ECLI:NL:GHAMS:2025:2815

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.355.643/01 en 200.355.643/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders, de moeder en de vader, zijn in een juridische strijd verwikkeld over waar de kinderen moeten wonen en hoe de zorg voor hen verdeeld moet worden. De rechtbank Noord-Holland had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zou zijn, wat de moeder niet accepteert. Zij verzoekt in hoger beroep om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen en een andere zorgregeling vast te stellen. De vader is het daar niet mee eens en heeft incidenteel hoger beroep ingesteld om vervangende toestemming te vragen voor de inschrijving van de kinderen op een basisschool in [plaats B]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij de vader de meest stabiele basis voor de kinderen kan bieden. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft en de vervangende toestemming voor inschrijving op de basisschool is verleend. De moeder heeft haar schorsingsverzoek ingetrokken, waardoor het hof haar niet-ontvankelijk heeft verklaard in dat verzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.355.643/01 (hoofdzaak) en 200.355.643/02 (schorsingsverzoek)
zaaknummer rechtbank: C/15/355220 / FA RK 24-3894
beschikking van de meervoudige kamer van 21 oktober 2025 in de zaak van
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep en in het incident tot schorsing,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. S. Kara te Rotterdam,
en
[de vader],
wonende te [plaats A] , gemeente [plaats B ] ,
verweerder in het principaal hoger beroep en in het incident tot schorsing,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. C.M.J. Zillikens te Hoorn.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), en
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Alkmaar,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] (4 jaar) en [minderjarige 2] (6 jaar) en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders (hierna: de zorgregeling). Ook gaat deze zaak over de vervangende toestemming tot inschrijving van de kinderen op een basisschool.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank), heeft bij beschikking van 11 maart 2025 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen toegewezen en aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op de [basisschool 1] in [plaats B ] . Daarnaast heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd.
De moeder is het daar niet mee eens en wil dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij haar wordt bepaald en dat een andere zorgregeling wordt vastgesteld. Als de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet bij haar wordt bepaald, wil ze dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ingeschreven op basisschool de [basisschool 2] in [plaats B ] . De vader is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 11 juni 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 10 juli 2025 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 21 juli 2025 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 19 juni 2025 met bijlagen;
- berichten van de zijde van de moeder van 9 juli 2025 met bijlagen;
- berichten van de zijde van de vader van 9 juli 2025;
- een bericht van de zijde van de vader van 29 augustus 2025 met bijlagen.
- een bericht van de zijde van de moeder van 31 augustus 2025 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de moeder van 8 september 2025 met bijlage.
2.5
De zitting heeft op 10 september 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers;
De advocaat van de vader heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.6
Tijdens de zitting is namens de vader bezwaar gemaakt tegen de op 31 augustus 2025 door de moeder ingediende brief met producties en de op 8 september 2025 door de moeder ingediende productie 41. De vader is van mening dat deze stukken buiten beschouwing moeten worden gelaten omdat de moeder daarin nog een keer schriftelijk verweer voert en dat is in strijd met de goede procesorde. Het hof zal op de stukken acht slaan, omdat de stukken een toelichting op de producties bevatten en uit de stukken blijkt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het hof acht het in het belang van de kinderen zo volledig mogelijk en conform de actuele stand van zaken geïnformeerd te worden. Daarnaast heeft de vader voldoende tijd gehad om op de stukken te reageren. De goede procesorde verzet zich tegen het buiten beschouwing laten van de stukken.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die in april 2023 is beëindigd. Uit de relatie van de ouders zijn geboren:
- [minderjarige 2] , [in] 2019 te [plaats B ] ;
- [minderjarige 1] , [in] 2021 te [plaats B ] (hierna gezamenlijk: de kinderen).
3.2
De kinderen zijn door de vader erkend en de ouders oefenen gezamenlijk het gezag over hen uit.
3.3
De ouders hebben op 31 december 2023 een zorgplan ondertekend waarin onder meer is afgesproken dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is. Op dat moment was de moeder op reis met de kinderen met toestemming van de vader. De ouders hebben in het zorgplan afgesproken rond mei/juni 2024 de afspraak rondom de zorgregeling te hernieuwen of te herzien. Ook is vastgesteld in het zorgplan dat de ouders in onderling overleg gezamenlijk een keuze voor een (type) school maken.
