ECLI:NL:GHAMS:2025:2723

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
200.344.381/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek inzake licentieovereenkomsten tussen Buma/Stemra en SVOD-aanbieders

In deze zaak verzoekt The Walt Disney Company (Benelux) B.V. op basis van artikel 843a (oud) Rv inzage in de licentieovereenkomsten die Buma/Stemra heeft gesloten met verschillende subscription video on demand (SVOD) aanbieders, evenals andere gegevens over de tarieven die Buma/Stemra met deze aanbieders heeft afgesproken. De rechtbank Amsterdam heeft het verzoek van Disney afgewezen, waarop Disney in hoger beroep is gegaan. Het hof concludeert dat het verzoek van Disney voor een klein deel toewijsbaar is en heeft een mondelinge behandeling gelast om de wijze van inzage te bespreken.

De zaak betreft een geschil tussen Disney en Buma/Stemra, waarbij Disney stelt dat Buma/Stemra niet transparant is geweest over de criteria die zij hanteren bij het vaststellen van tarieven voor SVOD-diensten. Disney biedt in Nederland de SVOD-dienst Disney+ aan en heeft een licentieovereenkomst met Buma/Stemra voor het gebruik van muziek. Disney betwist de tarieven die Buma/Stemra hanteert en verzoekt inzage in de relevante documenten om te kunnen beoordelen of deze tarieven billijk zijn.

Het hof oordeelt dat Disney voldoende rechtmatig belang heeft bij inzage in bepaalde documenten, maar niet in alle door Disney gevraagde informatie. De beslissing van het hof houdt in dat partijen samen met hun advocaten op 20 november 2025 moeten verschijnen om de wijze van inzage te bespreken. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.344.381/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/733040 HA RK 23-141
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 oktober 2025
inzake
THE WALT DISNEY COMPANY (BENELUX) B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat mr. S.C. van Loon te Amsterdam,
tegen

1.VERENIGING BUMA,

2.
STICHTING STEMRA,
beide gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.M. van Aerde te Amsterdam,
belanghebbenden:
de rechtspersonen naar buitenlands recht
NETFLIX INC.,
gevestigd te Los Gatos, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
advocaat: mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam,
APPLE DISTRIBUTION INTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd te Cork, Ierland,
advocaat: mr. A.P. Groen te Amsterdam.
Partijen worden hierna Disney en (geïntimeerden tezamen) Buma/Stemra genoemd. De belanghebbenden worden aangeduid als Apple en Netflix.

1.De zaak in het kort

Disney verzoekt op grond van art. 843a (oud) Rv inzage in de licentieovereenkomsten die Buma/Stemra met andere ‘
subscription video on demand’(SVOD) aanbieders heeft gesloten en in andere gegevens met betrekking tot de tarieven die Buma/Stemra met andere SVOD-aanbieders overeengekomen is. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Disney is het daar niet mee eens. Het hof concludeert dat het verzoek van Disney voor een klein deel toewijsbaar is en bepaalt een mondelinge behandeling om de wijze waarop aan Disney inzage zal worden verleend met partijen te bespreken.

2.Het geding in hoger beroep

Disney is bij beroepschrift tevens houdende verandering en vermeerdering van verzoek van 31 juli 2024 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2024, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Disney als verzoeker en Buma/Stemra als verweerders en Apple en Netflix als belanghebbenden.
Buma/Stemra, Apple en Netflix hebben daarna een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 5 juni 2025 aan de hand van spreekaantekeningen laten toelichten door hun advocaten en door mr S.F. Niens voor Disney en mr J. Vrielink voor Buma/Stemra, beiden advocaat te Amsterdam.
Ten slotte is uitspraak bepaald.
Disney heeft verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking en – uitvoerbaar bij voorraad – toewijzing van haar, in hoger beroep gewijzigde, verzoek, met beslissing over de proceskosten.
Buma/Stemra, Apple en Netflix hebben verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Het hof laat productie 27 van Disney buiten beschouwing omdat dit stuk een met de goede procesorde strijdige verkapte conclusie naar aanleiding van de verweerschriften bevat en slaat alleen acht op wat partijen tijdens de mondelinge behandeling over deze productie hebben verklaard.

