ECLI:NL:GHAMS:2025:2219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
23-000160-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van brandstichting na onderzoek naar betrokkenheid verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2021. De verdachte, geboren in 1991, was beschuldigd van brandstichting in een woning te Amsterdam op 5 januari 2020. De tenlastelegging stelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht door vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor aanwezige personen met zich meebracht. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank de verdachte vrijsprak, omdat niet bewezen kon worden dat hij verantwoordelijk was voor de brand. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd, maar kwam tot de conclusie dat ook niet wettig en overtuigend was bewezen dat de brand was aangestoken. Het hof baseerde deze beslissing op de verklaringen van de moeder van de verdachte en de bevindingen van de brandweer, die wezen op de aanwezigheid van een elektrische wasdroger in de woning. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000160-21
datum uitspraak: 3 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-004912-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 januari 2020 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met (de vlam van) een aansteker, althans een brandend voorwerp, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) kledingstuk(ken), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat/die kledingstuk(ken) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of (ten gevolge waarvan) (forse) rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (goederen in en rondom) voornoemde woning en/of aangrenzende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning en/of aangrenzende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet geheel met de overwegingen in het vonnis kan verenigen.

Vrijspraak

De rechtbank achtte bewezen dat de brand is aangestoken, maar niet dat het de verdachte daarvoor verantwoordelijk was en heeft de verdachte vrijgesproken.
Het hof kan de overwegingen van de rechtbank over de betrokkenheid van verdachte goed volgen, maar acht evenmin bewezen dat de brand is aangestoken.
De officier van dienst van de brandweer heeft geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de brand is aangestoken,
omdater nabij de brand geen stroompunten of elektrische apparatuur aanwezig waren die vlam konden vatten. Het hof constateert echter op basis van de zich in het dossier bevindende foto’s en de verklaring van de moeder van verdachte, dat zich een elektrische wasdroger op de overloop van de woning bevond (pagina A 031 van het procesdossier). Waar de droger ten tijde van de brand precies stond is niet duidelijk geworden. De moeder van verdachte heeft verklaard dat zij de droger aan de kant heeft moeten duwen om er langs te komen toen zij vanuit haar kamer naar de kamer van haar andere zoon vluchtte. Daarnaast was er, in tegenstelling tot wat het rapport vermeldt, wel een stroompunt (stopcontact) in de nabijheid van de trap, zoals is te zien op pagina A031 van het procesdossier. Ten slotte slaat het hof acht op een opmerking (pagina A 61 van het Aanvullend Procesdossier) die kort na de brand is gemaakt door de officier van dienst aan de meldkamer, inhoudende: “heeft gebrand in de wasmachine” (
het hof begrijpt de wasdroger). In het dossier ontbreekt echter een foto van de voorkant van de wasdroger.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de brand is gesticht, zoals aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. P. Greve en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Pattinama, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2025.
=========================================================================
[…]