3.4
Bij vonnis van 13 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank bepaald dat de kinderen voorlopig aan de moeder worden toevertrouwd, waarbij de kinderen doordeweeks bij de moeder in [plaats C] verblijven en in de weekenden bij de vader in [plaats B ] . De moeder brengt daarbij de kinderen op vrijdag uit school naar de vader en de vader brengt de kinderen op zondag om 17.00 uur terug bij de moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, in zoverre met wijziging van het door de ouders op 31 december 2023 ondertekende zorgplan, en voor zover hier van belang:
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen met ingang van 12 juli 2025 bij de vader is, en
- een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen met ingang van 12 juli 2025 bij de moeder verblijven: in de weekenden van vrijdag uit school tot zondag om 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen naar de moeder brengt en de moeder de kinderen naar de vader terugbrengt;
- bepaald dat de paspoorten met ingang van 12 juli 2025 in het beheer zijn bij de vader, waarbij de vader de paspoorten zal afgeven aan de moeder na verleende toestemming en indien nodig voor een buitenlandse vakantie.
Ook heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming verleend om de kinderen met ingang van 12 juli 2025 in te schrijven op de [basisschool 1] te [plaats B ] .
In de hoofdzaak (200.355.643/01)
4.2
De moeder verzoekt in principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen, en de verzoeken van de vader in eerste aanleg alsnog af te wijzen en de verzoeken van de moeder in eerste aanleg alsnog toe te wijzen. In eerste aanleg heeft de moeder verzocht het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder in [plaats C] te bepalen en voor zover nodig de moeder vervangende toestemming te verlenen zich met de kinderen te vestigen in [plaats C] . Verder heeft de moeder verzocht een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen bij de vader verblijven een weekend per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag brengt en de vader de kinderen op zondag terugbrengt, alsmede gedurende de helft van de feestdagen en vakanties, in nader overleg af te stemmen. Ook heeft de moeder verzocht haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op basisschool De [basisschool 3] te [plaats C] en te bepalen dat de paspoorten in beheer van de moeder zullen zijn.
In het geval dat de beslissing om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen wordt bekrachtigd, verzoekt de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op één van de voorkeursscholen conform het voorstel van de moeder in haar e-mail van 11 juli 2025 (productie 12 in hoger beroep).
4.3
De vader verzoekt in principaal hoger beroep alle verzoeken van de moeder af te wijzen.
4.4
De vader verzoekt in incidenteel hoger beroep in het geval dat de moeder geen toestemming geeft om de kinderen in te schrijven op basisschool De [basisschool 4] te [plaats B ] aan de vader vervangende toestemming te verlenen voor deze inschrijving.
4.5
De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep het verzoek van de vader tot vervangende toestemming voor inschrijving op basisschool De [basisschool 4] af te wijzen.
Het incident tot schorsing (200.355.643/02):
4.6
De moeder verzoekt de werking van de bestreden beschikking te schorsen tot er door het hof een beslissing is genomen op het hoger beroepschrift.
4.7
De vader verzoekt het schorsingsverzoek van de moeder af te wijzen.
4.8
De moeder heeft ter zitting het schorsingsverzoek ingetrokken.

5.De motivering van de beslissing

De hoofdzaak (200.355.643/01)
5.1
Ter zitting in hoger beroep heeft de vader zijn verzoek in incidenteel hoger beroep ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
Het wettelijk kader
5.2
Uit artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als deze niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen.
5.3
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter eveneens een beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats van een kind.
