ECLI:NL:GHAMS:2025:2811

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
200.353.170/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek van grootmoeder tot vaststellen omgangsregeling met kleinkinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van een grootmoeder om een omgangsregeling met haar kleinkinderen vast te stellen. De rechtbank had de grootmoeder eerder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De grootmoeder, die in Griekenland woont, was van mening dat er een omgangsregeling moest komen, omdat zij een nauwe persoonlijke relatie met de kinderen zou hebben. De ouders van de kinderen, die in Nederland wonen, waren het daar niet mee eens en steunden de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat de grootmoeder in de afgelopen jaren nauwelijks contact heeft gehad met de kinderen, wat de conclusie ondersteunt dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Het hof heeft de argumenten van de grootmoeder, waaronder haar beroep op een wetsvoorstel dat de omgangsrechten van grootouders zou moeten versoepelen, niet gevolgd. Het hof heeft geoordeeld dat de grootmoeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de relatie tussen grootouders en kleinkinderen, maar stelt ook dat er voldoende contact moet zijn om van een nauwe persoonlijke betrekking te kunnen spreken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.353.170/01
zaaknummer rechtbank: C/13/755647 / FA RK 24-5658 (VZ / MG)
beschikking van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak van
[grootmoeder],
wonende te [plaats A] , Griekenland,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de grootmoeder,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout,
en
[de vader] ,
hierna: de vader,
en
[de moeder] ,
hierna: de moeder,
beiden wonende te [plaats B] ,
verweerders in hoger beroep,
hierna gezamenlijk ook: de ouders.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ,
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of een omgangsregeling tussen de grootmoeder en haar kleinkinderen [minderjarige 1] (5 jaar) en [minderjarige 2] (4 jaar) (hierna gezamenlijk: de kinderen) moet worden vastgesteld.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van
15 januari 2025 (hierna: de bestreden beschikking) de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de kinderen. De grootmoeder is het daarmee niet eens en wil dat alsnog een omgangsregeling wordt vastgesteld. De ouders zijn het eens met de bestreden beschikking.
1.3
Het hof oordeelt dat de grootmoeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de kinderen. De bestreden beschikking wordt daarom in stand gelaten. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing komt.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De grootmoeder is op 4 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De ouders hebben geen verweerschrift ingediend. Ter zitting hebben zij wel mondeling verweer gevoerd.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de grootmoeder van 13 mei 2025 met bijlage,
- een bericht van de ouders van 20 mei 2025 met bijlagen.
2.4
De zitting heeft op 3 september 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat en door A. Kalloniati, een tolk in de Griekse taal,
- de ouders, bijgestaan door B. Smits, een tolk in de Engelse taal,
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers.
De advocaat van de grootmoeder heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd. De moeder heeft namens de ouders haar spreekaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Tijdens het geregistreerd partnerschap van de ouders, dat is aangegaan op 14 oktober 2019 te Almere, zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2019 te [plaats C] ,
- [minderjarige 2] , [in] 2020 te [plaats C] .
3.2
De moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vader en de grootmoeder hebben de Griekse nationaliteit.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de kinderen.
4.2
De grootmoeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat de grootmoeder met de kinderen omgang heeft elke keer als zij in Nederland is, te weten elke vier maanden voor een periode van maximaal acht weken, gedurende één keer per week of meer indien mogelijk, voor de duur van een paar uur, oplopend tot één dag. De omgang vindt plaats in het huis van de broer van de vader in [plaats C] , of op een andere plaats die de grootmoeder en de ouders overeenkomen of het hof beslist, waarbij begeleiding voor de grootmoeder aanwezig is in verband met haar gezondheid en de taalbarrière.
4.3
De ouders hebben ter zitting aangeven dat zij vinden dat de grootmoeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep dan wel dat haar verzoek moet worden afgewezen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat de grootmoeder in Griekenland woont en zij de Griekse nationaliteit heeft. Ook de vader heeft de Griekse nationaliteit. De rechtbank is van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter uitgegaan. Omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is dat oordeel juist en acht ook het hof de Nederlandse rechter bevoegd. Verder is tussen de ouders niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
De standpunten
5.2
De grootmoeder stelt dat de rechtbank haar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met de kinderen. Ondanks dat er op dit moment geen contact meer is, is toch sprake van ‘family life’ omdat de grootmoeder zich voortdurend heeft ingezet om contact te krijgen met de kinderen. De ouders hebben dat tegengehouden. Toen er nog contact was tussen de grootmoeder en het gezin zag de grootmoeder [minderjarige 1] bijna dagelijks. Nadat de grootmoeder tijdelijk niet naar Nederland kon komen vanwege de door covid geldende reisbeperkingen en haar gezondheid, hebben de ouders het contact abrupt en zonder reden verbroken. Door de houding van de ouders heeft de grootmoeder geen contact met [minderjarige 2] kunnen krijgen, ondanks dat zij daartoe vele pogingen heeft gedaan. De grootmoeder beroept zich ook op het aanhangige wetsvoorstel Wet drempelverlaging omgang grootouders (‘Wet drempelverlaging omgang grootouders’, Kamerstukken II 2022/23, 36 364, nr. 1 e.v.).
