In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de hoogte van de koopprijs van een restaurant dat door [appellant] aan [geïntimeerde] is verkocht. De zaak is op 28 januari 2025 behandeld en betreft een tussenarrest waarin het hof [appellant] heeft toegelaten tot bewijslevering. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs nog niet geleverd is en heeft [appellant] de gelegenheid gegeven om nadere bewijsstukken over te leggen. De procedure is voortgezet na een eerdere zitting op 17 januari 2023, waar het hof een bewijsopdracht heeft gegeven. Tijdens de enquête heeft [appellant] twee getuigen gehoord, maar [geïntimeerde] heeft afgezien van contra-enquête. De feiten zijn vastgesteld, waarbij onder andere naar voren komt dat [geïntimeerde] de eenmanszaak sinds 9 augustus 2019 drijft en dat er contante betalingen zijn gedaan in het kader van de koopovereenkomst. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de schriftelijke verklaringen van beide partijen beoordeeld, maar concludeert dat het bewijs nog onvoldoende sterk is voor een bewezenverklaring. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om bankafschriften over te leggen ter ondersteuning van zijn stellingen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling op 25 februari 2025.