2.1.
[appellant] heeft in het beroepschrift verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en primair te bepalen dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen en op die grond de schuldsaneringsregeling te beëindigen met verlening van de schone lei. Subsidiair heeft [appellant] verzocht het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de schuldsaneringsregeling te laten voortduren met dien verstande dat hij gedurende de resterende looptijd is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Daartoe heeft [appellant] - samengevat - het volgende aangevoerd. [appellant] erkent dat hij niet heeft voldaan aan de voor hem van kracht zijnde sollicitatieverplichting, maar betoogt dat dit hem niet kan worden toegerekend. Het rapport van de verzekeringsarts van Argonaut van 14 augustus 2024 op grond waarvan [appellant] in staat wordt geacht tien uur per week betaalde arbeid te verrichten, is onvolledig en onjuist geïnterpreteerd door de bewindvoerder en de rechtbank. In dit rapport heeft de verzekeringsarts expliciet verklaard dat de specifieke mogelijkheden voor werk, vrijwilligerswerk en/of re-integratie door de arbeidsdeskundige bepaald kunnen worden. Omdat geen opdracht is gegeven aan een arbeidsdeskundige om aan de hand van de vastgestelde beperkingen in kaart te brengen welke specifieke mogelijkheden er zijn voor [appellant] op de arbeidsmarkt, heeft uiteindelijk Werkom - het werkontwikkelbedrijf dat [appellant] intensief begeleidt - een arbeidsdeskundige ingeschakeld. Naar aanleiding van een gesprek met [appellant] dat op 13 augustus 2025 plaatsvond, heeft arbeidsdeskundig bureau MedTadvies (hierna: arbeidsdeskundige) een rapport opgesteld, waaruit blijkt dat [appellant] niet in staat is regulier arbeid te verrichten of een traject in deze richting te volgen. Vanwege de marginale belastbaarheid, die [appellant] nodig heeft voor het volgen van zijn behandelingen, en omdat er geen mogelijkheden voor participatie en arbeid zijn, heeft de arbeidsdeskundige geadviseerd [appellant] gedurende twaalf maanden vrij te stellen van de arbeidsverplichting en hem als volledig arbeidsongeschikt te beschouwen. Met de verschillende behandelingen die [appellant] momenteel ondergaat, spant hij zich goed in voor herstel. [appellant] voldoet daarmee aan zijn verplichtingen, zodat er geen grond is voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
2.2.
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht.
Het is spijtig dat het rapport van MedTadvies niet in de procedure in eerste aanleg is ingebracht. Als dat wel was gebeurd, had de rechtbank wellicht anders beslist. Als de bewindvoerder eerder bekend was geweest met de inhoud van het rapport van MedTadvies, zou zij anders hebben geadviseerd, namelijk dat de in het kader van de inspanningsverplichting bepaalde tien uur per week door [appellant] zou worden gebruikt om te werken aan herstel in plaats van het verrichten van dan wel solliciteren naar arbeid in loondienst.
2.3.
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat - zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Faillissementswet (Fw) - uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar een of meer van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, zoals de sollicitatieverplichting, niet naar behoren nakomt en de regeling heeft belemmerd. Dit kan reden zijn de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen (artikel 350, derde lid, aanhef en onder c Fw). De maatstaf voor beëindiging op deze grond is of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, de daar genoemde gedragingen een duidelijke aanwijzing vormen dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. In deze maatstaf ligt besloten dat voor toepassing van de beëindigingsgrond is vereist dat de schuldenaar van zijn gedragingen een verwijt kan worden gemaakt.
2.4.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank - kort gezegd - overwogen dat [appellant] , gelet op een rapport van de verzekeringsarts van Argonaut van 14 augustus 2024, gedeeltelijk - voor tien uur per week - arbeidsgeschikt wordt geacht. De rechtbank heeft bij gebreke van stukken waaruit volgt dat [appellant] niet hoefde te solliciteren, tot uitgangspunt genomen dat op hem een (gedeeltelijke) sollicitatieverplichting rustte en na vastgesteld te hebben dat hij daaraan niet aantoonbaar had voldaan, de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd.
