ECLI:NL:GHAMS:2025:2720

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
200.337.690/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van accountant voor onbetaald gebleven meerwerk en andere werkzaamheden in civiele zaak

In deze zaak vordert Elferink & Co. Accountants betaling voor onbetaald gebleven ‘meerwerk’ en andere werkzaamheden die zij heeft verricht voor de vof en de Holding. De vof en de Holding betwisten de kwaliteit van de geleverde diensten en stellen dat Elferink tekortgeschoten is in de nakoming van de opdracht. De rechtbank heeft de vorderingen van Elferink afgewezen, waarop beide partijen in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, omdat enkele door Elferink gevorderde posten toewijsbaar zijn. Het hof oordeelt dat Elferink niet voldoende duidelijke afspraken heeft gemaakt over de reikwijdte van de opdracht, wat heeft geleid tot onduidelijkheid over wat als ‘meerwerk’ kan worden beschouwd. De vorderingen van de vof en de Holding zijn afgewezen, terwijl de vordering van Elferink op de Holding is toegewezen. Het hof heeft de proceskosten verdeeld en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.337.690/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/731876 / HA ZA 23-340
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 oktober 2025
inzake
de openbare maatschap
ELFERINK & CO. ACCOUNTANTS,
gevestigd te Driebergen-Rijssenburg,
appellante tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat mr. M.A. van der Hoeven te Utrecht,
tegen

1.[geïntimeerde 1] v.o.f,

gevestigd te [plaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 2],
wonend te [plaats 2] ,
3.
[geïntimeerde 3],
wonend te [plaats 3] ,
4.
[geïntimeerde 4],
wonend te [plaats 4] ,
5.
[geïntimeerde 5] B.V.,
gevestigd te [plaats 1] ,
geïntimeerden tevens appellanten in incidenteel hoger beroep,
advocaat mr. W. van Veldhuizen te Tilburg.
Partijen worden hierna Elferink, de vof, [geïntimeerde 1] sr., [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en de Holding genoemd. Geïntimeerden tevens appellanten in incidenteel hoger beroep tezamen worden aangeduid als [geïntimeerden]

1.De zaak in het kort

Elferink heeft in opdracht van de vof en de Holding werkzaamheden verricht. Zij vordert betaling van onbetaald gebleven ‘meerwerk’ en andere werkzaamheden. [geïntimeerden] wensen dat wordt vastgesteld dat Elferink de opdracht niet goed heeft uitgevoerd en schadeplichtig is. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Elferink en [geïntimeerden] zijn het daar niet mee eens. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk omdat enkele door Elferink gevorderde posten toewijsbaar zijn. Het bestreden vonnis wordt verder bekrachtigd.

2.Het geding in hoger beroep

[geïntimeerden] zijn bij dagvaarding van 16 januari 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 25 oktober 2023 van de rechtbank Amsterdam en de daaraan voorafgaande tussenvonnissen, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Elferink als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 27 mei 2025 laten toelichten door hun advocaten voornoemd, Elferink aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Elferink en [geïntimeerden] concluderen over en weer dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog hun vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in paragraaf 2. van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat, waar relevant rekening houdend met de tegen de feitenvaststelling gerichte grieven, en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Elferink is een accountancykantoor.
3.2.
De vof is een slagerij, waarvan de beherend vennoten [geïntimeerde 1] sr., zijn zonen [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] en de Holding zijn (geweest). Bestuurder en enig aandeelhouder van de Holding is [geïntimeerde 1] sr. In 2016 had de Holding twee dochtermaatschappijen (hierna tezamen: de werkmaatschappijen).
3.3.
In augustus 2016 zijn [geïntimeerde 1] sr. en [geïntimeerde 3] in contact gekomen met Elferink. Zij kampten toen met twee problemen die allebei zorgden voor een potentiële belastingclaim bij de Holding, te weten:
  • een bedrijfspand was in 2013 met winst verkocht. Deze winst is op de balans van de Holding opgenomen als een herinvesteringsreserve, en moest binnen drie jaar (uiterlijk in 2016) opnieuw worden geïnvesteerd omdat de Holding daarover anders vennootschapsbelasting verschuldigd zou worden.
  • de Holding had een omvangrijke rekening-courantvordering op [geïntimeerde 1] sr. die was ontstaan vanwege onttrekkingen in de jaren ervoor. Het risico bestond dat de fiscus de onttrekkingen zou aanmerken als dividenduitkering waarover dividendbelasting verschuldigd zou zijn.
Er waren geen liquide middelen voorhanden om de bij de verkoop van het bedrijfspand gemaakte winst te herinvesteren of om de rekening-courantvordering terug te betalen.
3.4.
Na een gesprek op 4 augustus 2016 heeft Elferink op 9 augustus 2016 een e-mailbericht gestuurd aan [geïntimeerde 1] sr. en [geïntimeerde 3] . Daarin staat voor zover van belang:
Volgens afspraak bevestig ik u hierbij de accountantskosten voor uw slagerij in de nieuwe vof ondernemingsvorm.