Hoofdverblijfplaats, zorgregeling en paspoortbeheer
Standpunten
5.4
De moeder vindt – kort samengevat – dat er geen zwaarwegende belangen zijn om het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen. Zij stelt dat de rechtbank onvoldoende heeft onderzocht en gemotiveerd of een verhuizing naar de vader in het belang van de kinderen is. Volgens artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind moet het belang van het kind voorop staan bij elke beslissing die een kind raakt. Een verhuizing naar [plaats B ] zal volgens de moeder een negatieve impact hebben op [minderjarige 1] , omdat zij zich in een zeer kort tijdsbestek wederom moet aanpassen aan een nieuwe omgeving. Volgens de school van [minderjarige 2] kan een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] leiden tot een vertraging van of een terugval in de vooruitgang in de ontwikkeling van [minderjarige 2] . De dagelijkse zorg, opvoeding, structuur en begeleiding van de kinderen berusten sinds hun geboorte hoofdzakelijk bij de moeder. Zij heeft serieus geprobeerd een woning te vinden in [plaats B ] of omgeving, zodat zij dicht bij de vader zou kunnen wonen, maar dat is niet gelukt. De moeder had redelijkerwijs geen andere keus dan zich te vestigen in [plaats C] , waar zij beschikt over familie en opvangmogelijkheden. Zij verblijft momenteel in een chalet op een recreatiepark in [plaats C] en zal binnenkort in aanmerking komen voor een vaste woning in [plaats C] . De kinderen zijn daar inmiddels geworteld. Dat de vader in een koopwoning woont, betekent niet zonder meer dat bij hem sprake is van een geschiktere of stabielere leefomgeving. Stabiliteit hangt volgens de moeder ook af van dagelijkse beschikbaarheid, aanwezigheid en emotionele beschikbaarheid van de opvoeder. De vader werkt fulltime en is daardoor overdag niet beschikbaar.
5.5
De vader vindt het in het belang van de kinderen dat hun hoofdverblijfplaats bij hem is. De situatie van de vader is stabiel. Hij heeft een nieuwe koopwoning in [plaats A] en een baan vlakbij huis. De vader kan zijn werktijden flexibel inrichten en aanpassen aan de zorg voor de kinderen. [plaats B ] was voordat de ouders met de kinderen op reis gingen het centrum van het leven van de kinderen. De vader neemt het de moeder kwalijk dat zij beargumenteert dat, door de door haar bewust gecreëerde fysieke afstand, zij en de kinderen inmiddels geworteld zijn in [plaats C] en de kinderen het afgelopen jaar de meeste tijd met haar hebben doorgebracht. In de periode dat partijen in [plaats B ] woonden en tijdens de periode dat zij gezamenlijk op reis waren deelden de ouders de zorg gelijkwaardig. De vader is altijd betrokken geweest en de moeder heeft ook in eerdere procedures aangegeven dat de kinderen door beide ouders gelijkwaardig verzorgd en opgevoed werden en ook in de toekomst zouden moeten worden. Het handelen van de moeder tot op heden is niet gericht geweest op het vinden van een stabiele thuisbasis voor de kinderen met aandacht voor de rol van hun vader.
Advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de beslissing van de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen, te bekrachtigen. De raad benadrukt dat beide ouders in staat zijn om de kinderen een stabiele woonsituatie te bieden en invulling te geven aan de zorg voor de kinderen. Bij de moeder zal die stabiliteit er in de toekomst komen, maar bij de vader is die stabiliteit al aanwezig. De kinderen zijn op dit moment aanhankelijker, vinden de overdracht moeilijk en zetten in op controle. Dat zijn signalen dat zij stabiliteit nodig hebben en daarom vindt de raad dat opnieuw een wijziging van hun hoofdverblijfplaats niet in het belang van de kinderen is.
Beoordeling door het hof
5.7
Uit de stukken in het dossier en wat is besproken ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Tot eind 2022 hebben de ouders met de kinderen samen in [plaats B ] gewoond. Daarna hebben partijen de woning waarin zij destijds woonden (de woning van de moeder) verkocht, van de opbrengst een camper gekocht en is het gezin daarmee op reis gegaan. De woning van de vader in [plaats B ] hebben partijen aangehouden. Partijen hebben tijdens hun reis een briefadres gehad in [plaats A] , gemeente [plaats B ] op het adres van de moeder van de vader. In april 2023 is (tijdens de reis) de relatie van de ouders verbroken. De moeder is met toestemming van de vader verder gaan reizen met de kinderen. De vader is teruggekeerd naar zijn woning in [plaats B ] . De vader is in april/mei 2024 een kort geding-procedure gestart omdat hij niet meer instemde met het (verdere) verblijf van de kinderen in Marokko, het land waar zij toen met de moeder verbleven. De moeder is ook teruggekeerd naar Nederland en heeft zich met de kinderen gevestigd in [plaats C] . De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 13 augustus 2024 beslist dat de kinderen voorlopig aan de moeder werden toevertrouwd. De kinderen verbleven daarna doordeweeks bij de moeder in [plaats C] en in de weekenden bij de vader in [plaats B ] . [minderjarige 2] ging een jaar lang (gedurende het schooljaar 2024/2025) naar basisschool De [basisschool 3] in [plaats C] . De huidige woonsituatie van de moeder is dat haar verblijf in een chalet op een recreatiepark gedoogd wordt door de gemeente en dat ze, naar verwachting, via een zogenaamde ‘pechvogelregeling’ binnenkort een woning krijgt aangeboden in [plaats C] . Verder is vast komen te staan dat de moeder vanuit huis werkt. De vader heeft onlangs een woning in [plaats A] gekocht en woont daar sinds kort samen met de kinderen, zijn nieuwe partner en haar zoon.
