Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
de hoeken niet [zijn] gekoppeld en niet verzekerd door middel van bouten waardoor deze uit elkaar geklapt zijn.” Die (summiere) opmerking valt moeilijk te rijmen met de eigen stelling van [appellant] dat wel slotbouten zijn gebruikt maar op een verkeerde manier. Bovendien noemt [naam 3] drie andere oorzaken voor het wegzakken van de beschoeiing (uitbaggeren van de sloot, langdurige trillingen door rijden met voertuigen over de grond voor de beschoeiing, en onvoldoende afvoer hemelwater) waarvoor [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] niet verantwoordelijk kunnen worden geacht. Een door [appellant] bij akte in hoger beroep overgelegde brief van [naam 4] van 26 januari 2023 gaat alleen in op (schade als gevolg van) het aanvullen van grond achter de beschoeiing en vermeldt niets over de manier waarop de hoeken waren vastgemaakt, nog daargelaten of deze brief op grond van de twee-conclusieregel niet reeds bij memorie grieven overgelegd had dienen te worden.
het (naar behoren) vastzetten van de hoeken en of dat in casu is gebeurd” is bovendien onvoldoende specifiek gezien het hiervoor besproken debat tussen partijen. Ook om die reden gaat het hof aan dit aanbod voorbij. Het hof ziet verder geen aanleiding tot het gelasten van een deskundigenonderzoek of het horen van [naam 3] als partijdeskundige, zoals door [appellant] is voorgesteld.