ECLI:NL:GHAMS:2025:2941

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
23-002176-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en bedreiging met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 juli 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, was veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 80 uren gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. Het hof heeft de straffen herzien en de taakstraf vastgesteld op 135 uren, omdat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had op 25 juli 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas meer dan 3 jaar later uitspraak deed. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor mishandeling en bedreiging bevatte. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren, en de taakstraf op 135 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002176-22
datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-007699-22 en 13-085031-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen voor 40 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf te hoog is, gelet op het tijdsverloop en straffen in soortgelijke zaken. Daarnaast heeft zij het hof verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en geen vrijheidsbenemende straf op te leggen. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de in eerste aanleg door het openbaar ministerie gevorderde straf is gebaseerd op het hoge recidiverisico en de documentatie van de verdachte. In dat kader is van belang dat de verdachte sinds het ten laste gelegde feit niet opnieuw voor een strafbaar feit is veroordeeld, dat de overige documentatie van de verdachte oud is en dat de verdachte inmiddels een rechtenstudie heeft afgerond. Een vrijheidsbenemende straf is gelet op voorgaande niet passend en een voorwaardelijk strafdeel is niet noodzakelijk.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte zoals een en ander tijdens de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn ex-partner. Daarbij heeft hij het slachtoffer op straat op indringende wijze bejegend en haar pijn en letsel toegebracht. Uit de schriftelijke verklaring die de advocaat van het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, is gebleken dat het slachtoffer erg is geschrokken van het plotselinge handelen van de verdachte. Dit incident heeft ook nadien bij haar nog gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen. Daarnaast bezorgt een dergelijke mishandeling gevoelens van onveiligheid aan de omstanders, die daarvan getuige zijn. Daar komt bij dat de verdachte het slachtoffer enkele maanden later met de dood heeft bedreigd.
Blijkens zijn strafblad is de verdachte eerder ter zake van mishandeling en bedreiging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op het voorgaande en mede in het licht van de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd acht het hof, alles overziend, in beginsel een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De verdachte heeft op 25 juli 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, terwijl het hof op 14 oktober 2025 – ruim 3 jaren later – arrest wijst. Hierin wordt aanleiding gevonden het aantal uren van de op te leggen taakstraf terug te brengen tot 135.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
135 (honderdvijfendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
67 (zevenenzestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. A.P.M. van Rijn en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr S.S.I. Jackson, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2025.
Mr. A.W.T. Klappe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.