Daarbij zijn wij uitgegaan van de volgende gegevens:
- digitale verwerking circa 700 inkoopfacturen per jaar (via mailadres);
- digitale verwerking circa 250 verkoopfacturen per jaar (via TFC koppeling);
- digitale verwerking Rabobank + ING (via bankkoppeling);
- digitale salarisadministratie 10 personeelsleden;
- kasmutaties via de mobiele app.
De totale accountantskosten bedragen € 730 per maand exclusief omzetbelasting.
De volgende werkzaamheden zijn in dit tarief opgenomen:
  • Periodieke digitale verwerking per 4 weken periode van de financiële administratie.
  • Opstellen en indienen van de periodieke aangiften omzetbelasting en loonbelasting;
  • Opstellen van de jaarlijkse (fiscale) jaarstukken en de aangiften inkomstenbelasting.
(…)
Met alle vertrouwen kunnen wij u administratief ontzorgen met meer inzicht in de financiën van uw slagerij.
De eenmalige kosten voor het fuseren, liquideren en de onderneming inbrengen in de vof structuur bedragen € 2.750 exclusief omzetbelasting.
De ‘accountantskosten’ worden hierna aangeduid als ‘het vaste loon’ en de eenmalige kosten als ‘het eenmalig loon’.
3.5.
In een e-mailbericht van 14 augustus 2016 heeft [geïntimeerde 1] sr. het volgende geschreven aan Elferink:
Hartelijk dank voor de duidelijke uiteenzetting van de accountantskosten en bijbehorende werkzaamheden.
Hieromtrent maak ik graag een vervolgafspraak om hier toch nog even inhoudelijk op in te gaan.
Er blijven voor mij toch nog een paar vragen open betreffende de salaris/ personeelsadministratie, verzekeringen, UWV, Pensioenfonds, Belastingdienst, personeelsmutaties, Advisering.
Verder wil ik het graag nog hebben over de structuur van de onderneming t.a.v. de voor en nadelen.
Wellicht kunnen we op korte termijn een afspraak inplannen bij u op kantoor of op een andere locatie.
3.6.
De vof heeft een opdracht gegeven aan Elferink die in ieder geval bestaat uit de in de e-mail van 9 augustus 2016 omschreven werkzaamheden (hierna: de opdracht). Elferink heeft maandelijks het vaste loon gefactureerd.
3.7.
Op 15 september 2016 heeft [geïntimeerde 1] sr. aan Elferink geschreven, voor zover van belang:
Naar aanleiding van ons gesprek over [geïntimeerde 3] en zijn zoektocht naar een koopappartement wil ik graag met je overleggen hoe we met [geïntimeerde 3] zijn salaris het beste om kunnen gaan. (...)
[geïntimeerde 3] zijn salaris is alleen op dit moment niet toereikend om de financiering hiervoor rand te krijgen en willen we graag met jou kijken hoe we hiermee om kunnen gaan.
3.8.
Op 4 oktober 2016 en 28 mei 2019 heeft Elferink brieven gestuurd met als onderwerp ‘opdrachtbevestiging fiscale jaarstukken’ en ‘opdrachtbevestiging samenstelling jaarrekening’. Op 8 maart 2017 heeft Elferink een brief gestuurd aan de Holding met als onderwerp ‘opdrachtbevestiging samenstelling jaarrekening’:
Alle drie de opdrachtbevestigingen vermelden:
Geldigheidsduur en Algemene Voorwaarden
(…) Op onze dienstverlening zijn onze Algemene Voorwaarden van toepassing, waarvan u bijgaand een exemplaar aantreft. Door ondertekening en retournering van deze opdrachtbevestiging verklaart u onze Algemene Voorwaarden te hebben ontvangen en te accepteren.
De opdrachtbevestigingen zijn ondertekend retour gestuurd aan Elferink.
3.9.
In 2017 zijn de werkmaatschappijen geliquideerd en is de vof opgericht, met [geïntimeerde 1] sr., [geïntimeerde 3] en de Holding als vennoten. De vof is de ondernemingsactiviteiten van de werkmaatschappijen gaan verrichten. Elferink heeft de vof bijgestaan bij het aantrekken van financiering bij een particuliere relatie en bij pogingen om financiering te verkrijgen bij verschillende banken, die echter niet bereid bleken financiering te verstrekken vanwege de hoge rekening-courantvordering van de Holding op [geïntimeerde 1] sr. In 2018 heeft de vof een tweede vestiging (‘ [plaats 5] ’) geopend en is [geïntimeerde 4] toegetreden tot de vof.
3.10.
