Uit de stukken en het behandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer gebleken dat er al lange tijd ernstige zorgen bestaan over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. De kinderen hebben in hun jonge levens al veel meegemaakt. Door de onrustige en onveilige thuissituatie is in mei 2020 een ondertoezichtstelling voor de kinderen uitgesproken.
In 2021 is Parlan bij het gezin betrokken geraakt en is gestart met intensieve ambulante hulpverlening. Ook is een relatietherapeut voor de ouders ingezet en hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een eigen coach gekregen. De probleemanalyse door Parlan kwam moeizaam op gang, omdat de moeder geen vertrouwen in Parlan had en de Nederlandse taal onvoldoende machtig is.
In juni 2022 is een Nika-training ingezet, waarbij de hechtingsrelatie tussen ouder en kind centraal stond..
In augustus 2022 heeft MEE een psychologisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij is vastgesteld dat de moeder een SON-IQ van 59 heeft. Vanwege de LVB-problematiek (licht verstandelijke beperking) bij de moeder beklijven aangeleerde vaardigheden niet bij haar, waardoor zij voortdurend wordt overvraagd in de dagelijkse zorg voor de kinderen. Het lukt haar niet om de kinderen structureel de veiligheid, stabiliteit en duidelijkheid te bieden die zij nodig hebben. Bij alle drie de kinderen is sprake van een forse taalachterstand. Het lukt de moeder niet om de kinderen hierin te stimuleren en te ondersteunen. Over de leerbaarheid van de moeder bestaan al lange tijd zorgen. Zij erkent haar beperkte belastbaarheid onvoldoende, waardoor zij de hulpverlening niet als ondersteuning ziet, maar als een bedreiging ervaart. Daarnaast verblijft de vader vanwege niet-aangeboren hersenletsel in een zorginstelling en is ook hij niet beschikbaar voor de kinderen.
Het MDO heeft in februari 2023 nog geen verbetering geconstateerd in de emotionele beschikbaarheid van de moeder voor haar kinderen. Er blijven bovendien zorgen bestaan over de hygiëne en basale verzorging van de kinderen.
De hulpverlening van Parlan is per 1 maart 2023 beëindigd, omdat de ingezette ondersteuning niet passend was bij de problematiek van de moeder. Het gezin is toen overgedragen aan het wijkteam en tevens aangemeld bij Sensa Zorg voor intensieve praktische ondersteuning. Sensa Zorg heeft wekelijks bezoeken aan huis gebracht, maar ook hier laat de bereidheid van de moeder tot samenwerking te wensen over en blijven er grote zorgen over de basale zorg voor en veiligheid van de kinderen bestaan. Zo zijn er signalen van slaan en (emotionele) verwaarlozing. [minderjarige 3] draagt, ondanks dat zij zindelijk is, een luier, is erg naar binnen gekeerd en lijkt meer te kunnen dan haar wordt aangeboden. De betrokken hulpverleners van Sensa Zorg hebben aangegeven niet verder te kunnen met de moeder, omdat het plafond van haar mogelijkheden is bereikt. Daarom is op 10 oktober 2024 een verzoek ingediend voor een machtiging uithuisplaatsing van de kinderen. Aan de bij beschikking van 10 oktober 2024 voor alle drie de kinderen afgegeven machtigingen uithuisplaatsing (tot 30 januari 2025) is wegens het niet kunnen vinden van een bestendige, passende plek geen uitvoering gegeven. Mede in dat licht is er geen verlenging van de machtiging afgegeven door de kinderrechter bij beschikking van 27 januari 2025 voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . In die beschikking is de machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor [minderjarige 3] wel verlengd tot 14 mei 2025. Ook aan die beschikking is door de GI geen uitvoering gegeven, waardoor [minderjarige 3] feitelijk thuis is blijven wonen. Nadat de GI de onveiligheid bij de moeder vervolgens als (te) hoog had ingeschat en er onvoldoende waarborgen waren om de minimale veiligheid van de kinderen te garanderen, zijn de kinderen op 14 mei 2025 alsnog met spoed uit huis geplaatst. Momenteel verblijven zij in een gezinshuis van Zorgstip. De kinderen wonen gezamenlijk in een appartement, waarbij [minderjarige 3] 24-uursbegeleiding krijgt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gestart met kamertraining. Zodra zij zijn uitgestroomd zal de GI de beoordelingsboog inzetten voor [minderjarige 3] , wat naar verwachting meer duidelijkheid zal geven over haar opgroeiperspectief.
De omgang tussen de moeder en [minderjarige 3] vindt onder begeleiding plaats. Blijkens de verklaring van de GI tijdens de zitting in hoger beroep hebben er sinds de uithuisplaatsing drie omgangsmomenten plaatsgevonden. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bezoeken de ouders zelfstandig.