5.8
Het hof stelt voorop dat uit de stukken en de zitting in hoger beroep is gebleken dat beide ouders een liefdevolle band met de kinderen hebben en goed voor de kinderen zorgen. Dat het de wens van beide ouders is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij zich te hebben is invoelbaar en maakt dat sprake is van een moeilijke afweging. Het hof is echter met de rechtbank van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader moet worden bepaald en overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat de ouders voorheen in [plaats B ] woonden, van daar uit op reis zijn gegaan en dat de vader inmiddels al langere tijd weer in de gemeente [plaats B ] woont. Hij heeft een koopwoning in [plaats A] en woont samen met zijn partner en haar minderjarige zoon, die in [plaats B ] naar de middelbare school gaat. Daarnaast is vast komen te staan dat de vader in [plaats B ] werkt en aldaar een vast en fulltime dienstverband heeft. Hij heeft flexibele werktijden waardoor hij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] kan brengen naar en kan halen van school. Ten aanzien van de moeder is gebleken dat haar woonsituatie in [plaats C] op dit moment nog onzeker is. Hoewel zij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij in aanmerking komt voor de pechvogelregeling en als gevolg daarvan de eerstvolgende sociale huurwoning die in [plaats C] vrij komt aangeboden zal krijgen, is het nog onduidelijk op welke termijn zij een dergelijke woning zal kunnen betrekken. Gelet op het voorgaande kan de vader op dit moment de meest stabiele basis voor de kinderen bieden. Daarbij komt dat het hof het niet uitgesloten acht dat de moeder (uiteindelijk) weer terug naar (de omgeving van) [plaats B ] zal kunnen verhuizen. Zij werkt vanuit huis en is voor haar werk niet gebonden aan de omgeving van [plaats C] . Weliswaar is sprake van ernstige krapte op de woningmarkt en zal het niet eenvoudig zijn passende woonruimte in (de omgeving van) [plaats B ] te vinden, maar – zoals de moeder ter zitting heeft aangegeven – bij haar werkgever zijn mogelijkheden tot uitbreiding van werk, waarmee zij haar financiële armslag zou kunnen verruimen. Het hof begrijpt dat de moeder graag in de buurt van haar familie in [plaats C] woont, maar dit geldt evenzeer voor de vader in de gemeente [plaats B ] , waar onder andere zijn moeder woont en waar partijen samen met de kinderen langere tijd hebben gewoond.
Daarnaast is gebleken dat de kinderen het erg naar hun zin hebben op school en wijziging van hun hoofdverblijfplaats zou betekenen dat zij (weer) van school moeten veranderen. Het hof acht dat niet in hun belang.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats bekrachtigen.
5.9
Nu het hof de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het hoofdverblijf bekrachtigt, is er, zonder nadere toelichting van de kant van de moeder, geen aanleiding om een andere beslissing ten aanzien van het beheer van de paspoorten te nemen. Ook deze beslissing wordt bekrachtigd.
5.1
De moeder heeft tijdens de zitting in hoger beroep aangegeven bang te zijn om haar rol als gelijkwaardige ouder kwijt te raken. Het hof stelt vast dat zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep is gebleken dat de vader niet de intentie heeft om de moeder uit het leven van de kinderen te houden, maar dat hij juist invulling wil geven aan co-ouderschap. De vader heeft verklaard open te staan voor een co-ouderschapregeling als de moeder in de buurt van [plaats B ] komt wonen.
5.11
In hoger beroep heeft de moeder geen grief gericht tegen de zorgregeling voor het geval de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt bepaald. Hoewel de moeder in hoger beroep heeft aangegeven haar verzoeken in eerste aanleg ten aanzien van de zorgregeling te handhaven, was het uitgangspunt van die verzoeken dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. De moeder heeft geen andere verzoeken gedaan uitgaande van de situatie dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. Niettemin overweegt het hof dat de zorgregeling die vastgelegd is door de rechtbank in het belang van de kinderen is. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling dan ook bekrachtigen. Het staat de ouders uiteraard vrij om in onderling overleg een andere invulling te geven aan de zorgregeling.
