Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,gevestigd te Amsterdam,
tevens geïntimeerden in incidenteel appel,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
mr. Lutjens voornoemd en mr. H.L. Doorn, advocaat te Amsterdam, en [geïntimeerde] door
mr. Andriessen voornoemd en mr. F.A.M. ten Broeke, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
uitvoerbaar bij voorraad alsnog:
1 januari 2007 premie moet betalen aan het O&O-fonds en het Aanvullingsfonds conform de bepalingen van deze cao’s;
3.Feiten
2. De onder 1 bedoelde ondernemingen zijn:
Asbest verwijderen / saneringen (Kleinschalig)
(a) gegevens die door de bonden/het bedrijfsleven zijn aangeleverd ter beoordeling van de mate van representativiteit;
(b) de resultaten van de door de minister gehouden steekproeven ter controle op die gegevens; en
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
tenzijde asbestverwijdering plaatsvindt als voorbehandeling ten behoeve van het aanbrengen, herstellen, bekleden afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen. Meer concreet betekent dit - kort gezegd - dat de Fondsen eerst moeten stellen, en bij betwisting door [geïntimeerde] , zo nodig bewijzen, dat de onderneming van [geïntimeerde] in overwegende mate asbestverwijderingswerkzaamheden aan of op bouwwerken verricht (de hoofdregel) en vervolgens dat deze asbestverwijderingswerkzaamheden
nietplaatsvinden als voorbehandeling op het aanbrengen van isolerende materialen (de isolatie-uitzondering).
uitsluitendbezig houdt met het verwijderen van (voornamelijk klein soortige) asbesthoudende materialen, dat die asbestsaneringen veelal/nagenoeg uitsluitend plaatsvinden in/aan particuliere woningen en voornamelijk in opdracht van woningstichtingen van eigenaren en particulieren en dat het nagenoeg uitsluitend gaat om kleinschalige asbestverwijdering (zoals dakplaten, golfplaten, amosieplaten, plafond, kachels, vloerbedekking, bitumen, buizen, vloerplaten). Hieruit volgt afdoende dat de asbestsaneringen van [geïntimeerde] nagenoeg uitsluitend plaatsvinden aan of op bouwwerken als bedoeld in artikel A.2 sub a onder 17 van het Verplichtstellingsbesluit en niet (ook) ten behoeve van milieubehoud als bedoeld in de cao [bedrijf] . Evenmin is gebleken van enige andere activiteit dan asbestverwijdering aan of op bouwwerken door [geïntimeerde] . Dat APG dit niet voldoende zou hebben onderzocht, zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd, kan gelet hierop niet worden gevolgd. Evenmin heeft [geïntimeerde] onderbouwd dat zij ook andere activiteiten dan asbestsaneringen aan of op bouwwerken ontplooit, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Grief 3 in incidenteel appel faalt derhalve.
grieven 2, 3 en (een deel van) 4 in principaal appelbetogen de Fondsen dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van [geïntimeerde] onder de isolatie-uitzondering vallen, terwijl [geïntimeerde] met
grief 5 in incidenteel appelaanvoert dat ook de werkzaamheden waarbij asbest wordt verwijderd in verband met brandwerendheid, de wens tot renovatie of vanwege gezondheidsrisico’s - anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld -onder de isolatie-uitzondering vallen.
nietplaatsvinden als voorbehandeling ten behoeve van het aanbrengen, herstellen, bekleden afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen (zie hiervoor rov. 5.11). Uit de woorden ‘voorbehandeling’ en ‘ten behoeve van’ in de tekst van de isolatie-uitzondering in artikel A.2 sub a onder 17 van het Verplichtstellingsbesluit leidt het hof af dat - voor toepasselijkheid van de isolatie-uitzondering - tussen het verwijderen van asbest en het aanbrengen van isolerende materialen in ieder geval een zekere connexiteit moet bestaan. De term ‘voorbehandeling’ duidt op een functionele band tussen de asbestverwijdering en een specifiek doel, te weten het vervolgens (kunnen) aanbrengen van isolatie.
grief 6 in incidenteel appelbetoogt [geïntimeerde] dat de kantonrechter ten onrechte de door haar gevorderde verklaring voor recht dat het Verplichtstellingsbesluit, de cao Bouw & Infra en de cao BTER in de periode vanaf 1 januari 2007 tot 2016 niet van toepassing zijn op [geïntimeerde] heeft toegewezen. [geïntimeerde] betwist dat niet in geschil is dat zij vanaf 2016 wel onder de werkingssfeer van de Bouwregelingen valt. Volgens [geïntimeerde] moet de door haar gevorderde verklaring voor recht gelden tot
en met2016 in plaats van
tot2016, omdat de isolatie-uitzondering per 1 januari 2016 in de cao BTER is vervallen, per 8 april 2016 in de cao Bouw & Infra en per 15 juli 2016 in het Verplichtstellingsbesluit. Met
(een deel van) grief 4 in principaal appelbetogen de Fondsen dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de Fondsen geen belang hebben bij hun vorderingen voor zover die zien op een “kortere periode” (vanaf 2016).