Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.ACC FRESH LEAF HOLDING B.V.,
QUADRA B.V.,
Verkopersgenoemd.
1.De zaak in het kort
Fresh Leaf) verkocht en geleverd. [appellant] meent dat Verkopers haar voorafgaand aan de koopovereenkomst onjuiste informatie hebben verstrekt over de onderneming van Fresh Leaf, met name een onjuiste prognose van de EBITDA over 2018 (hierna: de prognose), waaronder een onjuiste weergave van de gerealiseerde EBITDA tot en met 31 mei 2018. [appellant] stelt dat zij de koopovereenkomst daardoor onder invloed van dwaling is aangegaan en te veel heeft betaald voor de aandelen in Fresh Leaf. Dat te veel betaalde vordert zij van Verkopers terug. Zij stelt daarnaast dat Verkopers door de onjuiste informatie garanties uit de koopovereenkomst hebben geschonden. Zij meent dat zij op die grond de koopovereenkomst gedeeltelijk kan ontbinden en een deel van de koopsom kan terugvorderen, althans recht heeft op de schade die zij lijdt als gevolg van de schending van de garanties.
2.Het verloop van het geding in hoger beroep
3.De verdere beoordeling
milestoneste vroeg zijn genomen in acht (met name genoemde) projecten en zo ja, tot welk bedrag?
milestoneste vroeg is verantwoord.
milestoneslater in 2018 alsnog genomen hadden kunnen worden. Daarmee werkt de onder 1 genoemde correctie ook niet door in de koopprijs die partijen vermoedelijk overeen waren gekomen als de
milestonesjuist waren verantwoord in de prognose. Dat is anders voor de correctie vermeld onder 2. De koopprijs zou vermoedelijk € 260.000 lager zijn uitgekomen als de prognose niet de onjuistheid als bedoeld onder 2 had bevat.
milestones):
forecastte maken.
multiple-methode. Uit het waarderingsmodel van [appellant] blijkt nu dat dit niet juist is en dat [appellant] haar waardering van FTNON heeft gebaseerd op een DCF-methode, waarbij een grote rol was weggelegd voor te behalen synergieën. [appellant] heeft dat model aanvankelijk ook bewust achtergehouden, zelfs nadat de deskundige daarom had gevraagd. Op de gefingeerde EBITDA-
multiple-waarderingsmethode heeft [appellant] haar opgeklopte vordering van meer dan € 11 miljoen gebaseerd, aldus Verkopers. Op de onjuiste voorstelling van zaken door [appellant] moet volgens Verkopers een zware sanctie volgen, te weten een veroordeling in de reële proceskosten en de volledige kosten van het deskundigenbericht. Ter zitting hebben Verkopers ook integrale afwijzing van de vorderingen van [appellant] als een passende sanctie genoemd.
milestonevoor het begin van de productie (=
purchasinggereed), die correspondeert met een winstneming van 35%, per 31 mei 2018 genomen had mogen worden voor de projecten [naam 2] I en [naam 2] II. Volgens [appellant] hadden beide projecten per 31 mei 2018 op een
milestonevan 0% gezet moeten worden. Het gaat hier om projecten waarin de fases van
engineeringen productie elkaar overlapten. Het is volgens [appellant] in een dergelijke situatie van overlap van tweeën één: (i) of een waardering van het afgeronde deel van het project (ten opzichte van de totaal te creëren waarde) bepaalt wanneer een
milestonemag worden genomen (ii) of een
milestonemag pas worden genomen zodra een bepaalde fase (
engineering,
purchasing,
production & assembly) voor het gehele project volledig is afgerond. Dit heeft de deskundige volgens haar miskend.
