Op 9 september 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft diefstal, waarbij het hof het vonnis van de politierechter bevestigt, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 oktober 2024. Tijdens de zitting op 26 augustus 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord. Het hof heeft besloten om de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf van 60 uren en de proeftijd te verlengen. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opnieuw aan de orde gekomen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging toegewezen en de proeftijd met één jaar verlengd. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. Van Eijk, die buiten staat was om te ondertekenen.