Het hof is voornemens de volgende vragen te stellen aan het IJI:
1.) In welk(e) geval(len) is ING naar Indiaas recht aansprakelijk voor de schade van Dymi wegens het beslag op het schip op 22 februari 2016?
2.) Is bij de beantwoording van vraag 1 van belang of ING al dan niet te kwader trouw in de zin van Indiaas recht was? Zo ja, is de kwade trouw van belang zowel bij de vraag naar de onrechtmatigheid van het beslag als bij de schadeplichtigheid? Hoe wordt het begrip kwade trouw naar Indiaas recht ingevuld?
3) Is bij de beantwoording van vraag 1 van belang dat de Chrisomar-uitspraak van
14 september 2017 van het Supreme Court dateert van na het beslag?
4.) Is bij de beantwoording van vraag 1 van belang dat de Admiralty Act van 1 april 2018 dateert van na het beslag?
5.) Is voor de beantwoording van vraag 1 van belang dat ING een
undertakingheeft afgegeven dat zij schadevergoeding zal betalen als het beslag onrechtmatig blijkt te zijn gelegd?
6.) Op welke wijze wordt de hoogte van de schade naar Indiaas recht vastgesteld? Speelt kwade trouw naar Indiaas recht een rol bij de begroting van de schadevergoeding? Heeft Dymi een schadebeperkingsplicht naar Indiaas recht? Zo ja, wat wordt Dymi geacht dan te doen of na te laten naar Indiaas recht? Is daarbij de veronderstellenderwijs aangenomen kwade trouw van ING naar Indiaas recht van belang? Valt het opheffingsgeding te beschouwen als een schadebeperkende handeling naar Indiaas recht?
7.) Zijn er nog andere punten, die van belang zijn voor de beoordeling van het geschil?