Op grond van het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de overgelegde stukken is naar het oordeel van het hof genoegzaam gebleken dat [appellant] geen verwijt kan worden gemaakt van het niet nakomen van vorenbedoelde sollicitatieverplichting. Daartoe is het volgende redengevend. Uit het in hoger beroep overgelegde arbeidsdeskundig rapport van MedTadvies blijkt dat [appellant] vanwege forse beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren een marginale belastbaarheid en een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. De arbeidsdeskundige concludeert dat [appellant] op dit moment niet in staat is om regulier arbeid te verrichten of een traject in die richting te volgen, en dat zijn belastbaarheid nodig is voor het volgen van behandelingen. Als voorbeelden van passende participatie en arbeid noteert de arbeidsdeskundige ‘geen’. Het advies van de arbeidsdeskundige luidt dat [appellant] gedurende twaalf maanden wordt vrijgesteld van arbeidsverplichtingen en als volledig arbeidsongeschikt wordt aangemerkt. Gelet op de bevindingen van de arbeidsdeskundige en diens advies, kan naar het oordeel van het hof van [appellant] thans niet worden gevergd dat hij in enige mate arbeid in loondienst verricht. De aard van de klachten en de omstandigheid dat deze klachten ook al bestonden ten tijde van de keuringsaanvraag in het kader van de schuldsaneringsregeling en dat, zoals blijkt uit de op 14 augustus 2024 verzonden adviesrapportage, de verzekeringsarts toen had voorgeschreven dat een arbeidsdeskundige aan de hand van de vastgestelde beperkingen de arbeidsmogelijkheden in kaart zou kunnen brengen, maken het aannemelijk dat de situatie die de arbeidsdeskundige in zijn rapport beschrijft reeds bestond ten tijde van de medische keuring. Dit betekent dat [appellant] ook over de verstreken periode als arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. De arbeidsdeskundige acht de belastbaarheid zodanig marginaal dat [appellant] deze belastbaarheid volledig nodig heeft om zich in te spannen voor herstel en dat daarnaast geen mogelijkheden zijn voor participatie en arbeid. Dit advies van de arbeidsdeskundige wordt ondersteund door de jobcoach van Werkom, die meent dat de sollicitatieverplichting zijn herstel juist zou kunnen belemmeren. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep het voorgaande onderschreven, althans niet bestreden. Dit leidt het hof tot het oordeel dat het niet voldoen aan de arbeidsverplichting van tien uur per week dan wel aan de daaruit voortvloeiende sollicitatieverplichting niet kan worden toegerekend aan [appellant] . Daarbij acht het hof van belang dat gebleken is dat [appellant] zich inspant om weer arbeidsgeschikt te worden zoals ter zitting in hoger beroep uit diens verklaring duidelijk is geworden. Naast het begeleidingstraject dat [appellant] volgt bij Werkom, is hij in (deels medicamenteuze) behandeling bij Parnassia FACT Waterland, zoals daarvan onder meer blijkt uit een verklaring van 15 oktober 2025 van diens behandelaren.
2.5.
In het voorgaande ziet het hof grond [appellant] volledig vrij te stellen van de sollicitatieverplichting gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling. Gelet op de hiervoor besproken rapporten, in het bijzonder het advies van de arbeidsdeskundige om [appellant] als volledig arbeidsongeschikt te beschouwen en een herbeoordeling te doen na twaalf maanden (in augustus 2026), en de toelichting van de behandelaren van Parnassia dat thans geen prognose kan worden gegeven voor herstel, acht het hof voldoende aannemelijk dat [appellant] gedurende de resterende looptijd zijn belastbaarheid nodig zal hebben om zich in te spannen voor zijn herstel.
2.6.
Met betrekking tot de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling overweegt het hof als volgt. De schuldsaneringsregeling is uitgesproken op 30 januari 2024 voor de duur van achttien maanden en daarmee - in beginsel - eindigend op 30 juli 2025. Bij vonnis van 3 december 2024 heeft de rechtbank de looptijd verlengd met negen maanden, derhalve tot 30 april 2026. Tegen deze laatste beslissing is geen hoger beroep ingesteld, zodat die bij de beoordeling van de onderhavige zaak tot uitgangspunt dient. De stelling dat deze beslissing tot verlenging van de looptijd is gegrond op het - achteraf ten onrechte gemaakte - verwijt aan [appellant] dat hij niet aan de sollicitatieverplichting voldeed, leidt niet tot een ander oordeel aangezien [appellant] destijds het verwijt deels erkende en aangaf graag te willen werken om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen, zoals blijkt uit het vonnis van de rechtbank van 3 december 2024. Dit laat onverlet dat [appellant] op de voet van artikel 349a, tweede lid, Fw de rechter-commissaris eventueel kan verzoeken de termijn te verkorten indien [appellant] van mening is dat daarvoor voldoende dragende gronden zijn.
2.7.
Het voorgaande betekent dat het primaire verzoek van [appellant] niet toewijsbaar is. Het subsidiaire verzoek is wel toewijsbaar. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en, opnieuw rechtdoende, zal het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling worden afgewezen, met bepaling dat de schuldsaneringsregeling zal worden voortgezet en [appellant] gedurende de resterende looptijd - tot 30 april 2026 - volledig zal zijn vrijgesteld van de sollicitatieverplichting.
2.8.
Volledigheidshalve wijst het hof [appellant] erop dat tijdens het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling de overige verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing blijven waaronder de verplichting zich in te spannen om weer arbeidsgeschikt te worden.