Op 28 maart 2018 heeft Elferink aan [bedrijf 1] B.V. bij wie een financieringsaanvraag voor de vof was gedaan, onder meer het volgende geschreven:
De rekening courant vordering bij [geïntimeerde 5] B.V. op [geïntimeerde 2] wordt als volgt afgelost:
inbreng vanuit herfinanciering woning 240.000
fiscaal geruisloze liquidatie [geïntimeerde 5] B.V.296.202
536.202
[geïntimeerde 5] B.V. wordt in 2018 geliquideerd, fiscaal 'geruisloos' met terugwerkende kracht per 1 januari 2018, waarbij het eigen vermogen van de vennootschap wordt ingebracht bij het aandeel in het ondernemingsvermogen van [geïntimeerde 2] .
3.11.
Op 17 augustus 2018 heeft Elferink in een e-mailbericht aan de vof onder meer geschreven:
Er zijn inderdaad geen afsluitkosten voor [naam] , was bedoeld voor mijn kosten voor opstellen van de akte.
Ik heb de tekst aangepast. Over de kosten van de financiering moeten we het nog wel hebben, zit ook vanaf mijn kant behoorlijk werk in het traject vanaf aanvraag Rabo tot heden.
3.12.
Er is een dossierstuk met betrekking tot de jaarrekening 2018 waarin staat:
(afbeelding 1)
3.13.
In 2020 heeft Elferink zes facturen verzonden aan de vof met betrekking tot
‘voor u verrichtte werkzaamheden’. Elferink heeft het volgende overzicht gemaakt van de per factuur onbetaald gebleven bedragen:
(afbeelding 2)
3.14.
Elferink heeft de volgende factuur gedateerd 13 augustus 2020 verzonden aan de Holding:
(afbeelding 3)
3.15.
In september 2020 heeft Elferink op vragen van [geïntimeerden] een toelichting gegeven op de facturen.
3.16.
Op 1 oktober 2020 heeft de vof de niet betaalde factuurbedragen betwist en de samenwerking met Elferink per direct beëindigd. De gemachtigde van de vof heeft aan Elferink geschreven, voor zover van belang:
De hele gang van zaken is reden voor de heer [geïntimeerde 1] geweest om de samenwerking per 1 oktober 2020 niet langer voort te zetten en zeg ik deze namens client op per deze datum. Van u mag worden verwacht dat u medewerking verleend aan een correcte overdracht aan de nieuwe accountant.
3.17.
Op 1 oktober 2020 heeft de vof € 3.025,- (€ 2.750,- ex btw) betaald aan Elferink.
3.18.
In 2021 hebben de gemachtigden van partijen gecorrespondeerd over het tussen partijen gerezen geschil en de door Elferink aan (de nieuwe accountant van) [geïntimeerden] te verstrekken stukken.
3.19.
De vof en de Holding hebben vanaf boekjaar 2020 [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) ingeschakeld. Bij brief van 2 februari 2022 heeft [bedrijf 2] aan Elferink gevraagd om de volgende informatie:
1. Kolommenbalansen, onverdichte grootboekkaarten 2015 tot en met 2019
2. Activaregister ultimo 2019
3. Specificaties met duidelijke omschrijvingen van de verschillen tussen de fiscale en commerciële cijfers
Uiteraard gaat dit om zowel de V.o.f. als de BV.
3.20.
In een e-mailbericht van 13 mei 2022 heeft de advocaat van Elferink onder meer aan [bedrijf 2] geschreven:
Nu wordt echter gesteld dat de begin 2021 verstuurde gegevens, niet zouden zijn ontvangen. Hierbij zend ik die nogmaals (bijlage*).

4.Beoordeling

4.1.1.
De vorderingen van Elferink strekken ertoe dat, uitvoerbaar bij voorraad:
[geïntimeerden] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van € 22.477,93 vermeerderd met de wettelijke handelsrente en € 3.371,69 aan buitengerechtelijke kosten;
de Holding zal worden veroordeeld tot betaling van € 1.817,42 vermeerderd met de wettelijke handelsrente en € 272,61 aan buitengerechtelijke kosten;
[geïntimeerden] zullen worden veroordeeld tot betaling van de werkelijke proceskosten.
Elferink vordert nakoming van de door haar gestelde verplichting tot betaling van de onder 3.13 en 3.14 bedoelde facturen en vordert op grond van artikel 13 van haar algemene voorwaarden betaling van de nader vast te stellen volledige buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.1.2.
De vorderingen van [geïntimeerden] strekken ertoe dat:
A. voor recht zal worden verklaard dat Elferink:
1. tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen uit hoofde van de opdracht door:
a. niet over te gaan tot liquidatie van [geïntimeerde 5] en
b. verkeerd te adviseren over de geruisloze omzetting en
c. geen rekening en verantwoording af te leggen over de verrichte werkzaamheden,
2. ter zake in verzuim is en aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] daardoor hebben geleden.