Inhoudelijk voert de grootmoeder – kort gezegd – aan dat omgang in het belang van de kinderen is en zij daarop recht hebben. Het is voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen van belang om hun Griekse achtergrond te kennen en om in contact te staan met hun familie. Ook is het ontbreken van contact tussen de grootmoeder en de kinderen een schending van de rechten van de kinderen die volgen uit de artikelen 8 en 16 IVRK en leidt het ontbreken van het contact – waar het de grootmoeder zelf betreft – tot ouderenmishandeling, hetgeen in strijd is met artikel 25 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het gegeven dat de grootmoeder en de kinderen niet dezelfde taal spreken hoeft geen belemmering te zijn voor een goed contact, aldus de grootmoeder.
5.3
Volgens de ouders heeft de rechtbank de grootmoeder op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de grootmoeder niet in een nauwe persoonlijke betrekking tot de kinderen staat. De grootmoeder heeft [minderjarige 1] slechts beperkt gezien toen hij nog heel erg jong was en met [minderjarige 2] heeft zij nooit contact gehad. Ook het beroep van de grootmoeder op het wetsvoorstel ‘Wet drempelverlaging omgang grootouders’ kan niet slagen. Uit de Memorie van Toelichting volgt namelijk dat de vraag of sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking afhangt van de omstandigheden van het geval. Van ‘family life’ kan in dit geval geen sprake zijn, aangezien de grootmoeder al jaren geen contact heeft gehad met [minderjarige 1] en omdat zij [minderjarige 2] nooit heeft gezien.
Voor het geval het hof toch toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de grootmoeder, voeren de ouders – samengevat – aan dat contact niet in het belang van de kinderen is. De verhouding tussen de ouders en de grootmoeder is ernstig verstoord geraakt door de claimende houding van de grootmoeder en dat heeft ertoe geleid dat de ouders het contact hebben moeten verbreken. Als er omgang zou zijn zouden de kinderen de moeizame communicatie tussen de ouders en de grootmoeder meekrijgen en dat heeft een negatief effect op hen.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. De verhouding tussen de ouders en de grootmoeder is gecompliceerd en er is geen sprake van wederzijds vertrouwen. De ouders en de grootmoeder hebben ieder een andere beleving van de gebeurtenissen in het verleden. Enerzijds staat het de ouders vrij om in hun opvoeding keuzes te maken die bij hen passen, zoals in dit geval het afhouden van contact tussen de kinderen en de grootmoeder. Anderzijds kan het contactverlies ingewikkeld zijn voor de kinderen omdat zij mede voortkomen uit de familie van de vader en door de verstoorde verstandhouding hun afkomst niet volledig leren kennen. De raad geeft de ouders daarom mee dat zij een ouderlijke verantwoordelijkheid hebben om voorbij hun eigen ingewikkelde verhouding met de grootmoeder te kijken en dat het ook hun ouderlijke taak is om rekening te houden met de belangen van de kinderen. Familiebanden spelen immers een belangrijke rol in de identiteitsontwikkeling van de kinderen. Zolang de ouders echter niet achter contact tussen de grootmoeder en de kinderen staan, is het nu niet in het belang van de kinderen om omgang te forceren. Omdat de kinderen nog jong zijn, zijn zij volledig afhankelijk van hun ouders. Contact zonder emotionele toestemming van de ouders geeft de kinderen te veel verantwoordelijkheid en dat is niet in hun belang. Dat geldt des te meer nu de kinderen op dit moment vanwege de taalbarrière niet met de grootmoeder kunnen communiceren.
Het wettelijk kader
5.5
Op grond van het bepaalde in artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Volgens het tweede lid van dit artikel kan onder andere degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat verzoeken om een omgangsregeling met het kind.
Het hof dient dus allereerst te beoordelen of de grootmoeder in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot de kinderen. Alleen indien deze vraag bevestigend beantwoord wordt, kan zij ontvangen worden in een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met de kinderen.
