ECLI:NL:GHAMS:2025:2451

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
200.358.718/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontruimingsvordering huur bedrijfsruimte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een ontruimingsvordering van Reijckeroordt II B.V. tegen [naam 1], die een bedrijfsruimte huurt. De kantonrechter had eerder op 23 juli 2025 de vorderingen van Reijckeroordt toegewezen, waarbij [naam 1] werd veroordeeld tot ontruiming en betaling van huurachterstand. [naam 1] ging in hoger beroep tegen dit vonnis, met de stelling dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de vordering tot ontruiming kon worden toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2025 heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat [naam 1] sinds april 2025 geen huur meer heeft betaald en dat er geen uitzicht is op spoedige voldoening van de huurachterstand. Het hof concludeert dat er een spoedeisend belang is voor Reijckeroordt en dat de vordering tot ontruiming terecht is toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de incidentele vordering van [naam 1] tot schorsing van de executie af. Tevens wordt [naam 1] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 827,00 aan verschotten en € 2.428,00 voor salaris advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.358.718/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 11745113 KK EXPL 25-382
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 september 2025
inzake

[naam 1] h.o.d.n. Kwaliteit Supermarkt Amstelveen,

wonend te [plaats] ,
appellante,
advocaat: voorheen mr. R.A. Bos te Hoofddorp, thans geen advocaat meer,
tegen

REIJCKEROORDT II B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.P. van den Bergh te Amsterdam.
Partijen worden hierna [naam 1] en Reijckeroordt genoemd.
Tegenwoordig zijn:
mr. E.J. Bellaart - voorzitter
mr. O.J. van Leeuwen - raadsheer
mr. M.J.R. Brons - raadsheer
N.P. Rijna - griffier
W.J. Wenckebach - griffier
Na het uitroepen van de zaak zijn verschenen:
aan de zijde van [naam 1] :
- mw. [naam 1] ,
aan de zijde van Reijckeroordt:
- [naam 2] (financieel beheerder), bijgestaan door mr. Van den Bergh voornoemd.

Het geding in hoger beroep

Bij vonnis van 23 juli 2025 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovengemeld zaaknummer gewezen tussen Reijckeroordt als eiseres en [naam 1] als gedaagde, zijn de vorderingen van Reijckeroordt tot ontruiming van het door [naam 1] gehuurde en tot betaling van de huur(achterstand) toegewezen en is [naam 1] in de proceskosten veroordeeld.
[naam 1] is bij dagvaarding van 20 augustus 2025 in hoger beroep gekomen tegen dit vonnis. De appeldagvaarding bevat de grieven en een incidentele vordering tot schorsing van de executie. Op 9 september 2025 heeft Reijckeroordt een memorie van antwoord tevens antwoord in het incident genomen, met producties.
[naam 1] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Reijckeroordt alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Reijckeroordt in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente.
Reijckeroordt heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [naam 1] in de proceskosten in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2025 hebben [naam 1] in persoon en mr. Van den Bergh het woord gevoerd. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van het hof beantwoord.
Van het verhandelde op de zitting zijn zittingsaantekeningen gemaakt, die zo nodig in een apart proces-verbaal worden uitgewerkt.
Na een schorsing en hervatting van de zitting heeft het hof mondeling uitspraak gedaan, die in dit proces-verbaal schriftelijk wordt weergegeven.

De beoordeling

1. Het hof gaat uit van de door de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 1 opgesomde feiten.
2. Het hof moet beoordelen of Reijckeroordt een spoedeisend belang heeft en of in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, tot ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee tot toewijzing van de vordering tot ontruiming zal komen.
3. Het hof beantwoordt deze vragen bevestigend.
4. [naam 1] voldoet niet aan haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting tot het betalen van huur aan Reijckeroordt. Vast staat dat zij in ieder geval vanaf april 2025 geen huur meer heeft betaald. Ter zitting heeft zij toegelicht dat zij ook andere omvangrijke schulden heeft. Hierdoor bestaat ook naar haar eigen verwachting geen reëel uitzicht op een spoedige voldoening van de huurachterstand en betaling van toekomstige huurtermijnen, waardoor de huurachterstand elke maand met een bedrag van € 4.801,59 toeneemt. Het spoedeisend belang is hiermee gegeven.
5. [naam 1] heeft met grief 1 aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen omdat het aannemelijk is dat een bodemrechter in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal beslissen, gelet op de hoogte van de huurachterstand en daarmee de ernst van de tekortkoming. Grief 2 is gericht tegen de proceskostenveroordeling.
6. De grieven slagen niet. Het hof is het eens met de beslissing van de kantonrechter en maakt die beslissing tot de zijne. Het hof licht dit als volgt toe.
7. Anders dan [naam 1] stelt, valt de huurachterstand haar wel toe te rekenen. Het moge zo zijn dat dit komt door problemen met de koelcel in het gehuurde, maar omdat de koelcel niet behoort tot het gehuurde behoren problemen in verband daarmee tot het (bedrijfs)risico van [naam 1] .
8. De gevolgen voor [naam 1] zijn groot en het hof heeft dat onder ogen gezien, maar gelet op het niet voldoen van de maandelijkse huurtermijnen verwacht het hof dat ook in een bodemprocedure de ontbinding zal worden uitgesproken. In deze procedure in kort geding zal het hof daarop vooruitlopen.
9. Het hof bekrachtigt dus het bestreden vonnis.
10. Omdat het hof vandaag beslist in de hoofdzaak, betekent dit dat [naam 1] geen belang heeft bij haar incidentele vordering tot schorsing van de executie van het bestreden vonnis voor de duur van de procedure in hoger beroep. Het hof wijst deze vordering daarom af.
11. [naam 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het hof ziet geen aanleiding voor een afzonderlijke proceskostenveroordeling in het incident, aangezien het incident en het verweer daartegen zijn opgenomen in de memories van partijen en beperkt van omvang zijn. De kostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing

Het hof:

I. bekrachtigt het bestreden vonnis;
II. wijst de incidentele vordering van [naam 1] af;
III. veroordeelt [naam 1] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Reijckeroordt begroot op € 827,00 aan verschotten en
€ 2.428,00 (tarief € 1.214,00 x 2 punten) voor salaris advocaat;
IV. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 29a lid 3 Rv is ondertekend door de voorzitter.
------------------------------
De voorzitter