In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking en had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als degene die de geldbedragen in ontvangst heeft genomen, omdat er onvoldoende bewijs is dat zij daadwerkelijk de handtekeningen op de kwitanties heeft gezet. De verdachte was werkzaam bij een organisatie die subsidies verstrekt aan buurtbewoners en had verschillende projecten onder haar hoede. De administratie bleek chaotisch en er waren meerdere personen betrokken bij het in ontvangst nemen van geld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat zij de tenlastegelegde feiten heeft begaan, en heeft haar daarom vrijgesproken. Daarnaast is de benadeelde partij, [bedrijf 1], niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het onder 2 tenlastegelegde handelen. Het hof heeft de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte ieder voor hun eigen rekening bepaald.