De beoordeling door het hof
5.6
Uit de stukken in het dossier en wat is besproken op de zitting in hoger beroep blijkt het volgende. De grootmoeder en de vader zijn in 2015 naar Nederland verhuisd. Op
14 oktober 2019 zijn de ouders een geregistreerd partnerschap aangegaan en kort daarna is [minderjarige 1] geboren. De grootmoeder heeft toen enige tijd contact met [minderjarige 1] gehad. De ouders en de grootmoeder zijn het niet eens over de frequentie daarvan. In februari 2020 is de grootmoeder teruggegaan naar Griekenland, waar zij nog altijd woont. Vervolgens werd [minderjarige 2] geboren [in] 2020. De grootmoeder kon toen niet terugkeren naar Nederland, vanwege de coronapandemie en haar gezondheid. Na de terugkeer van de grootmoeder naar Griekenland is nog enige tijd contact op afstand tussen de grootmoeder en het gezin geweest, waarna het contact in mei 2021 helemaal is gestopt. Sindsdien is er ook geen contact meer tussen de ouders en de broer en zus van de vader. Destijds hebben de ouders het contact met de grootmoeder en de broer en zus van de vader verbroken, nadat de broer van de vader in het ziekenhuis terecht kwam en discussie ontstond over de contactpersonenlijst. De grootmoeder heeft [minderjarige 1] sinds haar terugkeer naar Griekenland niet meer gezien en heeft nooit contact gehad met [minderjarige 2] . De ouders en de grootmoeder hebben een ander beeld van de oorzaak van de contactbreuk. Volgens de ouders was de relatie al lange tijd verstoord doordat er veel ruzies waren binnen de familie van de vader en grootmoeder en is de contactbreuk te wijten aan het gedrag van de grootmoeder. De grootmoeder begrijpt niet waarom de ouders het contact hebben verbroken.
5.7
Het hof ziet geen aanleiding om vooruit te lopen op het wetsvoorstel ‘Wet drempelverlaging omgang grootouders’, waarmee wordt beoogd de drempel voor het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking tussen grootouders en hun kleinkinderen te verlagen. Het wetsvoorstel is op dit moment nog aanhangig bij de Eerste Kamer en het is nog onzeker of het wetsvoorstel zal worden aangenomen en zo ja wanneer het in werking zal treden. Het hof zal voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking dan ook niet uitgaan van het wetsvoorstel. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de grootmoeder moet de huidige geldende wet- en regelgeving worden toegepast. Verder overweegt het hof dat het enkele bestaan van een familierechtelijke betrekking niet voldoende is om aan te nemen dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking of ‘family life’. Daarvoor moeten ook bijkomende omstandigheden zijn waaruit die nauwe persoonlijke betrekking volgt, zoals dat meer dan gebruikelijk contact is (geweest) tussen de verzoeker en het kind.
5.8
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en de kinderen. Het hof zal dit evenals de rechtbank dat heeft gedaan, voor beide kinderen apart bespreken, omdat de betrokkenheid van de grootmoeder in hun levens verschilt. Ten aanzien van [minderjarige 1] overweegt het hof als volgt. De grootmoeder heeft in de periode van oktober 2019 tot februari 2020 fysiek contact met [minderjarige 1] gehad. Vervolgens heeft er nog tot mei 2021 contact op afstand plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende gebleken dat de grootmoeder meer contact onderhield met [minderjarige 1] dan gebruikelijk is tussen grootouders en kleinkinderen. Het hof overweegt dat zelfs indien de grootmoeder zou worden gevolgd in haar stelling over de hoeveelheid contact die zij met [minderjarige 1] zou hebben gehad, welke stelling de ouders nadrukkelijk betwisten, dat niet leidt tot het oordeel dat hierdoor sprake is van een meer dan normale band tussen de grootmoeder en [minderjarige 1] . De grootmoeder heeft slechts gedurende een beperkte periode, kort na de geboorte, contact met [minderjarige 1] gehad, toen hij nog een jonge baby was, en er heeft daarna geen contact meer plaatsgevonden. Ten aanzien van [minderjarige 2] zijn geen omstandigheden gebleken die maken dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. De grootmoeder en [minderjarige 2] hebben nooit contact gehad. Het hof acht de door de grootmoeder gestelde betrokkenheid te beperkt om tot een nauwe persoonlijke betrekking met de kinderen te kunnen leiden. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechtbank de grootmoeder op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof zal het verzoek van de grootmoeder in hoger beroep afwijzen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
5.9
Het hof overweegt nog ten overvloede dat in de door de grootmoeder aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanwijzingen worden gezien dat sprake is van ouderenmishandeling.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek van de grootmoeder in hoger beroep;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en
mr. A.B. Sluijs, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op
14 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.