Vervangende toestemming inschrijving school
Standpunten
5.12
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om de vader vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op de [basisschool 1] in [plaats B ] . Volgens de moeder is het voor de kinderen het meest in hun belang om naar de Openbare Basisschool De [basisschool 3] in [plaats C] te gaan. Indien de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt bepaald, vindt de moeder dat de kinderen ingeschreven moeten worden op [basisschool 5] de [basisschool 2] of een van haar andere voorkeursscholen. Deze scholen sluiten meer aan bij de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen, vormen een reëel en zorgvuldig overwogen alternatief en de afstand is overbrugbaar. De moeder verwacht dat de kinderen zich onvoldoende vrij zullen ontwikkelen op de [basisschool 1] .
5.13
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank terecht vervangende toestemming aan hem heeft verleend om de kinderen in te schrijven op de [basisschool 1] in [plaats B ] . Door de verhuizing van de vader naar een ander deel van de gemeente [plaats B ] gaf de vader de voorkeur aan basisschool De [basisschool 4] , waarvoor hij in incidenteel hoger beroep vervangende toestemming heeft verzocht, voor het geval de moeder deze toestemming niet zou geven. Inmiddels gaan de kinderen naar De [basisschool 1] en hebben zij het daar naar hun zin. Deze school kent een continurooster en de vader kan zijn werktijden hierop aanpassen zodat hij de kinderen uit school kan ophalen. De vader vindt het schoolsysteem op [basisschool 5] de [basisschool 2] ook goed, maar hij staat er niet achter dat het intake-traject zes weken duurt voordat er duidelijkheid komt over de vraag of de kinderen daar kunnen aansluiten en blijven. Hij wil niet dat de kinderen telkens wisselen van scholen en heeft daarom ook het incidenteel hoger beroep ingetrokken.
Advies van de raad
5.14
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de beslissing van de rechtbank om de vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op [basisschool 1] te [plaats B ] , te bekrachtigen. Nog een schoolwisseling is volgens de raad niet in het belang van de kinderen. De kinderen hebben aansluiting op De [basisschool 1] en de raad is van mening dat die situatie gestabiliseerd moet worden. Er moet duidelijkheid voor de kinderen komen, aldus de raad.
Beoordeling door het hof
5.15
Aangezien het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats zal bekrachtigen, zal het hof het verzoek van de moeder om de kinderen in te schrijven op de Openbare Basisschool De [basisschool 3] te [plaats C] afwijzen. Het hof is met de rechtbank en de raad van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij in [plaats B ] naar de [basisschool 1] blijven gaan en overweegt hiertoe als volgt. Tijdens de eerste drie weken van het nieuwe schooljaar is duidelijk geworden dat de kinderen zich op De [basisschool 1] prettig voelen en daar lijken te gedijen. Gebleken is dat de kinderen met veel plezier naar school gaan. Daarnaast is het onzeker of de kinderen kunnen starten bij [basisschool 5] de [basisschool 2] en dat eerst een traject van zes weken gestart moet worden om te bezien of de kinderen aansluiting hebben bij die school. Het hof acht deze onzekerheid niet in het belang van de kinderen, omdat de kinderen behoefte hebben aan duidelijkheid en stabiliteit. Dit geldt niet alleen voor [minderjarige 2] maar ook voor [minderjarige 1] die, naar de moeder heeft verklaard, moeite heeft met veranderingen en in zulke situaties controlegedrag vertoont. Het hof wil voorkomen dat de kinderen opnieuw aan veranderingen worden blootgesteld en zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover daarin vervangende toestemming is verleend aan de vader om de kinderen in te schrijven op de [basisschool 1] .
Het schorsingsverzoek
5.16
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep haar verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking ingetrokken. Het schorsingsverzoek kan daarom niet worden onderzocht en het hof zal de moeder in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
5.17
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.355.643/01 (de hoofdzaak):
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
In de zaak met zaaknummer 200.355.643/02 (incident):
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de werking van de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.M. van Baardewijk en mr. M.E. Burger, bijgestaan door mr. I.L.I. Bossert als griffier, en is op 21 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar door de oudste raadsheer in tegenwoordigheid van de griffier.