ECLI:NL:GHAMS:2025:2378

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
23-002121-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal op een besloten erf en diefstal in vereniging met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van poging tot diefstal op een besloten erf en diefstal in vereniging. De feiten vonden plaats op 15 juni 2023, waarbij de verdachte samen met anderen probeerde een schroefboormachine en gereedschap weg te nemen van een besloten erf in Monnickendam. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op zoek was naar eten, maar het hof oordeelde dat zijn opzet gericht was op diefstal. Het hof heeft de poging tot diefstal bewezen verklaard, evenals de diefstal van een sloep in Purmerend. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 3 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van € 332,96 toegewezen aan de benadeelde partij, die het hof als voldoende onderbouwd achtte. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en het gebrek aan respect voor eigendomsrechten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002121-24
datum uitspraak: 10 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 september 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-163222-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 augustus 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2023 te Monnickendam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan/op de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), (schroef)boormachine en/of gereedschap en/of een koffer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
immers heeft verdachte:
- de deur van de schuur geopend en zich daarmee de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft,
- de verlichting van de schuur aangezet en/of
- ( vervolgens) een schroefboormachine en/of een gereedschapskoffer, althans gereedschap heeft verplaatst en/of geïnspecteerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primairhij in of omstreeks de periode van 14 juni 2023 tot en met 15 juni 2023 te Purmerend en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een sloep, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 14 juni 2023 tot en met 15 juni 2023 te Purmerend en/of te Monnickendam en/of (elders) in Nederland, een sloep, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging feit 1

De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de onder 1 ten laste gelegde poging tot diefstal. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het opzet van de verdachte niet was gericht op diefstal van het ten laste gelegde gereedschap. De verdachte was enkel op zoek naar eten, hetgeen niet is ten laste gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De aangever heeft verklaard dat hij ’s nachts zag dat de verlichting in zijn schuur aanging en dat een man, die later de verdachte bleek te zijn, in die schuur aan gereedschapskoffers zat. De aangever liep naar de schuur, maar de verdachte was al weg. Toen de politie ter plaatse kwam, verklaarde de aangever dat ook een schroefboormachine was verplaatst. Er bleken geen goederen te zijn weggenomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de schuur van de aangever op zoek was naar eten. Het hof gaat daarom ervan uit dat het opzet van de verdachte gericht was op diefstal van enig goed dat toebehoorde aan de aangever en/of zijn vrouw. De ten laste gelegde poging tot diefstal kan daarmee worden bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 juni 2023 te Monnickendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, enig goed, dat aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- de deur van de schuur heeft geopend en zich daarmee de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft,
- de verlichting van de schuur heeft aangezet en
- vervolgens een schroefboormachine en een gereedschapskoffer heeft verplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primairhij op 15 juni 2023 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen een sloep, die aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in een andere zaak van de verdachte met parketnummer 23-001079-24, die gelijktijdig maar niet gevoegd is behandeld met de onderhavige zaak.
De raadsman heeft verzocht de door de politierechter opgelegde straf voorwaardelijk op te leggen met de bijzondere voorwaarden die de reclassering in de zaak met parketnummer 23-001079-24 heeft geadviseerd. De verdachte heeft zicht op een baan en is sinds zijn laatste detentie niet meer met justitie in aanraking gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal van een goed op een besloten woonerf en diefstal in vereniging van een sloep. Dit zijn hinderlijke feiten. Door zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. De verdachte heeft in de nacht geprobeerd een goed weg te nemen uit een schuur die naast de woning van de aangever stond en is daarbij overlopen door aangever, hetgeen voor de aangever beangstigend moet zijn geweest. Daarnaast heeft de verdachte de eigenaresse van de sloep financiële schade toegebracht en ergernis en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 augustus 2025 is hij eerder veelvuldig voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Daarvoor heeft hij onder andere meerdere gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Daarnaast heeft hij eerder de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard in het verleden geen goede ervaringen te hebben gehad met de reclassering en niet open te staan voor begeleiding door GGZ Reclassering Inforsa. Gelet op de houding van de verdachte ten opzichte van de reclassering, ziet het hof geen heil in reclasseringstoezicht. Het hof acht al met al een (deels) voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzondere voorwaarden, zoals door de verdediging bepleit, een gepasseerd station.
Gelet op de ernst van de feiten en het gegeven dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, acht het hof enkel een straf passend die vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 392,00, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 372,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de vordering afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 332,96. De kosten van het verlengstuk schat het hof op € 60,00, gelet op de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing. Ten aanzien van de posten ‘tank opnieuw gevuld’ en ‘lege tank getroffen’ overweegt het hof dat slechts eenmaal het tweemaal gevorderde bedrag van € 39,00 voor de (deels) lege tank kan worden toegewezen. De overige posten acht het hof voldoende onderbouwd en zijn niet door de verdediging betwist.
De verdachte en zijn mededader(s) zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot voornoemd bedrag van € 332,96 hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen datum. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte en/of zijn mededader(s) wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 332,96 (driehonderdtweeëndertig euro en zesennegentig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 332,96 (driehonderdtweeëndertig euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 juni 2023.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. H.A. Stalenhoef en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 september 2025.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]