ECLI:NL:GHAMS:2025:3046
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekarrest; beoordeling van tijdigheid en ontvankelijkheid van het verzet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had verzet aangetekend tegen een verstekarrest dat op 17 december 2024 was gewezen. Het verzet werd ingediend op 15 april 2025, maar de vraag was of dit tijdig was. De opposant stelde dat de verzettermijn pas was aangevangen op 25 maart 2025, omdat hij pas op dat moment op de hoogte was van het verstekarrest. Het hof oordeelde echter dat de verzettermijn op 26 februari 2025 was aangevangen, toen de gerechtsdeurwaarder het verstekarrest aan de opposant had betekend. De opposant had onvoldoende bewijs geleverd dat de grosse van het verstekarrest niet was bijgevoegd bij de betekening. Het hof concludeerde dat de opposant niet in zijn verzet kon worden ontvangen, omdat de termijn van vier weken was overschreden. De opposant werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die op € 858,= aan salaris advocaat werden begroot. Het arrest werd openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.