milestonegenomen mag worden. Hij heeft ook voor [naam 2] I en [naam 2] II toegelicht op grond van welke feitelijke gegevens hij tot conclusie is gekomen dat deze projecten op een
milestonevan 35% - in plaats van de door FTNON gehanteerde 60% respectievelijk 45% - gezet mochten worden per 31 mei 2018, in het bijzonder op grond van het feit dat de
engineering-fase eind mei 2018 voldoende gereed was om met de productiefase te starten en dat de productie eind mei 2018 ook daadwerkelijk is gestart. Hij is bovendien in zijn reactie op de opmerkingen van [appellant] naar aanleiding van zijn concept-rapport specifiek ingegaan op bovengenoemde kritiek van [appellant] (memo van 29 mei 2024, bijlage 10 bij het rapport, nr. 8-10). Daarmee heeft de deskundige zijn bevindingen met betrekking tot beide projecten toereikend gemotiveerd. Hij onderschrijft, kort gezegd, niet de visie van [appellant] dat het van tweeën één is in situaties van overlap als hier aan de orde. Dat een fase nog niet volledig is afgerond, sluit volgens de deskundige in situaties van overlap niet uit dat de
milestonevoor die fase wordt genomen. Daarvoor is zijns inziens niet een waardering van het gerealiseerde werk vereist. [appellant] heeft daar onvoldoende tegenover gesteld.
milestoneskan onbesproken blijven omdat de correctie van de deskundige, naar hierna zal blijken, niet kan leiden tot toewijzing van enig deel van de vordering van [appellant] .
milestonesdestijds wel degelijk invloed hebben gehad op de te verwachten EBITDA 2018, althans op de koopprijs. Zij stelt daartoe, samengevat, het volgende. De EBITDA-prognose voor de resterende maanden was in zeer belangrijke mate gebaseerd op de
run rate(de gemiddelde EBITDA per maand) van de gerapporteerde EBITDA YTD, die dus niet deugde. De EBITDA YTD zou bovendien een zorgwekkende neerwaartse trend hebben laten zien als de door de deskundige genoemde correcties daarin zouden zijn verwerkt. Die trend zou tot een verdere bijstelling van de EBITDA 2018 hebben geleid. Tot slot betekent de correctie wegens te vroeg genomen
milestonesop bepaalde projecten dat er in de rest van 2018 minder capaciteit beschikbaar zou zijn geweest om aan andere projecten te werken, die ook in de prognose waren verantwoord, waardoor het begrote resultaat op die andere projecten naar redelijke verwachting onder druk zou zijn komen te staan.
milestonesop het onderhanden werk juist zouden zijn verantwoord. De EBITDA YTD zou dan lager zijn uitgevallen. Aan [appellant] kan worden toegegeven dat aannemelijk is dat [appellant] dan kritischer dan zij thans heeft gedaan naar de prognose voor heel 2018 zou hebben gekeken. Een analyse van de beschikbare data heeft de deskundige echter tot de conclusie geleid dat de
milestonesdie thans ten onrechte voor 31 mei 2018 zijn genomen in dat geval toch in de prognose voor heel 2018 zouden zijn verantwoord, zij het op een wat later tijdstip in 2018. Verkopers zouden kritische vragen van [appellant] over de tegenvallende EBITDA YTD – zo is kennelijk de redenering van de deskundige geweest – hebben kunnen pareren door een nadere toelichting op de stand van zaken van het onderhanden werk per 31 mei 2018 en de verwachting dienaangaande voor de maanden na mei 2018. Dat die verwachting voor de maanden na mei 2018 (die dan hoger zou uitvallen) naar de inzichten van destijds redelijkerwijs niet haalbaar zou zijn geweest als gevolg van capaciteitsproblemen, is de deskundige niet gebleken. In dit verband kon de deskundige – anders dan [appellant] meent – wel degelijk waarde toekennen aan de omstandigheid dat in werkelijkheid in de maanden na mei 2018 ook niet van capaciteitsproblemen is gebleken terwijl er in die maanden meer onderhanden werk was dan op grond van de prognose mocht worden verwacht. De deskundige voegt aan deze constatering toe dat hij “geen informatie [heeft] aangetroffen die maakt dat dit in een andere situatie anders zou zijn geweest” (rapport, nr. 251). De deskundige heeft kennelijk geen aanwijzingen gevonden voor de stelling dat, hoewel er in werkelijkheid niet van capaciteitsproblemen is gebleken, in juni 2018 in de hypothetische situatie (met een prognose waarin de
milestonesjuist waren verantwoord) toch had moeten worden aangenomen dat er capaciteitsproblemen zouden ontstaan die tot matiging van de prognose voor de EBITDA YTG hadden moeten leiden. [appellant] heeft dergelijke aanwijzingen ook niet genoemd. Dit had wel op de weg van [appellant] gelegen, die haar vordering baseert op de stelling dat zij een lagere koopprijs had betaald als zij in juni 2018 een prognose had ontvangen waarin de
milestonesen de voorzienbare nakomende kosten juist waren verantwoord.
