In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 februari 2025 was gewezen. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van winkeldiefstal op 13 februari 2025 te Haarlem, waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan een winkel. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging correct was en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen. De beslissing om de vordering af te wijzen was gebaseerd op de afgegeven zorgmachtiging voor de verdachte, die momenteel in zorg is en medicatie ontvangt. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.