3.Feiten

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.1.
Disney biedt in Nederland Disney+ aan, een SVOD-dienst. Met Disney+ biedt Disney video-content aan, met name in de vorm van films en series, die muziek bevat. Disney+ is op 12 september 2019 gelanceerd op de Nederlandse markt en is na een
trial periodofficieel van start gegaan op 12 november 2019.
3.2.
Buma/Stemra zijn Nederlandse collectieve beheersorganisaties voor componisten, tekstdichters en muziekuitgevers. Zij sluiten licentieovereenkomsten met aanbieders voor SVOD-diensten. Buma/Stemra hebben op hun website een tariefkaart
Video on demand(VOD) gepubliceerd, met informatie over licentieovereenkomsten met betrekking tot SVOD-diensten.
3.3.
Voor het gebruik op Disney+ van muziek behorend tot het door Buma/Stemra beheerde repertoire, heeft Disney een licentieovereenkomst met Buma/Stemra gesloten die enkele malen is verlengd. Buma/Stemra menen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het tarief. Disney echter stelt dat zij slechts onder protest akkoord is gegaan met het door Buma/Stemra aangeboden tarief.

4.Beoordeling

4.1.
In eerste aanleg heeft Disney verzocht om Buma/Stemra kort gezegd te bevelen om de meest recente licentieovereenkomsten die Buma/Stemra heeft gesloten met alle andere SVOD-aanbieders, inclusief beëindigde overeenkomsten met SOVD-aanbieders waarmee (nog) geen nieuwe overeenkomst is gesloten, aan haar te verstrekken.
4.2.
De rechtbank heeft het verzoek van Disney afgewezen. De grieven van Disney richten zich tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het in hoger beroep gewijzigde verzoek van Disney houdt in dat Buma/Stemra uitvoerbaar bij voorraad zullen worden bevolen om binnen zeven werkdagen na betekening van deze beschikking, aan Disney afschrift te verstrekken van:
“I. Primair:
a.
a) de meest recente licentieovereenkomst die Buma/Stemra met iedere SVOD-aanbieder waarmee zij heeft gecontracteerd heeft gesloten, waarin het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het gebruik van muziekauteursrechten en – voor zover opgenomen in de overeenkomst – de berekening daarvan is opgenomen;
Dit verzoek onder Ia) omvat ook overeenkomsten die in het verleden gesloten zijn en die
opgezegd of geëindigd zijn, maar waar nog geen nieuwe overeenkomst is gesloten en die nog
steeds (al dan niet gedeeltelijk) worden nageleefd door partijen.
b) elk document (inclusief, maar niet beperkt tot overeenkomsten en correspondentie) dat
Buma/Stemra onder zich heeft waarin criteria en/of kortingen en/of afslagen en/of aftrekposten zijn vermeld die Buma/Sterma hanteert bij het bepalen van het tarief dat zij aan een SVOD-aanbieder in rekening brengt voor het gebruik van muziekauteursrechten;
c) elk document (inclusief, maar niet beperkt tot overeenkomsten en correspondentie) waaruit blijkt hoe de criteria en/of kortingen en/of afslagen en/of aftrekposten als vermeld onder b) worden toegepast om het tarief te bepalen;
d) elk document (inclusief, maar niet beperkt tot overeenkomsten en correspondentie) waarin wordt vermeld en uitgelegd hoe het gemiddeld muziekgebruik voor SVOD-aanbieders wordt bepaald (inclusief een representatief voorbeeld van eventueel daarvoor gebruikte cue sheets of soortgelijke gegevens);
alle (deel)verzoeken onder I steeds met dien verstande dat Buma/Stemra het recht heeft om alle gegevens die deel uitmaken van de onder I genoemde informatie door een onafhankelijke
registeraccountant - aan te wijzen in onderling overleg tussen Disney en Buma/Stemra en op
kosten van Buma/Stemra - onleesbaar te maken, indien de accountant van mening is dat die