Elferink zal worden veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van de schade zoals bedoeld onder A, nader op te maken bij staat;
Elferink zal worden veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 100.000,- ten titel van voorschot op de schadevergoeding zoals bedoeld onder B.
[geïntimeerden] stellen dat Elferink toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de opdracht, door (a) de Holding niet te liquideren, (b) niet goed te adviseren over de geruisloze omzetting en (c) geen rekening en verantwoording af te leggen. Zij stellen dat zij daardoor schade hebben geleden en vorderen vergoeding daarvan, onder betaling van een voorschot.
4.2.
In het bestreden vonnis zijn de over en weer ingestelde vorderingen afgewezen. De grieven van Elferink richten zich tegen de afwijzing van haar vorderingen en de motivering daarvan. [geïntimeerden] bestrijden met hun incidentele grieven de afwijzing van hun vorderingen en de motivering daarvan.
in principaal hoger beroep
Vordering op [geïntimeerden]
4.3.
De vordering op [geïntimeerden] (hierna: vordering 1) strekt tot nakoming van de door Elferink gestelde verbintenis tot betaling van de onder 3.13 bedoelde facturen, waarbij het volgens Elferink gaat om de volgende acht posten: (1) Advisering omtrent bedrijfsbeëindiging, (2) Advisering ten aanzien van financiering en leningsovereenkomst, (3) Vof-contract, (4) Oprichting tweede vestiging, (5) Optimale winstverdeling, (6) Behandelen formulieren, (7) Advisering ten aanzien van personeelsaangelegenheden en (8) Hypotheekaanvraag. Elferink wijst op de opdracht die uiteenvalt in een deel waarvoor maandelijks vast loon verschuldigd is (hierna: deel 1 van de opdracht) en een deel waarvoor een eenmalig bedrag verschuldigd is (hierna: deel 2 van de opdracht). Elferink stelt dat de posten 1. en 3. onder deel 2. van de opdracht vallen en dat de andere posten (hierna tezamen: de ‘andere posten’) op verzoek van de vof verricht ‘meerwerk’ betreffen, waarvoor de vof op grond van artikel 14 van haar algemene voorwaarden en/of art. 7:405 lid 2 BW loon is verschuldigd.
4.4.1.
Met grief 3 betoogt Elferink dat de vof de facturen heeft erkend door niet te protesteren tegen de post ‘accountantskosten’ in de jaarrekening en dat zij te laat over de facturen heeft geklaagd. Deze grief treft op grond van het navolgende geen doel.
4.4.2.
Van de vof kan als ondernemer worden verwacht dat zij dat de door haar accountant opgestelde stukken met aandacht leest. Zij moet hebben begrepen dat de post ‘accountantskosten’ in de door Elferink opgestelde jaarrekening zag op de werkzaamheden van Elferink. Zonder nadere toelichting kan daaruit echter niet worden afgeleid hoe deze post is opgebouwd. Vast staat dat Elferink de conceptjaarrekeningen steeds met de vof doornam. Elferink stelt dat de post accountantskosten steeds is toegelicht en dat daarbij gedetailleerd is uitgelegd hoe deze post, met inbegrip van de ‘meerkosten’ is opgebouwd. Zij wijst op het onder 3.12 bedoelde dossierstuk. [geïntimeerden] voeren aan dat bij de bespreking van de jaarrekening alleen over koetjes en kalfjes is gesproken en betwisten dat zij het dossierstuk ooit hebben gezien. Elferink stelt geen concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij het dossierstuk aan de vof heeft laten zien of de post accountantskosten in de daarin opgenomen mate van gedetailleerdheid heeft besproken met de vof. Ook overigens stelt zij geen concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de vof op basis van de bespreking van de conceptjaarrekening een zodanig inzicht had of moest hebben in de post accountantskosten dat uit haar ondertekening van de jaarstukken kan worden afgeleid dat zij instemde met de ‘meerkosten’.
4.4.3.
Ten aanzien van het beroep van Elferink op schending van de klachtplicht, geldt dat ook als het lang zou hebben geduurd voordat [geïntimeerden] hebben geklaagd over de facturen, hetgeen [geïntimeerden] betwisten, niet is gesteld of gebleken dat Elferink door het vermeend te laat klagen is geschaad in enig concreet belang, zoals een benadeling in haar bewijspositie, terwijl [geïntimeerden] een duidelijk belang erbij hebben de facturen nog aan de orde te kunnen stellen. Het beroep op de klachtplicht wordt daarom niet gehonoreerd.
4.5.
In het kader van haar grief 3 betoogt Elferink nog dat zij de facturen op verzoek van de vof niet eerder heeft verzonden. [geïntimeerden] betwisten dit. Elferink stelt ook in hoger beroep geen concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [geïntimeerden] dit hebben gevraagd. Bij de zitting in hoger beroep heeft Elferink verklaard dat de vof haar had gevraagd om de eerste factuur in termijnen te mogen betalen en dat zij de facturen heeft verzonden nadat die eerste factuur volledig was betaald; gezien de financiële positie van de vof had het volgens Elferink geen zin om de facturen eerder te versturen. Hieruit volgt alleen dat Elferink ervoor heeft gekozen om de facturen pas in 2020 te verzenden.
