ECLI:NL:GHAMS:2025:2936

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
23-002622-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijke geweldpleging met vorderingen van benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen meerdere personen op 29 mei 2023 in Jisp, gemeente Wormerland. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan, schoppen en trappen tegen de slachtoffers, alsook het gooien van een steen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het hof oordeelde op basis van getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het geweld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 130 uren. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof overwoog dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn aandeel in het geweld en dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormden. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen tot bedragen van € 1.773,87, € 2.070,19 en € 897,52, met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002622-24
datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 oktober 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-167116-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Jisp, gemeente Wormerland openlijk, te weten, Molenpad, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] door
- één of meerdere malen te slaan en/of te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of
- één of meerdere keren te bijten in de duim van die [benadeelde partij 1] en/of
- het gooien van een steen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 3] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof onder meer tot een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit omdat sprake is van gerede twijfel. De verdachte ontkent deel te hebben genomen aan het geweld en de verklaringen van de diverse getuigen - gelet op de onoverzichtelijke situatie en het alcoholgebruik - zijn niet betrouwbaar. De getuigen hebben verschillend verklaard over de kenmerken van het (witte) T-shirt dat de dader droeg en de medeverdachten hebben niet verklaard dat zij de verdachte geweldshandelingen hebben zien plegen.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe onder meer gewezen op de aangiftes, de bevindingen van de politie tijdens de aanhouding van de verdachte, de diverse getuigenverklaringen en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] .
Oordeel van het hof
Op grond van de verklaringen van de aangevers en de getuigen stelt het hof vast dat op 29 mei 2023 in het uitgaansgebied in Jisp openlijk en in vereniging geweld is gepleegd tegen verschillende personen. De daders zijn na het incident doorgelopen in de richting van Wormer. Onder de initiators en daders van het geweld bevonden zich naast een vrouwelijke verdachte ook twee mannen, waarvan één was gekleed in een grijs trainingspak en één in een wit T-shirt met een gekleurde opdruk van woorden of letters. De verdachte ontkent dat hij de laatstbedoelde man is. Hij verklaart onder meer dat hij zijn jas pas vlak vóór zijn aanhouding door de politie had uitgetrokken, waardoor zijn shirt tot aan dat moment niet zichtbaar kan zijn geweest voor omstanders.
Het hof volgt de verdachte niet.
Vast staat dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] in de bewuste nacht met vrienden in het uitgaansgebied in Jisk zijn geweest. De medeverdachte, gekleed in een grijs trainingspak, is na het incident door de politie aangehouden toen hij in de richting van Wormer liep. De verdachte droeg een wit t-shirt met aan de voorkant afgedrukt vier keer onder elkaar het merkteken DSQUARED2 in wisselende kleuren, waar onder de kleuren geel, oranje, blauw en rood [1] . Ook hij werd blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aangehouden toen hij vanaf de kermis in de richting van Wormer kwam lopen. De verdachte voldoet aan het signalement van de dader met het witte T-shirt, zoals dat door de verschillende aangevers/getuigen is gegeven. Daar komt bij dat de medeverdachte [medeverdachte] in zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat de verdachte de persoon was met een wit shirt met gekleurde letters, die bij de vechtpartij betrokken was. De verdachte is door aangever [benadeelde partij 1] (één dag) na het incident op een foto van zijn Instagram account herkend als de dader, die hem meermalen heeft geslagen en geschopt.