gegevens geen betrekking hebben op de door de SVOD-aanbieders te betalen licentievergoeding, de criteria die worden gehanteerd bij het bepalen van het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het gebruik van muziekauteursrechten en alle kortingen en aftrekposten die in verband daarmee worden toegepast, en niet anderszins noodzakelijk zijn om te begrijpen hoe het tarief wordt bepaald. De accountant dient inzage te hebben in de volledige inhoud van alle documenten die Buma/Stemra op grond van het verzoek onder I dient te verstrekken.
II. Subsidiair: de onder I genoemde bescheiden en/of gegevens, met toepassing van het vertrouwelijkheidsregime zoals hieronder (…) uiteengezet;
III. Meer subsidiair: de onder I genoemde bescheiden en/of gegevens in geanonimiseerde vorm, dat wil zeggen met (alleen) de namen van de verschillende SVOD-aanbieders of andere onmiskenbaar identificerende gegevens onleesbaar gemaakt, niet zijnde de feitelijk door de SVOD-aanbieders te betalen licentievergoeding, de criteria die worden gebruikt bij het bepalen van het tarief dat aan de SVOD-aanbieders in rekening wordt gebracht voor het gebruik van muziekauteursrechten en alle kortingen en aftrekposten die in verband daarmee zijn toegepast, noch gegevens die verduidelijken hoe de uiteindelijke vergoeding is berekend.
IV. Meer subsidiair: een door een onafhankelijke registeraccountant op te stellen en te waarmerken afschrift van een geaggregeerde versie van de onder I genoemde bescheiden en/of gegevens, steeds per SVOD-aanbieder. De accountant dient inzage te hebben gekregen in alle relevante documenten waarover Buma/Stemra beschikt;
V. Meest subsidiair: met toepassing van - delen van - het vertrouwelijkheidsregime zoals hieronder uiteengezet, indien uw Gerechtshof dit nodig acht:
a.
a) De meest recente licentieovereenkomst tussen elke SVOD-aanbieder en Buma/Stemra, die volledig onleesbaar mag worden gemaakt, met uitzondering van de volgende informatie:
- het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het gebruik van muziekauteursrechten;
- voor zover opgenomen in de licentieovereenkomst, de berekening van dat tarief;
b) Elke gegevensdrager (document, bestand, e-mail of anders) met daarop de opgave of
berekening aan Buma/Stemra door iedere SVOD-aanbieder van - het muziekgebruik en - het percentage van werken waarvoor de mechanische rechten zijn afgekocht welke opgave of berekening Buma/Stemra heeft gebruikt bij het bepalen van het tarief dat in de meest recente licentieovereenkomst met elke SVOD-aanbieder voor het gebruik van muziekauteursrechten is opgenomen;
Voor zover wordt geoordeeld dat de te verstrekken documenten en informatie van zodanige aard zijn dat een vertrouwelijkheidsregime gepast is, stelt Disney in aanvulling op hetgeen in de laatste alinea van het verzoek onder I is bepaald, het volgende vertrouwelijkheidsregime voor bij het toewijzen van het primaire verzoek:
1) De toegang tot de informatie als vervat in het dictum van de beschikking (de “Informatie”) is beperkt tot een gelimiteerd aantal personen, te weten:
a.
a) de Nederlandse en buitenlandse advocaten die Disney bijstaan in deze procedure, en/of in eventuele daaropvolgende en daaraan gerelateerde procedures tegen Buma/Stemra die direct of indirect te maken hebben met de Informatie, en/of in onderhandelingen met Buma/Stemra ten aanzien van een vergoeding voor het gebruik van muziekauteursrechten en;
b) de personen binnen Disney die betrokken zijn bij de hierboven genoemde zaken.
2) Het is Disney en de hierboven genoemde personen niet toegestaan:
a.