4.6.
Vast staat dat de vof gedurende de looptijd van de opdracht op verschillende momenten aan Elferink om meer en andere werkzaamheden heeft gevraagd. De ‘andere posten’ betreffen volgens Elferink dergelijk ‘meerwerk’ (te weten: aanvullende werkzaamheden waarvoor vergoeding is verschuldigd). Beoordeling van de vraag of dat zo is, vergt ten aanzien van een aantal posten uitleg van de opdracht. Niet ter discussie staat dat de opdracht in ieder geval ziet op de in het e-mailbericht van 9 augustus 2016 omschreven doorlopende en eenmalige werkzaamheden. Bij de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Het hof neemt bij de uitleg in aanmerking dat vaststaat dat de vof een kleine onderneming is die een aantal slagerijen exploiteert, die Elferink in de arm had genomen om accountantswerkzaamheden te verrichten en te adviseren over en werkzaamheden te verrichten in verband met de problemen van [geïntimeerden] (zie onder 3.3.). Niet in geschil is dat de relatie tussen partijen goed was en dat de vof Elferink beschouwde als ‘trusted advisor’ die niet alleen traditionele accountantswerkzaamheden verrichtte, maar ook adviseerde over de problemen van [geïntimeerden] en bij wie de vof voor allerlei kleine vragen terecht kon. Evenmin in geschil is dat Elferink de opdracht niet strikt naar de letter uitvoerde – zo staat vast dat zij jaarlijks meer facturen en loonstroken verwerkte dan vermeld in het e-mailbericht van 9 augustus 2016 zonder daarvoor extra kosten in rekening te brengen. De vof kon van Elferink verwachten dat zij zich zou houden aan de tuchtrechtelijke normen voor accountants (door de vof c.s. aangeduid als ‘de zorgplicht’ van Elferink als accountant). Gezien de omschrijving van de opdracht kon de vof niet in redelijkheid ervan uitgaan dat álles wat Elferink voor haar zou doen – ongeacht de aard en inhoud van de werkzaamheden – onderdeel was van de opdracht. Wel kon de vof verwachten dat Elferink als accountant in beginsel vooraf heldere afspraken zou maken en vastleggen met betrekking tot werkzaamheden die niet vielen binnen de reikwijdte van de opdracht. Vast staat dat Elferink dat niet heeft gedaan. Daarmee en door het ‘meerwerk’ pas in 2020 te factureren, heeft zij onduidelijkheid in het leven geroepen over de vraag wat ‘meerwerk’ is die in beginsel niet aan de vof kan worden tegengeworpen.
4.7.
[geïntimeerden] hebben bij ondertekening van de opdrachtbevestigingen verklaard dat zij de algemene voorwaarden van Elferink hebben ontvangen die volgens deze verklaring bij de aan hen toegezonden opdrachtbevestiging waren gevoegd. Dat levert dwingend bewijs op van de terhandstelling van de algemene voorwaarden (art. 157 lid 2 Rv). De enkele (blote) betwisting hiervan door [geïntimeerden] is onvoldoende. [geïntimeerden] voeren echter terecht aan dat de overeenkomst van opdracht tussen de vof en Elferink al was gesloten toen de algemene voorwaarden werden toegezonden. Daarbij zijn de algemene voorwaarden niet voor of bij het sluiten van deze overeenkomst verstrekt en heeft de hierop gegronde vernietiging van de algemene voorwaarden door [geïntimeerden] doel getroffen. Aan beoordeling van grief 6, waarmee Elefrink betoogt dat de rechtbank bepalingen uit haar algemene voorwaarden niet op de juiste waarde heeft geschat, wordt niet toegekomen.
4.8.1.
Niet in geschil is dat de
posten 1. en 3.(‘Advisering omtrent bedrijfsbeëindiging’ en ‘Vof-contract’) werkzaamheden betreffen die vallen onder deel (2) van de opdracht. In hoger beroep verwijst Elferink naar haar toelichting op deze posten in de inleidende dagvaarding, die inhoudt dat post 1. is gefactureerd in de facturen 25124 en 26082 en post 3. in factuur 25124. De door Elferink genoemde facturen bevatten posten die overeenkomen met de omschrijving van de posten 1. en 3. van € 294,- ex btw en € 720,- ex btw (factuur 25124) en € 980,- ex btw (factuur 26082). [geïntimeerden] betwisten niet dat deze gefactureerde bedragen van in totaal
€ 1.994,- ex btw zien op de posten 1. en 3.
4.8.2.