run ratedie in de maanden januari tot en met mei 2018 was behaald, heeft [appellant] onvoldoende toegelicht. Het bij FTNON gehanteerde stelsel voor het opstellen van een prognose sloot aan bij het bij FTNON gehanteerde stelsel voor de financiële verslaglegging. Dat stelsel is door de deskundige beschreven in hoofdstuk 4 van zijn rapport en door hem beoordeeld als op zichzelf passend binnen de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd. Dit wordt door [appellant] ook niet betwist. Bij dat stelsel past niet het maken van een prognose op basis van een
run rate. Verkopers hebben er bovendien nog op gewezen dat bij een projectorganisatie als die van FTNON (en die van [appellant] zelf) de operationele prestaties niet lineair over de looptijd van een project worden behaald. Verkopers hebben dat geïllustreerd in een (door hen als productie 67 in het geding gebracht) memo van Accuracy van 28 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de maandelijkse EBITDA van FTNON in de periode van januari 2016 tot en maart 2018 een grillig verloop laat zien, met afwisselend positieve en negatieve maandelijkse EBITDA’s. Accuracy rekent in dat memo ook voor dat extrapolatie van de gerealiseerde EBITDA tot en met 31 mei naar de verwachte EBITDA voor het hele jaar voor de jaren 2016 en 2017 leidt tot afwijkingen van -/- 36,6% respectievelijk 464,8% ten opzichte van het werkelijk resultaat in die jaren. [appellant] heeft dit niet bestreden en hier onvoldoende tegenover gesteld. Het hof concludeert met de deskundige, Accuracy en Verkopers dat een extrapolatie van de resultaten van januari tot en met mei naar het hele jaar in dit geval niet een betrouwbare methode is om de jaarlijkse EBITDA te voorspellen. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die aannemelijk maken dat [appellant] niettemin in juni 2018 in de onderhandelingen met Verkopers zou hebben vastgehouden aan een prijsbepaling, afgeleid van (een EBITDA over 2018 gebaseerd op) de EBITDA YTD. Zij heeft aangevoerd dat “iemand die een voorspelling doet ten aanzien van toekomstige resultaten daar toch de resultaten uit het verleden bij zal betrekken”, maar dat is in dit geval niet erg overtuigend, omdat FTNON nog niet kon bogen op stabiele resultaten in het verleden. FTNON realiseerde over heel 2017 bijvoorbeeld nog slechts een EBITDA van ongeveer € 1,9 miljoen.
unadjusted) nagenoeg geheel leunde op de gemiddelde maandelijkse EBITDA over de maanden januari tot en met mei 2018 en dat zij haar prognose voor heel 2018 en, zo begrijpt het hof, daarmee ook de structurele verdiencapaciteit van FTNON dus aanzienlijk zou hebben bijgesteld als de
milestonescorrect waren verantwoord in het resultaat YTD. Het hof volgt [appellant] ook daarin niet. Daaraan staat reeds in de weg dat [appellant] heeft nagelaten inzicht te geven in de wijze waarop zij tot haar eigen EBITDA-prognose voor 2018 is gekomen. De deskundige stelt vast dat [appellant] geen gegevens heeft verstrekt die duiding geven aan het verschil van (afgerond) € 900.000 tussen haar eigen prognose en die van Verkopers; dat onduidelijk is welke bedragen [appellant] om welke reden heeft gecorrigeerd; dat (dus) niet uitgesloten is dat in het verschil van € 900.000 mogelijk ook een bedrag zit voor de verminderde winstgevendheid van de onderhanden projecten per mei 2018. De deskundige stelt verder vast dat [appellant] in haar waarderingsmodel niet werkt met het principe van een
run rate. Het hof volgt de deskundige in die vaststellingen. Daaraan kan niet afdoen dat een lineaire extrapolatie van de gemiddelde
run rateover de maanden januari tot en met mei 2018 – zoals die blijkt uit de aan [appellant] destijds verstrekte prognose – voor het hele jaar een EBITDA van € 2.666.400 zou opleveren en dus in de buurt komt van de prognose van [appellant] voor heel 2018. Bovendien blijkt uit het deskundigenrapport – en het hof onderschrijft dat – dat een extrapolatie van het resultaat over de laatste vijf maanden niet een betrouwbare methode is om de (structurele) winstcapaciteit van FTNON te bepalen. [appellant] moet daarmee ook bekend zijn geweest, althans mocht daarmee bekend verondersteld worden, niet alleen omdat zij zelf een soortgelijke onderneming voert, maar ook omdat zij een
due diligence-onderzoek bij FTNON had verricht en dus in staat moest worden geacht een discussie over de prognose voor de EBITDA 2018 te voeren op een meer gedetailleerd niveau dan de
run rate. Daarmee is het onaannemelijk dat Verkopers in de onderhandelingen onder de indruk zouden zijn geweest van een eventuele forse bijstelling door [appellant] van haar eigen prognose voor 2018 op basis van een tegenvallende
run rateover de eerste vijf maanden van 2018
.