a) aan derden mededelingen te doen over of afschrift te verstrekken van de Informatie, anders dan aan een rechterlijk college of andere bevoegde organisatie in verband met een procedure of onderhandelingen of op grond van een wettelijke verplichting;
b) de informatie die zij als gevolg van de toewijzing van het primaire verzoek zullen verkrijgen te gebruiken voor een ander doel dan het gebruik van die Informatie in (het vervolg van) deze procedure of enige andere procedure of onderhandeling die direct of indirect te maken heeft met de overeenkomst tussen Buma/Stemra en Disney en het daarin toe te passen tarief.
3) De hier genoemde beperkingen zullen niet gelden indien en voor zover de betreffende persoon of partij de betreffende informatie heeft verkregen via een andere weg dan als gevolg van de in dit hoger beroep te wijzen beschikking.
4.3.
Disney legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij diverse indicaties heeft dat Buma/Stemra in strijd handelen met art. 2l Wet Toezicht Collectieve Beheersorganisaties (WTCBO) en (aldus) onrechtmatig handelen jegens Disney door (1) de in art. 2l WTCBO vervatte transparantieverplichtingen te schenden en (2) in strijd met art. 2l WTCBO de tarieven voor SVOD-aanbieders op arbitraire en discriminatoire wijze vast te stellen. Het is Disney (nog) niet te doen om misbruik van machtspositie door Buma/Stemra en de billijkheid van de voor haar geldende tarieven voor SVOD-diensten. Blijkens haar toelichting doelt Disney met de in haar verzoek genoemde ‘criteria’ op alle factoren en omstandigheden die Buma/Stemra hebben gehanteerd in de aan andere SVOD-aanbieders in rekening gebrachte tarieven.
4.4.
De verzoeken van Disney zijn gegrond op art. 843a (oud) Rv. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2025 vervallen, maar blijft gelden in deze zaak omdat deze procedure voor die datum bij dit hof aanhangig is gemaakt.
4.5.
Art. 843a lid 1 (oud) Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Art. 843a lid 4 (oud) Rv bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.6.
Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal. Zie HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251.
4.7.
Uit art. 2l WTCBO vloeit voort dat Buma/Stemra met Disney en de andere aanbieders van SVOD-diensten in goed vertrouwen onderhandelingen dienen te voeren over de licentieverlening en objectieve en niet-discriminerende criteria moeten toepassen bij de licentievoorwaarden, die billijk moeten zijn in verhouding tot de economische waarde van het gebruik. In het kader van de onderhandelingen over een licentieovereenkomst moeten Buma/Stemra ‘alle noodzakelijke informatie’ verschaffen aan de SVOD-aanbieders (art. 2l lid 1 WTCBO). Voorts moeten zij de SVOD-aanbieders in kennis stellen van de criteria die voor het bepalen van de tarieven zijn gebruikt (art. 2l lid 2 WTCBO). Uit art. 2l WTCBO vloeit voort dat Buma/Stemra niet eenzijdig kunnen overgaan tot toepassing van een bepaald tarief; de betreffende (organisaties van) muziekgebruikers (in dit geval de SVOD-aanbieders) dienen daarmee akkoord te gaan. Buma/Stemra moeten zich voorts bij de uiteindelijke vaststelling van de licentievoorwaarden rekenschap geven van de belangen van de gebruikers en moeten komen tot (ook) voor hen redelijke voorwaarden.
4.8.1.
Het hof is van oordeel dat Disney met de door haar geuite vermoedens niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de criteria die Buma/Stemra gebruiken voor de berekening van de tarieven niet objectief en/of discriminatoir zijn. Wel is voldoende aannemelijk gemaakt dat Buma/Stemra niet voldoende transparant zijn geweest over welke criteria van invloed zijn op de hoogte van de aan SVOD-aanbieders in rekening gebrachte tarieven. Het hof licht dit laatste als volgt toe.
