Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3] B.V.,
[bedrijf 8],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“Onderwerp Voorlopige gunningsbeslissing inzake Europese aanbesteding van een grondhuurovereenkomst ten behoeve van een exploitatierecht voor de realisatie en exploitatie van 50 seizoenstrandbouwwerken (strandhuisjes) op het Noordzeestrand nabij [plaats 4] (…)”heeft de gemeente [plaats 5] aan [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ) medegedeeld
“het voornemen”te hebben
“de opdracht te gunnen aan de combinatie waar uw bedrijf onderdeel van uitmaakt, te weten: (…), [bedrijf 8] (…) en [bedrijf 7] ”.De aanbesteding is later definitief aan voormelde combinatie gegund.
“Organogram [plaats 4] ”, heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] en in kopie aan [naam 2] een
“organogram van [plaats 4] ”doen toekomen.
“een schematische weergave”van de
“constructie”rondom [appellant] met een
“verduidelijking”toegezonden. In deze schematische weergave staat vermeld
“ [appellant] Ontwikkeling Beach Lodges”. De
“Verhuur- en exploitatie rechten”staan in deze schematische weergave bij een andere vennootschap ( [bedrijf 9] ) vermeld en
“gaan”- zo staat in de verduidelijking vermeld -
“middels overeenkomsten naar [bedrijf 11] .”
“een paar opmerkingen”over voormelde schematische weergave gestuurd. Deze opmerkingen luiden:
“(…) Daarnaast vind ik het nog belangrijk om te noemen dat de aandelen die de [bedrijf 8] overhoudt in [bedrijf 9] nadat de verkoop heeft plaats gevonden in dezelfde handen moet komen als waar de exploitaie zit, namelijk: [bedrijf 10] (of dochter). [bedrijf 9] zal namelijk niet alle aandelen leveren aan de
“(…) Ik bedoel met ‘beheer’ ook eenexploitatiesamenwerkingsovktussen [bedrijf 9] en [bedrijf 10] . Voor de verhuuractiviteiten wordt dan eenverhuursamenwerkingsovkgesloten tussen [bedrijf 9] en [bedrijf 11] . (…)”en
“(…) Prima, maar de eventuele garantstellingen en aansprakelijkheden vanuit de aanbesteding moeten dan ook naar die BV. Als dit conform de grondhuurovereenkomst en aanbestedingsregels mogelijk is, dan is dit
“(…) Zoals zojuist besproken heb ik nog een financieringsovereenkomst nodig tussen [appellant] en [bedrijf 18] (…). Heb jij een concept liggen wat ik kan gebruiken? (…)”,waarop [naam 1] bij mail van 2 februari 2016
“een opzet zoals wij deze hebben gehanteerd”heeft toegezonden, met de mededeling dat
“Als jij hem aanpast, wil ik nog wel even met je meelezen.”
“ [bedrijf 12] ”, heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] een powerpoint-bijlage doen toekomen. Deze bijlage bevat een organogram, waarin onder meer staat vermeld:
“ [bedrijf 11]
“ [appellant] -
“werkzaamheden voor [plaats 4] ”(producties 64 en 65 - abusievelijk genummerd 53 en 54 - [appellant] ).
“Concept voor discussiedoeleinden 5 december 2019”met de titel
“HERSTRUCTURERING [bedrijf 8] ”onder
“2. Huidige structuur”(hierna ook: RSM-rapport, productie 15 [appellant] ).
“herstructurering”, heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] / [naam 2] medegedeeld:
“Inleiding”van het RSM-rapport staat vermeld:
“4. Structuur na deze stap”.
“de concept jaarrekening van [bedrijf 8] ”doen toekomen, met de mededeling:
“(…) Resultaat was € 596.643,- maar ik heb 42K voor [appellant] laten afboeken. Mocht dit door gaan, dan ontvangt [bedrijf 8] nog een aanbrengprovisie. (…)”.
in grijze kleuronder
“7. Structuur na participatie [naam 3] en [naam 4] ”.
) even gezamenlijk overleggen over [bedrijf 12] .
“de afspraken met [bedrijf 22] tab [plaats 4] nog even op de mail”te zetten,
“dan kunnen wij ook gaan nadenken over een oplossingsrichting.”
“Integraal voorstel”,heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] / [naam 2] een voorstel gedaan om
“tot een oplossing”te komen, inhoudende:
“ons erg teleurstelt”en rechtsmaatregelen aangezegd.