Vast staat dat de vof op 1 oktober 2020 € 3.025,- incl. btw (€ 2.750,- ex btw) heeft betaald aan Elferink, die toelicht dat zij deze betaling heeft aangemerkt als een deelbetaling van factuur 25124 en zo heeft verwerkt in haar onder 3.13. bedoelde overzicht; het in dit overzicht vermelde openstaande factuurbedrag is, met andere woorden, het openstaande bedrag van deze factuur verminderd met de betaling van € 2.750,- ex btw waarmee [geïntimeerden] kennelijk beoogden niet een deel van deze factuur te betalen, maar het eenmalig loon voor deel 2 van de opdracht. Voor Elferink moet het redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat de betaling door [geïntimeerden] van € 2.750,- ex btw was bedoeld als betaling van deel (2) van de opdracht. Hieruit volgt dat de posten 1. en 3. – die zien op deel 2 van de opdracht waarvoor het eenmalig loon was overeengekomen – zijn voldaan met het door [geïntimeerde 1] betaalde bedrag. Elferink heeft tegenover het verweer van [geïntimeerden] dat deze posten al zijn voldaan onvoldoende toegelicht dat [geïntimeerden] , als zij worden veroordeeld tot betaling van deze posten, niet dubbel betalen voor deel (2) van de opdracht. Gelet op de beoordeling van de andere posten waarvan Elferink betaling vordert, kan dat ook niet aan de hand van factuur 25124 worden vastgesteld. De posten 1 en 3 zijn dus niet toewijsbaar.
4.9.
Niet in geschil is dat
post 2.(‘Advisering ten aanzien van financiering en leningsovereenkomst’) betrekking heeft op werkzaamheden van Elferink in verband met de pogingen van de vof om financiering te verkrijgen bij verschillende banken. [geïntimeerden] voeren aan dat zij in verband met de omzetting van de onderneming naar de vof, waarop deel (2) van de opdracht zag, op zoek is gegaan naar financiering en dat Elferink had voorgesteld om de besprekingen met de banken bij te wonen. Naar hun zeggen, gingen [geïntimeerden] ervan uit dat zij geen extra kosten verschuldigd waren voor deze werkzaamheden die onbetwist nauw samenhingen met de omzetting van de onderneming van de vof. Gelet op de onbetwiste samenhang met deel (2) van de opdracht konden Burhs c.s. de werkzaamheden waarop post 2. zien in redelijkheid opvatten als werkzaamheden ter uitvoering van deel (2) van de opdracht. Dat wordt niet anders door het onder 3.11 bedoelde e-mailbericht dat, naar niet in geschil is, betrekking heeft op deze werkzaamheden. [geïntimeerden] voeren namelijk onweersproken aan dat dit e-mailbericht verzonden is toen een groot deel van de werkzaamheden al was verricht en dit bericht verschaft ook niet (achteraf) de vereiste duidelijkheid over de vraag of de werkzaamheden meerwerk betroffen.
4.10.1.
Post 4.(‘Oprichting tweede vestiging’) houdt volgens de toelichting van Elferink verband met de opening van de tweede vestiging en de gelijktijdige toetreding van [geïntimeerde 4] tot de vof. Elferink stelt dat
post 5.(‘Optimale winstverdeling’) ziet op de verdeling van de winsten van de vennoten in de jaarrekening en de aangiften inkomstenbelasting, het aanvragen van de energieinvesteringsaftrek (EIA) en de milieuinvesteringsaftrek (MIA), willekeurige afschrijvingen in de jaarrekeningen en voor de inkomstenbelasting voor de later bij de vof toegetreden zonen om de belastingdruk laag te houden. Volgens Elferink ziet
post 6.(‘Behandelen formulieren’) op het doen van opgave aan verzekeraars voor de verzekerde bedragen, waaronder de verzuimverzekering en aansprakelijkheidsverzekering en het verstrekken van werkgeversverklaringen voor hypotheekaanvragen en
post 7.(‘Advisering ten aanzien van personeelsaangelegenheden’) op het opstellen van arbeidsovereenkomsten, pro forma loonberekeningen, ziekmeldingen, loonbeslagen, ontslagprocedures en beëindigingsovereenkomsten en op herstel van foutieve pensioenafrekeningen over voorgaande jaren. [geïntimeerden] voeren aan dat deze werkzaamheden – voor zover ze zijn uitgevoerd – vallen binnen de reikwijdte van de opdracht of behoren tot de werkzaamheden die Elferink als trusted advisor zonder extra vergoeding uitvoerde.
4.10.2.