4.8.2.
Buma/Stemra voeren aan dat zij alle criteria die zij hanteren bij het bepalen van de tarieven voor licentieverlening aan SVOD-aanbieders aan Disney hebben medegedeeld. Uit de overgelegde correspondentie tussen Buma/Stemra en Disney en hetgeen Buma/Stemra in deze procedure naar voren hebben gebracht, volgt echter dat Buma/Stemra ook andere factoren en (redenen voor) kortingen hebben gebruikt bij de vaststelling van de aan Disney aangeboden tarieven. Daarmee is voldoende aannemelijk dat Buma/Stemra ook andere aspecten hanteren bij het bepalen van de hoogte van de tarieven die zij aanbiedt aan SVOD-aanbieders dan de door Buma/Stemra aan Disney meegedeelde criteria. Aldus is voldoende aannemelijk in de in rov. 4.6 bedoelde zin dat Buma/Stemra niet alle criteria, factoren en omstandigheden die zij bij tariefbepaling toepast aan Disney heeft verstrekt en aldus onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. De rechtsbetrekking als bedoeld in art. 843a lid 1 (oud) Rv tussen Disney en Buma/Stemra is daarmee voldoende aannemelijk.
4.8.3.
Dat betekent tevens dat Disney voldoende rechtmatig belang heeft bij kennisname van de criteria, factoren en omstandigheden die Buma/Stemra hebben gehanteerd bij de bepaling van de hoogte van de tarieven die zij heeft aangeboden aan andere SVOD-aanbieders, met inbegrip van eventuele aangepaste aanbiedingen.
4.8.4.
Waar het gaat om kortingen, afslagen en/of aftrekposten heeft Disney uitsluitend rechtmatig belang bij kennisname van de redenen waarom de korting, afslagen en/of aftrekpost zijn aangeboden, niet bij de daadwerkelijk (percentages of bedragen van de) aangeboden kortingen, afslagen en/of aftrekposten. Er zijn voorshands onvoldoende aanknopingspunten dat de transparantieverplichting van art. 2l WTCBO zich uitstrekt over deze concrete percentages en bedragen. Dat geldt ook voor de volledige inhoud van de licentieovereenkomsten en de andere door Disney gevraagde gegevens zoals de namen en andere gegevens van de desbetreffende SVOD-aanbieders, de concrete toepassing van de criteria, kortingen, afslagen en aftrekposten en de concrete tarieven die Buma/Stemra aan andere SVOB-aanbieders heeft aangeboden en met hen is overeengekomen. Om dezelfde reden heeft Disney ook geen althans onvoldoende rechtmatig belang bij kennisname van de berekening van de tarieven van andere SVOD-aanbieders, de opgaves van het muziekgebruik en de percentages afgekochte rechten van andere SVOD-aanbieders.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat Disney uitsluitend rechtmatig belang heeft bij kennisname van de in vordering I primair onder b) bedoelde bescheiden zoals omschreven in 4.8.3. De grieven 3c en 4 treffen in zoverre doel. Onbesproken kan blijven of deze informatieverplichting rechtstreeks uit art. 2l WTCBO voortvloeit, zoals Disney met grief 3b betoogt. Er zijn voorts onvoldoende aanknopingspunten dat de in art. 2l lid 1 en 2 WTCBO vervatte transparantieverplichting zich ook uitstrekt over de andere door Disney gewenste informatie. Daarnaast staan ook gewichtige redenen in de zin van art. 843a lid 4 (oud) Rv in de weg aan inzage door Disney in de in rov. 4.8.4. bedoelde informatie, vanwege het belang van de andere SVOD-aanbieders bij bescherming van vertrouwelijke bedrijfsgegevens.
4.10.
Vordering I primair onder b) ziet alleen op onder Buma/Stemra berustende bescheiden. Anders dan Buma/Stemra aanvoeren, zijn de in 4.8.3 bedoelde delen van bescheiden voldoende bepaald en zien zij op een voldoende aannemelijke rechtsbetrekking tussen Disney en Buma/Stemra die bestaat uit onrechtmatig handelen door schending van art. 2l WTCBO door Buma/Stemra door de daarin opgenomen transparantieverplichting niet na te komen.