milestonescorrect waren verantwoord niet zou hebben geleid tot een lagere geprognosticeerde EBITDA 2018 of tot een lagere koopprijs.
deal metrics) zij bij haar interne besluitvorming heeft gehanteerd. De deskundige heeft daarbij gebruik gemaakt van een ‘levend’ Excel-document dat hij op 22 april 2024 van [appellant] heeft ontvangen. De bevindingen van de deskundige zijn, in het kort:
unadjusted) gebruikt als basis voor haar waardering van de onderneming van FTNON. Bij het bepalen van deze EBITDA is uitgegaan van een zogenoemde
contingencyvoor de te verwachten omzet bij FTNON van € 2,0 miljoen, wat overeenkomt met een afslag op de te verwachten EBITDA 2018 van € 0,2 miljoen. Nadere gegevens van [appellant] die duiding geven aan het verschil van € 900.000 tussen de prognose van Verkopers/FTNON en die van [appellant] , ontbreken. Het ligt in de lijn der verwachting dat het mogelijk is dat het verschil ook de resultaten omvat die voortvloeien uit de onderhanden projecten van FTNON destijds.
run rateen ook niet met een
multiple. Het waarderingsmodel heeft als uitkomst een
multiple, maar de
multipleis niet als methode van waardering gebruikt. Tijdens de onderhandelingen is wel met het begrip
multiplegewerkt.
cash-flowvoor de jaren vanaf 2018 niet vastgesteld op basis van een analyse voor die jaren, maar op basis van een procentuele stijging van de diverse onderdelen die de EBITDA 2018 bepalen. In het waarderingsmodel van [appellant] heeft elke wijziging van de EBITDA 2018 dus gevolgen voor de te verwachten
cash-flowin latere jaren. Daarbij heeft [appellant] gewerkt met diverse inschattingen van mogelijk door haar te realiseren synergievoordelen (omzetsynergie en kostensynergie), wat leidt tot een groei van de omzet in de jaren 2019-2032 met een percentage variërend tussen 8 en 13% en een besparing van de kosten in dezelfde periode met een percentage tussen 1,7 en 10%. [appellant] heeft vervolgens de contante waarde van de kasstromen van FTNON in deze periode met en zonder synergievoordelen berekend. Zonder synergievoordelen heeft [appellant] de contante waarde van de kasstromen in die jaren aldus op € 38,1 miljoen bepaald; en met synergievoordelen op een hoger bedrag, oplopend tot € 78,2 miljoen.
enterprise value), waarvan de belangrijkste (
income approach) uitgaat van de contant gemaakte, te verwachten toekomstige kasstromen aan de hand van een rendementseis (disconteringsvoet). De uitkomst daarvan heeft [appellant] vervolgens vergeleken met vergelijkbare transacties (
market approach). Deze waarderingsmethode betekent dat een correctie van de EBITDA 2018 met ruim € 260.000 wél structureel kan doorwerken in de waardering, hoewel het naar het oordeel van de deskundige niet om een correctie gaat die de winstcapaciteit van FTNON structureel beïnvloedt.
