Op 26 augustus 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2024. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar vernietigt de opgelegde straf en de beslissing omtrent de vordering tenuitvoerlegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, maar het hof legt een lagere gevangenisstraf van 4 jaar op, in combinatie met een tbs-maatregel met dwangverpleging. De zaak betreft een verdachte die in het verleden al meerdere keren in aanraking is gekomen met justitie en die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het hof oordeelt dat de veiligheid van anderen het opleggen van de tbs-maatregel vereist, gezien het hoge recidiverisico en de ernst van de feiten. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan onderzoeken, wat de beoordeling van zijn psychisch functioneren bemoeilijkt. De reclassering heeft negatief geadviseerd over de mogelijkheden van behandeling en het risico op recidive is hoog. Het hof concludeert dat de verdachte, ondanks zijn recente positieve veranderingen in het leven, nog steeds een gevaar vormt voor de samenleving. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf wordt afgewezen, omdat het hof dit niet opportuun acht in het licht van de opgelegde tbs-maatregel.