Dit arrest betreft een vervolg op een eerder deelarrest van 22 april 2025, waarin een vordering werd behandeld met betrekking tot de verkoop van een appartement door een gevolmachtigde kleinzoon. De zaak is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, waar de appellanten, een kleinzoon en de erfgenamen van zijn overleden grootouders, de verkoop van het appartement aanvechten. De appellanten stellen dat de verkoopprijs te laag was en dat zij niet adequaat geïnformeerd zijn over het verkoopproces. Het hof heeft na een mondelinge behandeling op 12 september 2025 geoordeeld dat de vordering van de appellanten onvoldoende onderbouwd is. De verkoopprijs van € 332.500 werd als marktconform beschouwd, ondanks dat de WOZ-waarde op € 418.000 lag. Het hof concludeert dat er geen causaal verband is aangetoond tussen de vermeende informatieplicht van de geïntimeerde en de verkoopprijs. De vordering van de appellanten wordt afgewezen, en het hof verbetert een eerdere veroordeling in het dictum van het deelarrest. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de geïntimeerde, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het arrest is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.