4.Beoordeling
tussen [bedrijf 8] , [geïntimeerde 3] en [appellant]te verklaren voor recht i) dat [bedrijf 8] en [appellant] zijn overeengekomen dat de economische rechten van het [appellant] (ontwikkeling, verhuur en/of exploitatie van de [appellant] ) aan [appellant] toebehoren, althans dat tussen [bedrijf 8] en [appellant] is overeengekomen dat [appellant] de ontwikkeling, verhuur en/of exploitatie van de [appellant] zal uitvoeren. Ook heeft zij gevorderd ii) [bedrijf 8] en/of [geïntimeerde 3] te veroordelen toe te staan dat bedoelde overeenkomst wordt uitgevoerd en/of, waar nodig of wenselijk, medewerking te verlenen aan het uitvoeren van die overeenkomst, op straffe van een dwangsom.
tussen [bedrijf 8] , [geïntimeerde 3] en [appellant], kort gezegd, i) te verklaren voor recht dat [bedrijf 8] en [appellant] zijn overeengekomen a) dat [appellant] de ontwikkeling van de [appellant] die onderdeel zijn van [appellant] zal uitvoeren en b) dat [appellant] de verhuur en/of exploitatie van die [appellant] zal uitvoeren en zij handhaaft haar hiervoor onder 4.1.ii) weergegeven vordering. [appellant] vordert - zo begrijpt het hof: voor zover het bestaan van een overeenkomst als vorenbedoeld tussen [bedrijf 8] en [appellant] niet zou komen vast te staan -
inzake [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant], kort gezegd, iii) te verklaren voor recht dat [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] aansprakelijk is/zijn voor de schade die [appellant] heeft geleden en/of nog zal lijden als gevolg van de onbehoorlijke taakvervulling dan wel het handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid/zorgplicht dan wel het onrechtmatig handelen door [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] en zij handhaaft haar hiervoor onder 4.1.iv) weergegeven vordering.
(grieven 1 tot en met 5).
(grief 1)is het [appellant] ondanks gebreken in het bestemmingsplan (inmiddels) volledig uitvoerbaar en wordt dit niet (meer) geblokkeerd door bestemmingsplanperikelen. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [geïntimeerden] betoogd dat de grondhuurovereenkomst tussen de gemeente [plaats 5] en de aanbestedende partijen nog niet was getekend, dat er nog geen onherroepelijke vergunningen lagen en dat niet voorspeld kon worden wanneer de ontwikkeling kan worden gestart en dat nog onduidelijk was hoe deze er precies uit komt te zien. [appellant] heeft dit niet althans onvoldoende weersproken. Bij die stand van zaken houdt het hof het ervoor dat de start van de ontwikkeling en de exacte wijze van ontwikkeling van het project in elk geval ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog ongewis waren.
“Vooruitlopend op de toekomst (…) alvast een aantal zaken aan het formaliseren”is, dat hij graag een overeenkomst op wil stellen tussen [bedrijf 8] en [appellant] , dat
“Alle rechten omtrent de gewonnen aanbesteding (…) formeel ook over”moeten naar [appellant] , vraagt hij [naam 1] / [naam 2] een concept overeenkomst op te stellen en bedankt hij [naam 1] / [naam 2] voor het meedenken (rov. 3.35). Een dergelijke overeenkomst is door [naam 1] / [naam 2] niet opgesteld. Bij mail van 3 september 2020 geeft [geïntimeerde 2] vervolgens aan [naam 1] / [naam 2] te kennen dat ook hij met Roompot het gesprek aangaat over een deal en vraagt hij in hoeverre [naam 1] / [naam 2] gebonden zijn
“om vanuit de [bedrijf 11] deal alle ontwikkelingen met Roompot te doen?”en of
“we bij bovengenoemde projecten bijvoorbeeld nog wel zelf de exploitant bepalen omdat dit al liep?”(rov. 3.38). Dat daarop een concrete reactie van [naam 1] / [naam 2] is gevolgd, is het hof niet bekend.
“wij (…) weer een stap verder”zijn en
“Hopelijk kunnen we volgend jaar starten”(rov. 3.40)
.Hieruit maakt het hof op dat [geïntimeerde 2] ook nadat [naam 1] / [naam 2] met Roompot in zee waren gegaan de intentie had tot samenwerking met betrekking tot het [appellant] .