Met inachtneming van het in rov. 4.6. overwogene concludeert het hof dat de vof de werkzaamheden waarop de posten 5. tot en met 7. zien in redelijkheid kon opvatten als onderdeel van deel (1) van de opdracht of als zo nauw daarmee samenhangende werkzaamheden dat zij daarvoor geen extra loon verschuldigd was. Voorts kon zij de werkzaamheden waarop post 4. ziet in redelijkheid opvatten als werkzaamheden ter uitvoering van deel (2) van de opdracht. Niet in geschil is dat dit onderdeel van de opdracht verband hield met het oplossen van de problemen van [geïntimeerden] en in ieder geval de liquidatie van de werkmaatschappijen en de oprichting van de vof omvatte. Bij gebreke van een duidelijke afbakening door Elferink van wat wel en niet tot de werkzaamheden met betrekking tot de oprichting van de vof behoorde, konden [geïntimeerden] in redelijkheid ervan uitgaan dat de werkzaamheden in verband met de toetreding van [geïntimeerde 4] tot de vof daaronder vielen. Naar eigen zeggen van Elferink was de herinvestering in een tweede vestiging nodig om het probleem ter zake van de herinvesteringsreserve (zie onder 3.3. (i)) op te lossen. Hoewel de werkzaamheden in verband met de oprichting van de tweede vestiging naar de letter niet (zonder meer) vallen onder de omschrijving van deel (2) van de opdracht, konden [geïntimeerden] deze werkzaamheden in de gegeven omstandigheden in redelijkheid opvatten als de uitvoering van dit onderdeel van de opdracht. Elferink heeft geen duidelijke afgrenzing aangebracht van wat wel en niet tot dit deel van de opdracht behoorde en zij heeft ook andere werkzaamheden dan de liquidatie van de werkmaatschappijen en de oprichting van de vof gefactureerd als dit deel van de opdracht; factuur 26082 die ziet op post 1 (zie rov. 4.8.) ziet blijkens de specificatie op (advisering over) de bedrijfsbeëindiging.
De slotsom luidt dat vordering 1 van Elferink niet toewijsbaar is met betrekking tot de posten 4. tot en met 7.
4.11.
Post 8.(‘Hypotheekaanvraag’) ziet volgens Elferink op werkzaamheden zoals verzocht door [geïntimeerde 1] sr. op 15 september 2016 in verband met de financiering voor een koopwoning voor zijn zoon [geïntimeerde 3] (zie onder 3.7.). Niet in geschil is dat dit een privékwestie van [geïntimeerde 3] betrof. [geïntimeerden] betwisten dat de vof voor deze werkzaamheden – voor zover verricht – loon moet betalen. Elferink heeft niet toegelicht dat en waarom het loon voor deze werkzaamheden die onmiskenbaar buiten de reikwijdte van de opdracht vallen, door de vof moeten worden voldaan. Daarnaast maakt Elferink niet voldoende duidelijk hoe zij deze post heeft gefactureerd. Haar verwijzing ter zitting in hoger beroep naar de post ‘Advisering inzake financiering’ ten bedrage van € 2.546 exclusief btw in factuur 26082 volstaat niet omdat dit de aanduiding is van de werkzaamheden die volgens haar toelichting onder post 2. vallen (zie rov. 4.9.2.) en uit de specificatie van deze post niet kan worden afgeleid dat de werkzaamheden verband houden met post 8. Dat Elferink een vordering heeft op [geïntimeerde 3] (in privé) en waaruit dat zou voortvloeien heeft Elferink evenmin toegelicht. Vordering 1 van Elferink is dan ook niet toewijsbaar voor zover deze ziet op post 8.
Vordering op [geïntimeerde 5]
4.12.
De vordering van Elferink op [geïntimeerde 5] – die betrekking heeft op werkzaamheden waarvoor de Holding opdracht heeft gegeven – (hierna: vordering 2) ligt als onvoldoende gemotiveerd weersproken voor toewijzing gereed.
Tussenconclusie
4.13.
De slotsom luidt dat vordering 1 niet toewijsbaar is jegens de vof. Vordering 2 op de Holding is toewijsbaar. De verschuldigdheid van wettelijke handelsrente is terecht niet in geschil en [geïntimeerden] verzetten zich niet tegen 1 oktober 2020 als ingangsdatum.
Vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke en proceskosten
4.14.
Vordering 3 is gestoeld op artikel 16 lid 1 van de algemene voorwaarden van Elferink en strekt tot veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van de nader vast te stellen volledige buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Deze vordering is niet toewijsbaar omdat de algemene voorwaarden van Elferink niet van toepassing zijn op de overeenkomst van opdracht tussen Elferink en [geïntimeerden] (zie rov. 4.7) en omdat deze bepaling ziet op kosten die verbonden zijn aan de invordering van door de opdrachtgever verschuldigde bedragen.
in incidenteel hoger beroep
Liquidatie van de Holding en advisering Elferink
4.15.
Met hun grieven 1 en 2 betogen [geïntimeerden] dat Elferink de liquidatie van de Holding en de geruisloze inbreng zou realiseren om het rekening-courantprobleem op te lossen, dat zij daartoe ook na de beëindiging van de overeenkomst van opdracht gehouden is, en dat zij omdat dit nog altijd niet is gebeurd, tekortgeschoten is in de nakoming van de opdracht. Deze grieven gaan niet op. Het hof licht dat als volgt toe.
