ECLI:NL:GHAMS:2025:2614
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten rechtsbijstand en reiskosten in hoger beroep onder artikel 530 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoekschrift op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het hoger beroep werd ingesteld door de appellant, die verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand en reiskosten in verband met zijn strafzaak. De rechtbank had eerder een deel van de verzochte kosten toegewezen, maar ook gematigd. De appellant was niet verschenen tijdens de behandeling in raadkamer, maar zijn advocaat heeft het standpunt van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft de verzoeken van de appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verzochte vergoedingen voor rechtsbijstand en reiskosten niet in het oog springend bovenmatig waren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de appellant een totale vergoeding van € 5.355,02 toegekend, bestaande uit verschillende onderdelen zoals kosten van rechtsbijstand en reiskosten. De uitspraak benadrukt de ruimte die rechters hebben om af te wijken van de door advocaten ingediende declaraties, mits er gronden van billijkheid aanwezig zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.