstaten hiervan niet mochten afwijken. Uit de parlementaire geschiedenis van het tot stand komen van titel 7A van het BW blijkt dat de wetgever hiervan ook niet heeft afgeweken. In de memorie van toelichting bij de Implementatiewet richtlijn pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen (Kamerstukken II 2016/17, 34688, nr. 3, p. 7-8) is immers vermeld:
‘Sommige richtlijnbepalingen hoeven geen implementatie, omdat zij bijvoorbeeld verplichten tot feitelijk handelen of al elders in regelgeving zijn verankerd. Waar dit aan de orde is, is dit aangegeven in de bijgevoegde transponeringstabel (zie bijvoorbeeld artikel 22 van de richtlijn aangaande het verhaalrecht).’
In de bedoelde transponeringstabel is onder meer vermeld:
‘Artikel 22 Behoeft geen implementatie Het betreft een bepaling die overeenstemt
met het geldende Nederlandse recht.’
5.18.
Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat het verhaalsrecht waarop art. 22 van de Richtlijn betrekking heeft, ook zonder implementatie besloten ligt in het Nederlandse recht. Prijsvrij heeft dus op grond van het Nederlandse recht een dergelijk verhaalsrecht jegens Vueling.
5.19.
Voor zover van belang merkt het hof nog het volgende op. De pakketreis is naar zijn aard een samenstel (pakket) van samenhangende overeenkomsten. Aangenomen moet worden dat het beëindigen van de pakketreisovereenkomst op grond van art. 7:509 BW vanwege de samenhang leidt tot het beëindigen van alle overeenkomsten die in de pakketreis met elkaar zijn verbonden. Dit geldt ook voor de vervoerovereenkomsten. Het einde van de vervoerovereenkomsten brengt mee dat Vueling moet terugbetalen wat zij ter uitvoering van die overeenkomsten heeft ontvangen. Nu Prijsvrij volgens de wet verplicht was tot het terugbetalen aan de reizigers en dat ook heeft gedaan, moet Vueling de ontvangen bedragen niet aan de reizigers, maar aan Prijsvrij terugbetalen. Voor zover nodig komt Prijsvrij een regresrecht toe dat voortvloeit uit het bepaalde in art. 6:30 BW in samenhang met art. 212 BW, uitgelegd in overeenstemming met art. 22 van de Richtlijn.
5.20.
De conclusie is dat Vueling aan Prijsvrij moet vergoeden wat Prijsvrij aan de reizigers heeft terugbetaald in verband met de geannuleerde vluchten. Grief 4 treft dus doel.
5.21.
Bij deze stand van zaken hoeft het hof de grieven 5 en 6 niet meer te bespreken.
Slot
5.22.
Het slagen van de grieven 1 tot en met 4 leidt tot de slotsom dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
5.23.
De primaire vordering tot betaling van € 176.220,27 die Prijsvrij in eerste aanleg heeft ingesteld, moet alsnog worden toegewezen. De juistheid van het bedrag staat niet ter discussie. Er is geen deugdelijke grondslag gesteld of gebleken voor een aanspraak op de wettelijke handelsrente van art. 6:119a BW, zodat de wettelijke rente van art. 119 BW zal worden toegewezen. Deze rente gaat voor de geannuleerde vluchten in op het moment van annulering. Voor de vluchten die niet zijn uitgevoerd zonder voorafgaande annulering, gaat deze in op het moment dat de vlucht uitgevoerd had moeten worden.
5.24.
Prijsvrij heeft in eerste aanleg ook vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd. Vueling heeft in eerste aanleg op zichzelf niet of onvoldoende weersproken dat dergelijke kosten zijn gemaakt, maar aangevoerd dat ingebrekestelling en sommatie niet (ook) namens Prijsvrij zijn gedaan. Bovendien zijn er volgens Vueling dubbeltellingen, omdat kosten van advies en in gebreke stellen zijn begrepen in de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
5.25.
