Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de buik althans het bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond en/of (blijvend)(ontsierend) litteken, heeft toegebracht door met een mes in de buik, althans het bovenlichaam, van voornoemde [slachtoffer] te steken;
hij op of omstreeks 1 oktober 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in de buik, althans het bovenlichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverweging
Voorwaardelijk verzoek
Bewezenverklaring
hij op 1 oktober 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
nadathij was gestoken, een mes uit zijn tas heeft gehaald.
Oplegging van straf
Beslag
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
- immateriële schade: € 9.000,00;
- kleding: ter terechtzitting in hoger beroep verlaagd tot een bedrag van € 200,00;
- daggeldvergoeding ziekenhuisopname: € 217,00;
- eigen risico:
- kosten chiropractie: € 1.780,00;
- reiskosten:
- Ten aanzien van het onderdeel van de vordering betreffende kleding heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu het betreffende onderdeel van de vordering – in verband met het ontbreken van aankoopbewijzen en/of andere stukken – onvoldoende is onderbouwd;
- Ten aanzien van het onderdeel van de vordering betreffende de daggeldvergoeding in verband met de ziekenhuisopname van de benadeelde partij heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof;
- Ten aanzien van de onderdelen van de vordering betreffende de kosten gemaakt uit eigen risico in kalenderjaren 2021, 2022, 2023 en 2024 en reiskosten heeft de raadsman het hof verzocht dezelfde beslissingen te nemen als de rechtbank;
- Ten aanzien van het onderdeel van de vordering betreffende de kosten met betrekking tot chiropractie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de betreffende schade ontbreekt, en dat (deels) sprake is van toekomstige schade;
- Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade heeft de raadsman het hof verzocht deze sterk te matigen tot een bedrag van € 5.000,00. Voorts heeft hij het hof verzocht de vergoedingsverplichting met vijftig procent te verminderen in verband met de eigen schuld van de benadeelde partij, bestaande uit het boos naderen van de verdachte en het (dreigen met het) trekken van een mes. De raadsman heeft het hof daarmee verzocht de gevorderde vergoeding van immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 2.500,00.
- de aard, de ernst en de verwijtbaarheid van de onrechtmatige handelen van de verdachte, alsmede de ernst van de inbreuk die daarmee op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt;
- de nadelige gevolgen die het handelen van de verdachte heeft gehad op het dagelijkse leven van de benadeelde partij;
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren en 4 (vier) maanden.
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 9.452,49 (negenduizend vierhonderdtweeënvijftig euro en negenenveertig cent) bestaande uit € 452,49 (vierhonderdtweeënvijftig euro en negenenveertig cent) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 40,00 (veertig euro) aan materiële schadeaf.
- 7 oktober 2021 over een bedrag van € 217,00
- 18 november 2021 over een bedrag van € 25,74
en van de immateriële schade op 1 oktober 2021.