Dat sprake zou zijn van onbetrouwbare getuigenverklaringen is enkel een suggestie van de verdediging, waarvoor geen aanknopingspunt is te vinden. Ook anderszins heeft het hof geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen, waarbij het hof overweegt dat de verklaringen van de getuigen/aangevers niet zodanig van elkaar verschillen dat zij niet bruikbaar voor het bewijs zouden zijn. Tot slot acht het hof voor de vaststelling van het daderschap van de verdachte tevens van belang dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij ter plaatse geen andere personen heeft gezien met een soortgelijk shirt, als het door hem gedragen witte T-shirt op de getoonde foto in het dossier.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat het de verdachte (en medeverdachte [medeverdachte] ) zijn geweest die het ten laste gelegde feit hebben begaan. Niet vereist is dat betrokkenheid van elke dader bij elke afzonderlijke geweldshandeling komt vast te staan. Uit het voorgaande blijkt dat geweld is toegepast tegen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] door de groep waarvan de verdachte deel uitmaakte. De verdachte heeft daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 mei 2023 te Jisp, gemeente Wormerland openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] door
- één of meerdere malen te slaan en/of te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en
- één of meerdere keren te bijten in de duim van die [benadeelde partij 1] en
- het gooien van een steen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 3] ;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht in het geval van een bewezenverklaring geen vrijheidsbenemende straf aan de verdachte op te leggen. Daartoe heeft hij onder meer gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het reclasseringsadvies van 21 oktober 2024, en de straffen die door de kinderrechter aan de medeverdachte(n) zijn opgelegd.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich na het uitgaan, met de medeverdachte(n) schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij drie slachtoffers pijn en/of letsel hebben ondervonden en een forse inbreuk is gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Daarbij is zelfs op enig moment met een steen gegooid, en het risico dat het ernstiger had kunnen aflopen is niet denkbeeldig. Het geweld heeft plaatsgevonden nabij een drukke uitgaansgelegenheid, zodat het voor veel omstanders waarneembaar was. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn en de verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn aandeel hierin. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Het hof heeft, naast de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht geslagen op het reclasseringsrapport van 21 oktober 2024, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte een kwetsbare verdachte is en dat hij het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt op meerdere leefgebieden. Het hof heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden en de positieve ontwikkelingen die lijken plaats te vinden bij de verdachte. Het hof zal naast een onvoorwaardelijke taakstraf wel een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, met als doelde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals de fout in te gaan. Gelet op de persoon van de verdachte komt het hof tot een lagere taakstraf dan door de politierechter is opgelegd. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte op dit moment hulp en begeleiding ontvangt, acht het hof het opleggen van reclasseringstoezicht niet noodzakelijk.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 130 uren subsidiair 65 dagen passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.637,03. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.773,87. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.773,87 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient hoofdelijk te worden opgelegd. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Standpunt van de verdediging
Voor wat betreft het deel dat nog aan de orde zou zijn, te weten het bedrag dat door de rechtbank is toegewezen, heeft de raadsman zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsman heeft het hof verzocht om de immateriële schade te matigen tot een bedrag van
€ 1.000,00.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof is van oordeel dat het aannemelijk is geworden dat het slachtoffer materiële schade heeft geleden ter zake van het eigen risico (€ 266,41), de reiskosten (€ 7,46), alsook immateriële schade (€ 1.500,00). Deze schadeposten zijn ook voldoende onderbouwd.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte is op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade en dus tot vergoeding daarvan gehouden, behalve voor zover de schade al door één of meer mededaders is vergoed. De vordering zal dus hoofdelijk worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.182,19. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.070,19. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen tot een bedrag van € 2.070,19 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient hoofdelijk te worden opgelegd. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Standpunt van de verdediging
Voor wat betreft het deel dat nog aan de orde zou zijn, te weten het bedrag dat door de rechtbank is toegewezen, heeft de raadsman zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsman heeft het hof verzocht om de immateriële schade te matigen tot een bedrag van
€ 1.000,00.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof is van oordeel dat het aannemelijk is geworden dat het slachtoffer materiële schade heeft geleden ter zake van het eigen risico (€ 370,10) en immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.500,00. Deze schadeposten zijn ook voldoende onderbouwd.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte is op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade en dus tot vergoeding daarvan gehouden, behalve voor zover de schade al door één of meer mededaders is vergoed. De vordering zal dus hoofdelijk worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 897,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 697,52. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen tot een bedrag van € 897,52 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient hoofdelijk te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële en immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat het slachtoffer schade heeft geleden in verband met gederfde inkomsten (€ 197,52) en de immateriële schade tot een bedrag van € 700,00. De geleden schade ten aanzien van de gederfde inkomsten is voldoende onderbouwd door middel van loonstroken, een werkrooster en een verklaring van de werkgever.
Verdachte is op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade en dus tot vergoeding daarvan gehouden, behalve voor zover de schade al door één of meer mededaders is vergoed. De vordering zal dus hoofdelijk worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
130 (honderddertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.773,87 (duizend zevenhonderddrieënzeventig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 273,87 (tweehonderddrieënzeventig euro en zevenentachtig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.773,87 (duizend zevenhonderddrieënzeventig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 273,87 (tweehonderddrieënzeventig euro en zevenentachtig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 mei 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.870,19 (duizend achthonderdzeventig euro en negentien cent) bestaande uit € 370,19 (driehonderdzeventig euro en negentien cent) materiële schade en
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.870,19 (duizend achthonderdzeventig euro en negentien cent) bestaande uit € 370,19 (driehonderdzeventig euro en negentien cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 mei 2023.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 897,52 (achthonderdzevenennegentig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 197,52 (honderdzevenennegentig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 897,52 (achthonderdzevenennegentig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 197,52 (honderdzevenennegentig euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 mei 2023.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. A.P.M. van Rijn en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2025.
Mr. A.W.T. Klappe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Pagina 119 dossier.