ECLI:NL:GHAMS:2025:2842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
23-000377-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 februari 2025 was gewezen. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van winkeldiefstal op 13 februari 2025 te Haarlem, waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan een winkel. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging correct was en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen. De beslissing om de vordering af te wijzen was gebaseerd op de afgegeven zorgmachtiging voor de verdachte, die momenteel in zorg is en medicatie ontvangt. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000377-25
datum uitspraak: 8 oktober 2025
TEGENSPRAAK
(gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 februari 2025 in de strafzaak onder de parketnummers 15-047725-25 en 15-179714-22 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 oktober 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te Haarlem winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 februari 2025 te Haarlem winkelgoederen die aan de [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van winkelgoederen bij [winkel] . Daarmee heeft hij laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstallen leveren schade en hinder op.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 september 2025 is hij eerder voor (winkel)diefstallen onherroepelijk veroordeeld. Dat weegt mee in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt bij veelvuldige recidive een winkeldiefstal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand genoemd.
Alles afwegende en mede gelet op de door de raadsman toegelichte persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaruit volgt dat hij momenteel in een zorgmachtiging loopt, medicatie ontvangt en dat de verdachte nu goed ingebed is in zorg, acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur – gelijk aan verdachtes voorlopige hechtenis in deze zaak – passend en geboden. Niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die deze onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 februari 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben verzocht om deze vordering af te wijzen.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging af wijzen. Gelet op de afgegeven zorgmachtiging acht het hof toewijzing van de vordering niet opportuun.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Noord-Holland van 14 februari 2025, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 februari 2023, parketnummer 15-179714-22, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.T.C. de Vries, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 oktober 2025.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.