enterprise valueberekend op maximaal € 1,1 miljoen (naar het hof begrijpt: inclusief synergie-effecten). Ook bij die € 1,1 miljoen lagere
enterprise valuewordt bij een ongewijzigde koopprijs (gebaseerd op een
enterprise valuevan € 31,75 miljoen) nog steeds voldaan aan de minimum-criteria van de vijf
deal metricsdie [appellant] hanteerde bij haar interne besluitvorming op 9 juli 2018 over het aangaan van de transactie. Om tot soortgelijke
deal metricste komen als [appellant] had berekend op 9 juli 2018, zou de kooprijs gebaseerd moeten worden op een
enterprise valuevan € 30,65 miljoen (dus € 1,1 miljoen neerwaarts moeten worden bijgesteld). In dat verband merkt de deskundige op dat van die vijf
deal metrics[appellant] blijkbaar het meeste gewicht toekende aan het kengetal Y3 (2020) Cash ROIC Level, en dat bij een verlaging van de uitonderhandelde
enterprise valuetot € 30,65 miljoen deze
deal metricongewijzigd zou blijven en de andere
deal metricssoortgelijk zouden blijven. Bij dit alles maakt de deskundige echter nog wel de kanttekening dat het uitgangspunt voor [appellant] ’s waardering van de
enterprise value, zijnde [appellant] ’s prognose van € 2,8 miljoen voor de EBITDA 2018, al een verlaging inhoudt van € 900.000 ten opzichte van Verkopers’ prognose voor de EBITDA 2018, en dat in die verlaging (naast een omzetcorrectie van € 200.000) mogelijk reeds een correctie is begrepen voor de verminderde winstgevendheid van de onderhanden projecten per mei 2018.
enterprise valuemet het genoemde bedrag van € 1,1 miljoen;
key metricsnog steeds passen binnen hetgeen eerder binnen [appellant] is besloten.
unadjusted) – met een bedrag van € 260.000 diende bij te stellen en dat op basis daarvan de koopprijs met een veelvoud van dit bedrag moest dalen. De tegenvallers in de nagekomen kosten waren immers niet structureel en de verdiencapaciteit van de onderneming werd door die tegenvallers dus niet beïnvloed. Dat zouden Verkopers vermoedelijk ook aan [appellant] hebben kunnen uitleggen. Verder heeft [appellant] destijds aan Verkopers (en ook in deze procedure) geen inzage gegeven in de wijze waarop zij, na kennisneming van de maandrapportage mei 2018, haar eigen prognose voor 2018 had bepaald. Meer in het bijzonder heeft [appellant] niet toegelicht op grond waarvan zij in die prognose is uitgegaan van een EBITDA 2018 die € 900.000 lager was dan waarvan Verkopers uitgingen en heeft zij niet gereageerd op de suggestie van de deskundige dat [appellant] in die verlaging mogelijk de tegenvaller van de nagekomen kosten al heeft verdisconteerd (zie 3.17 en 3.19 onder d). Bij die stand van zaken kan [appellant] niet worden gevolgd in haar standpunt dat, als de tegenvallers in de kosten YTD op het onderhanden werk bekend waren geweest, Verkopers bij de onderhandelingen over de koopprijs zouden zijn meegegaan met (i) een verdere verlaging van [appellant] ’s eenzijdig opgestelde en onverklaard lage prognose met het bedrag van die tegenvallers en (ii) met de manier waarop die verlaging volgens [appellant] met een
multiplezou moeten doorwerken in de berekening van de
enterprise value. Verder zou in de onderhandelingen bij een juiste prognose naar redelijke verwachting ook hebben doorgewerkt het besef bij Verkopers dat FTNON voor [appellant] aantrekkelijk was juist vanwege de te behalen synergievoordelen, net als het besef bij [appellant] dat Verkopers zich van die synergievoordelen bewust waren.