(grieven 2 en 4). Beide partijen, [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] , hadden in het begin van hun samenwerking in 2015 de bedoeling om de ontwikkeling van het [appellant] in [appellant] terecht te laten komen. De jaren daarna blijkt het project een minder grote prioriteit te hebben. Dit zal mede te maken hebben gehad met de - door beide partijen bij de mondelinge behandeling benoemde - onzekerheid over de doorgang van het project door onder andere bestemmingsplanperikelen, en het past bovendien in de tamelijk vrijblijvende, zo niet nonchalante, wijze waarop [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] samenwerkten en waarbij in de loop van de jaren (in dit geval 2015-2021) niet of nauwelijks iets concreet werd vastgelegd tot het moment waarop daadwerkelijk schriftelijke overeenkomsten getekend moesten worden. Met ingang van september 2020 is [bedrijf 12] - waarvan [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] sinds mei 2020 enig aandeelhouders zijn - enig aandeelhouder en bestuurder van [appellant] (rov. 3.36 en 3.37). Gelet op de professionaliteit en kennis en ervaring van [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] wisten zij althans hadden zij behoren te weten, dat om de aanbestedingsrechten - voor zover dit al mogelijk werd geacht - vanuit [bedrijf 8] in [appellant] te krijgen formaliteiten in acht genomen moesten worden en dit nader vormgegeven diende te worden. Niet gebleken is dat [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] daar invulling aan hebben gegeven. Weliswaar heeft [geïntimeerde 2] in een mail van 13 augustus 2020 (rov. 3.35) aan [naam 1] / [naam 2] gevraagd of zij een derde partij willen vragen daartoe een concept overeenkomst op te stellen, maar niet gebleken is dat daaraan een vervolg is gegeven. Ook dit sluit naar het oordeel van het hof aan bij de vrijblijvende samenwerking tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] en het ligt in de rede dat ook dit zijn oorzaak vond in de onzekerheid over de doorgang en daarmee van de voortgang van het [appellant]
(grief 4). [geïntimeerde 2] gaat in meerdere mails (van eind 2020) daterend van na de overdracht van de [bedrijf 11] -entiteiten aan Roompot en van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] nog uit van een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] (vgl. rov. 3.45 en 3.47). Verdere concretisering en vastlegging van de samenwerking blijft wederom uit.
(grief 3), maar dit kan haar niet baten. Uit de enkele omstandigheid dat [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] op bepaalde punten hebben gehandeld overeenkomstig hun intentie volgt naar het oordeel van het hof niet dat, mede gelet op de gebruikelijke wijze waarop partijen met elkaar samenwerkten, gezegd kan worden dat bij [naam 1] / [naam 2] reeds het redelijk vertrouwen kan hebben voorgezeten dat tussen partijen heel concreet overeenstemming bestond over de essentialia van een overeenkomst over de economische rechten van het [appellant] .
“scherp”te moeten zijn
“op de ontwikkeling van [plaats 4] . Dit is gewonnen door [bedrijf 8] , dus dit kunnen wij hier niet los van zien als we [bedrijf 8] verkopen. De ontwikkeling doen wij weliswaar met z’n 3-en, maar we moeten nog wel vergoedingen betalen qua aanbreng, [bedrijf 8] en [NAAM] / [naam 5] .”,kan slechts een intentie tot gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] worden opgemaakt. Hetzelfde kan worden gezegd van de mail van [geïntimeerde 2] van 13 augustus 2020 (rov. 4.19 en 3.35), het door [appellant] overgelegde afschrift uit de administratie van [appellant] (productie 22 [appellant] ) met betrekking tot kosten uitvoering [appellant] en de in de akte houdende levering van aandelen [appellant] opgenomen verplichting tot betaling van een secundaire koopprijs bij verlening van de vergunning voor realisatie van het [appellant] waaruit naar het oordeel van het hof niet meer en niet minder valt op te maken dan dat er bij partijen een intentie bestond tot een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] , maar niet dat over de essentialia van een overeenkomst al overeenstemming bestond.