Uit de stellingen in de inleidende dagvaarding kan worden opgemaakt dat Prijsvrij gezamenlijk is opgetrokken met [bedrijf 1] (en Stichting Reizigers Belangen). Dit ligt ook voor de hand, gelet op de samenwerking tussen Prijsvrij en [bedrijf 1] en de betalingsverplichting van Prijsvrij jegens de reizigers van wie de vluchten zijn geannuleerd. Prijsvrij is bovendien tezamen met [bedrijf 1] uitdrukkelijk genoemd in de ingebrekestelling van 15 februari 2022:

we write on behalf of our clients Prijsvrij.nl B.V. (…) and [bedrijf 1] (…) and its costumers’(productie 19 bij de inleidende dagvaarding). Reeds in het licht hiervan is het verweer, kort gezegd, dat Prijsvrij geen buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, onvoldoende toegelicht.
5.26.
Prijsvrij heeft echter niet (voldoende) toegelicht en gespecificeerd welke van de kosten die zij in de inleidende dagvaarding afzonderlijk heeft benoemd (juridisch advies, ingebrekestellingen, oprichting stichting) geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor het Besluit en de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten (art. 241 Rv). Het hof wijst daarom alleen een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toe, te berekenen overeenkomstig het bepaalde in het Besluit. Deze vergoeding bedraagt € 2.537,20 (€ 875,00 + 0,01 x (€ 176.220,27 – € 10.000)). De wettelijke rente van art. 6:119 BW daarover is toewijsbaar vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, dat is 15 maart 2022.
5.27.
De vordering van Prijsvrij om Vueling te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Vueling heeft voldaan, met de wettelijke rente van art. 6:119 BW, is toewijsbaar.
5.28.
Bij of na dit arrest wordt een certificaat voor internationale tenuitvoerlegging afgegeven, zoals bedoeld in art. 53 Brussel I bis-verordening, in samenhang met bijlage I van deze verordening.
Proceskosten
5.29.
Vueling is in het ongelijk gesteld en behoort daarom de proceskosten van beide instanties te dragen.
5.30.
Hetgeen Prijsvrij heeft aangevoerd, rechtvaardigt niet het oordeel dat sprake is van buitengewone omstandigheden die voldoende grond opleveren om Vueling te veroordelen in de werkelijk gemaakte proceskosten, mede in het licht van de hierbij gepaste terughoudendheid. Het hof volgt dus niet het standpunt dat Prijsvrij in eerste aanleg hierover heeft ingenomen. Het hof stelt de proceskosten aan de zijde van Prijsvrij tot op heden met inachtneming van het liquidatietarief als volgt vast:
Eerste aanleg
- explootkosten € 103,33
- vertaling dagvaarding € 3.121,80
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat € 3.760,00 (tarief V, geldend op 10 januari 2024, 2 punten)
totaal € 12.722,13
Hoger beroep
- explootkosten € 112,37
- griffierecht € 6.561,00
- salaris advocaat € 3.572,00 (tarief V, 1 punt)
totaal € 10.245,37

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
6.2.
veroordeelt Vueling om aan Prijsvrij € 176.220,27 te betalen, elk daarin begrepen bedrag met betrekking tot een geannuleerde en/of niet-uitgevoerde vlucht te vermeerderen met de wettelijke rente van art. 6:119 BW vanaf de datum waarop Veuling de desbetreffende vlucht annuleerde, althans niet uitvoerde ingeval de vlucht niet vooraf is geannuleerd, tot de dag van betaling;
6.3.
veroordeelt Vueling om aan Prijsvrij € 2.537,20 te betalen voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente van art. 6:119 BW vanaf 15 maart 2022 tot de dag van betaling;
6.4.
veroordeelt Vueling om al hetgeen Prijsvrij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan Vueling heeft voldaan, aan Prijsvrij terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente van art. 6:119 BW vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
6.5.
veroordeelt Vueling in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van Prijsvrij vastgesteld op € 12.722,13 voor de eerste aanleg, € 10.245,37 voor het hoger beroep en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, alles te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan, tot de dag van betaling;
6.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
verstaat dat aan Prijsvrij het certificaat wordt afgegeven dat is bedoeld in art. 53 Brussel I bis-verordening;
6.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en E.M. de Stigter en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.