4.11.
De (overige) op art. 843a lid 4 (oud) Rv gestoelde bezwaren tegen verstrekking daarvan van Buma/Stemra, Apple en Netflix gaan niet op. Het hof overweegt daartoe als volgt.
4.12.1.
De door hen genoemde gewichtige redenen zien hoofdzakelijk op andere dan de in 4.8.3 bedoelde informatie. Welke tarieven zijn aangeboden en overeengekomen valt daar bijvoorbeeld niet onder. Voor zover de in de licentieovereenkomsten opgenomen geheimhoudingsbedingen betrekking hebben op de in 4.8.3 bedoelde gegevens, wegen de daarmee gediende belangen niet op tegen het rechtmatig belang van Disney bij kennisname van deze gegevens. Voor zover overigens belang bestaat bij geheimhouding van de in 4.8.3. bedoelde gegevens, weegt dat niet op tegen het rechtmatig belang van Disney bij kennisname daarvan.
4.12.2.
Anders dan Netflix en Apple betogen, doorkruist Disneys inzageverzoek niet het in de WTCBO neergelegde systeem van extern toezicht. Dit stelsel van extern toezicht op transparante tariefstructuren, dat in Nederland berust bij het College van Toezicht Auteursrechten, de Geschillencommissie Auteursrechten Zakelijk en in voorkomend geval bij de Autoriteit Consument & Markt, laat onverlet dat collectieve beheersorganisaties en gebruikers ook de mogelijkheid hebben om hun geschil voor te leggen aan de civiele rechter, wanneer zij van mening zijn dat het optreden van één van de partijen in de onderhandelingen onrechtmatig jegens één van hen is (art. 6:162 BW) of in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW). De rechter heeft in dat geval de mogelijkheid om de Geschillencommissie advies te vragen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van tarieven door de collectieve beheersorganisatie, in dit geval Buma/Stemra. Zie Kamerstukken II 2024-2015 34 342, nr. 3, p. 41.
4.12.3.
Disney is dus niet verplicht om de door haar gestelde schending van art. 2l WTCBO door Buma/Stemra te adresseren met een klacht bij een externe toezichthouder. Voorts vereist art. 843a lid 4 (oud) Rv niet dat andere routes voor bewijsgaring afwezig zijn of uitputtend zijn bewandeld. Ook overigens is onvoldoende aannemelijk dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.13.
De slotsom luidt dat vordering I primair onder b) gedeeltelijk toewijsbaar is. De wijze waarop inzage wordt verschaft dient door het hof te worden bepaald. Het hof acht het – ook om eventuele executieproblemen te voorkomen – zinvol om de opvattingen van partijen over de wijze van inzageverlening te vernemen en deze met hen te bespreken voordat het hof de wijze van inzage bepaalt. Het hof zal daartoe een mondelinge behandeling gelasten. Partijen krijgen de gelegenheid voorafgaand daaraan hun opvattingen aan het hof kenbaar te maken, een en ander op de wijze als hierna te bepalen.
4.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen tezamen met hun raadslieden zullen verschijnen voor het hof, dat daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam, op 20 november 2025 om 14.00 uur, met het hiervoor in rov. 4.14 omschreven doel;
bepaalt dat partijen de gelegenheid krijgen hun opvattingen ten aanzien van het hiervoor in rov. 4.14 overwogene per brief kenbaar te maken en dat, indien partijen hiervan gebruik willen maken, deze brief uiterlijk vijf dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling door het hof moet zijn ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L, Alwin, E.M. de Stigter en J.L.M. Groenewegen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.