grief 4,rov. 3.44, bijvoorbeeld:
“(…) [naam 6] : Eigenlijk is het zo dat wij de ontwikkeling gaan doen en alle kosten, opbrengsten en winst en zo, zijn allemaal voor ons, alleen we kregen - en dat bleek eigenlijk twee jaar geleden ook met [appellant] toen: dat het heel lastig is om het eruit te krijgen, want er is altijd een klein risico, dat als je een aanbesteding overdraagt aan een andere vennootschap, dat de nummer twee bijvoorbeeld bezwaar zou kunnen gaan maken. (…) Alleen de ontwikkeling blijft gewoon bij ons, maar de aanbesteding moet fysiek in die vennootschap blijven zitten. (…) Ik heb een overeenkomst met ze gesloten dat wij gewoon de ontwikkeling gaan doen. (…) [naam 4] : Ja, maar daarom hadden die verhuur- en exploitatierechten in Beachlodges [appellant] moeten zitten. Waar ze volgens mij ook gewoon thuishoren. Dan waren we vrij geweest. (…) [naam 6] : Dat was m’n bedoeling. Sterker nog, ik heb dat zelf ook eerder geprobeerd toen, weet je wel, toen ik ook de aandelen heb overgedragen aan [appellant] . Je krijgt ’m daar niet uit. (…)”).Hierna verslechteren de verhoudingen tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] .
(grief 5)valt ook niet op overtuigende wijze af te leiden uit de e-mailberichten van [geïntimeerde 2] van 13 augustus 2020 (zie rov. 4.24) en 14 augustus 2020 waarop [appellant] wijst (productie 82 [appellant] ) waarin [naam 1] voorstelt om bij de koop van de aandelen [appellant] op te nemen dat
“zodra er voor gekozen wordt om het project te houden”de secundaire prijs in termijnen mag worden betaald,
“dan hebben we meer tijd om dat vanuit de exploitatie te kunnen betalen”,waarop [geïntimeerde 2] heeft geantwoord
“de punten”mee te nemen en het in de akte houdende levering van aandelen [appellant] bepaalde over de secundaire koopprijs (zie rov. 4.24). Integendeel, het blijft steken in min of meer vrijblijvende intenties en niet in concrete, harde, toezeggingen. Hetzelfde moet gelden voor de e-mail van 3 september 2020 (rov. 3.38) waarin [geïntimeerde 2] na overdracht van de [bedrijf 11] -entiteiten aan Roompot vraagt in hoeverre [naam 1] / [naam 2] gebonden zijn alle ontwikkelingen met Roompot te doen en of ze ter zake van het [appellant]
“nog wel zelf de exploitant”kunnen
“bepalen omdat dit al liep”, het transscript van het telefoongesprek van 28 december 2020 (zie rov. 3.44) en een mail van diezelfde dag (rov. 3.45) waarin [geïntimeerde 2] meldt:
“Zoals telefonisch besproken is het te risicovol om de gewonnen aanbesteding uit [bedrijf 8] te halen. Dit bleek 2 jaar geleden overigens ook al toen we juristen dit hebben laten uitzoeken voor [appellant] . De aanbesteding blijft qua verhuur en exploitatie in [bedrijf 8] , maar [geïntimeerde 3] BV (dochter [bedrijf 12] / [appellant] ) gaat ontwikkelen”,en de jaarrekening van [appellant] over 2019 (productie 27 [appellant] ) waarin staat dat
“op basis van de ontvangen vergunning, de verwachte exploitatie en de herfinanciering (…) er een reële verwachting”is
“op een positieve exploitatie, vermogen en werkkapitaal.”.
(grief 3). Immers, ook als dat het geval was, is geen overeenkomst tot stand gekomen. De vorderingen onder 4.5 i) onder a) en b) kunnen daarom niet slagen.
(grief 6). [appellant] stelt zich - voor zover gelet op het hiervoor overwogene nog relevant - op het standpunt dat [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] met hun handelwijze rondom de verkoop van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] aan [appellant] een corporate opportunity heeft/hebben onthouden. Met deze handelwijze hebben [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] - aldus [appellant] - inzake het [appellant] hun eigen belangen laten prevaleren boven de belangen van [appellant] . Daarmee hebben zijn hun taken als (indirect) bestuurder van [appellant] onbehoorlijk vervuld en kan hen een ernstig verwijt worden gemaakt althans hebben zij in strijd gehandeld met de redelijkheid en billijkheid en/of hun zorgplicht althans hebben zij onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] .
“ons”en
“we”,waarmee [geïntimeerde 2] [naam 1] / [naam 2] bij de afspraken over de verhuur- en exploitatierechten betrekt. Naar het oordeel van het hof komt aan de mogelijkheid voor [appellant] om op enigerlei wijze voordeel te behalen uit de verhuur- en exploitatierechten van het [appellant] dan ook eerst definitief een einde door het verslechteren van de verhoudingen tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] , net als ten aanzien van de ontwikkeling van het project.
(grief 7).