Niet in geschil is dat Elferink op enig moment de geruisloze omzetting en liquidatie van de Holding heeft geadviseerd als (mogelijke) oplossing voor het probleem van de rekening-courantvordering. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft zij verklaard dat zij de geruisloze omzetting en de liquidatie van de Holding ook zou uitvoeren. Onbesproken kan blijven of dit onderdeel was van deel (2) van de opdracht of dat dit een aanvullende opdracht was. Vast staat dat de geruisloze omzetting en de liquidatie van de Holding niet hebben plaatsgehad. Niet is gesteld of gebleken dat Elferink en de vof een bepaalde (fatale) termijn zijn overeengekomen of dat Elferink anderszins gehouden was deze werkzaamheden voor 1 oktober 2020 te verrichten. Als gevolg van de zonder voorbehoud gedane opzegging met onmiddellijke ingang is de gehele overeenkomst van opdracht op 1 oktober 2020 geëindigd, voordat de geruisloze omzetting en de liquidatie van de Holding waren volbracht. Indien de vof haar recht op nakoming van de uitvoering van de geruisloze inbreng en de liquidatie van de Holding niet had willen prijsgeven, had zij de overeenkomst van opdracht gedeeltelijk moeten opzeggen of bij opzegging moeten bepalen dat deze werkzaamheden nog moesten worden uitgevoerd. De vof kon na haar opzegging van de opdracht geen aanspraak meer maken op (verdere) uitvoering daarvan door Elferink die dan ook niet tekortgeschoten is in de nakoming. Onder verwijzing naar een door hen in het geding gebrachte opinie hebben Burhs c.s. voorts gewezen op enkele verschillen in de commerciële balans en de fiscale aangiften. Elferink heeft toegelicht dat deze verschillen zich laten verklaren door de verschillen in de commerciële en de fiscale grondslagen. [geïntimeerden] hebben in het licht hiervan onvoldoende toegelicht waarom deze verschillen desalniettemin een tekortkoming van Elferink opleveren waaruit schade voortvloeit waarvoor Elferink aansprakelijk is. Gelet ophet voorgaande, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien welk belang [geïntimeerden] hebben bij beoordeling van dit verwijt waarop hun grief 3 ziet.
Rekening en verantwoording over de verrichte werkzaamheden
4.16.
Op grond van art. 7:403 lid 2 BW doet de opdrachtnemer aan de opdrachtgever verantwoording van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten.
Het door [geïntimeerden] aan Elferink verweten niet afleggen van rekening en verantwoording ziet op het niet verstrekken van de in de brief van 2 februari 2022 gevraagde stukken (zie onder 3.19).
4.17.
Elferink voert aan dat zij na beëindiging van de opdracht (in 2021) alle (gevraagde) stukken beschikbaar heeft gesteld met uitzondering van de ‘Specificaties met duidelijke omschrijvingen van de verschillen tussen de fiscale en commerciële cijfers’ en daarnaast verschillende gesprekken met [geïntimeerden] heeft gevoerd. In het licht hiervan en de correspondentie waarin namens Elferink naar voren wordt gebracht dat de stukken reeds in 2021 en in 2022 nogmaals zouden zijn verstrekt, is de blote stelling van [geïntimeerden] dat zij nog altijd niet over de gevraagde stukken beschikken (afgezien van voornoemde ‘Specificaties’) onvoldoende concreet. De gevraagde ‘Specificaties’ houdt een ruim geformuleerde algemene vraag in die de reikwijdte te buiten gaat van wat van Elferink kon worden verwacht bij het afleggen van rekening en verantwoording. De gevraagde rekening en verantwoording betreft voorts in feite een vraag van de opvolgend accountant, die verder strekt dan de medewerking die van Elferink kan worden verwacht bij de overdracht aan de opvolgend accountant. Grief 4 treft geen doel.
Slotsom
4.18.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover vordering 2 van Elferink is afgewezen. Vordering 2 wordt alsnog toegewezen. Voor het overige zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Bij verdere bespreking van de grieven bestaat geen belang. Er is geen bewijs aangeboden van stellingen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst leiden. Elferink wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in principaal hoger beroep. [geïntimeerden] zijn in het incidenteel hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in incidenteel hoger beroep. Het verzoek van Elferink om [geïntimeerden] op grond van artikel 16 van haar algemene voorwaarden te veroordelen in de werkelijke proceskosten deelt het lot van vordering 3 van Elferink.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij vordering 2 van Elferink is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de Holding tot betaling van € 1.817,42 incl. btw vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2020;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Elferink in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Elferink vastgesteld op € 2.175,- aan verschotten en € 3.371,- aan advocatensalaris;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Elferink vastgesteld op € 2.213,- aan advocatensalaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, R.M. de Winter en M. Mieras en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.