unadjusted) met € 260.000 had verlaagd, de
enterprise valuevolgens de door [appellant] gehanteerde interne waarderingssystematiek, inclusief synergie-effecten, neerwaarts zou zijn gecorrigeerd met € 1,1 miljoen (ten opzichte van de in de SPA overeengekomen
enterprise value), maar de deskundige heeft van [appellant] niet de beschikking gekregen over informatie die de genoemde verlaging van [appellant] ’s prognose waarschijnlijk maakt, terwijl ook onvoldoende waarschijnlijk is geworden dat Verkopers van een (daarop gebaseerde) correctie van [appellant] ’s waardering met een bedrag van € 1,1 miljoen onder de indruk zouden zijn geraakt. Het hof verwijst in dit verband ook nog naar het gegeven – genoemd door de deskundige in zijn reactiememo van 29 mei 2024 en erkend door [appellant] in haar memorie na enquête – dat [appellant] voor de onderneming een
enterprise valuevan € 31,75 miljoen heeft betaald terwijl zij uitging van een contante waarde van de kasstromen van de onderneming van € 38,1 miljoen zonder enige verandering door te voeren, en derhalve zonder rekening te houden met synergie-effecten, met als uitgangspunt een (verwachte) EBITDA van € 2,8 miljoen (
unadjusted) in 2018. Daarvan uitgaand, valt – zonder een nadere toelichting van [appellant] , die ontbreekt – niet direct in te zien dat een neerwaartse bijstelling van deze laatste prognose voor de EBITDA 2018 met € 260.000 (nog daargelaten dat die, als gezegd, onvoldoende is toegelicht) [appellant] ertoe zou hebben gebracht een verlaging van de koopprijs met € 260.000 af te wijzen als onvoldoende.
enterprise valuedestijds heeft bepaald op € 26 miljoen. Dat is ten onrechte omdat die waardering uit niets is gebleken. Die waardering kan ook niet volgen uit het feit dat [appellant] zich in de laatste fase van de onderhandelingen tegenover Verkopers op het standpunt heeft gesteld dat de
enterprise value€ 26 miljoen bedroeg. Het noemen van een lage
enterprise valueligt voor een kandidaat-koper die in onderhandeling is over de koopprijs voor de hand en betekent nog niet dat daaraan een gedegen berekening ten grondslag ligt. Het hof heeft, anders dan [appellant] betoogt, ook niet vastgesteld dat [appellant] de
enterprise valuevoorafgaand aan de laatste onderhandelingen had bepaald op € 26 miljoen. In 4.6.1 van het eerste tussenarrest heeft het hof slechts weergegeven waarop [appellant] zelf het door haar (primair) gevorderde bedrag baseert.
milestones) + € 260.493 (nagekomen kosten) bedragen, derhalve in totaal € 351.570, wat neerkomt op een correctie van ongeveer 30% van de EBITDA YTD. Ook dat gegeven doet aan bovenstaande redenering niet af. Dat komt door de aard van de correcties, te weten, zonder invloed op de EBITDA voor heel 2018, respectievelijk met een eenmalig karakter. Verder is hier opnieuw van belang dat in deze onderneming het principe van de
run rateniet een betrouwbare methode is om de EBITDA over heel 2018 te bepalen, naar alle betrokkenen ook moeten hebben beseft.
debt-like itemis opgenomen van € 254.718, dat is afgetrokken van de koopprijs. Het gaat hier om de garantievoorziening. Het hof volgt Verkopers daarin niet. De nagekomen kosten die volgens de deskundige ten onrechte niet in de prognose zijn verwerkt, moeten worden onderscheiden van kosten die onder de garantievoorziening vallen. De deskundige heeft in zijn rapport duidelijk gemaakt en ter zitting nog eens herhaald dat geen van de nagekomen kostenposten waarmee hij de prognose corrigeert onder de garantievoorziening valt.
multiplevan 9,91 toe te passen op de door haar reëel geachte EBITDA-prognose van ruim € 2,6 miljoen (
adjusted). Wel had [appellant] ’s waardering als uitkomst een
multiple– zo is gebleken – en heeft [appellant] die
multiplein de onderhandelingen met Verkopers gebruikt om overeenstemming over een koopprijs te bereiken. Dat [appellant] vervolgens haar vordering in deze procedure aan de hand van die
multipleheeft onderbouwd als zij heeft gedaan, kan niet als misbruik van recht gelden. Voor een afwijzing van de vordering van [appellant] wegens schending van artikel 21 Rv ziet het hof ook geen grond.