In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 juli 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, was veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van zijn ex-partner. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 80 uren gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. Het hof heeft de straffen herzien en de taakstraf vastgesteld op 135 uren, omdat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had op 25 juli 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas meer dan 3 jaar later uitspraak deed. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor mishandeling en bedreiging bevatte. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren, en de taakstraf op 135 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.