ECLI:NL:GHAMS:2025:3139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
200.345.216
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een gebruikte auto met non-conformiteit en aansprakelijkheid bij reparatie

In deze zaak betreft het een consumentenkoop van een gebruikte auto, waarbij de auto binnen acht maanden na aflevering stil kwam te staan door een breuk van de koppelingsvork. De kantonrechter oordeelde dat deze breuk als normaal slijtage moest worden beschouwd, gezien het bouwjaar en het aantal gereden kilometers. Het beroep op non-conformiteit werd verworpen, evenals de klacht dat de verkoper aansprakelijk was voor een fout bij de reparatie van de mechatronic in maart 2023. Het vonnis van de kantonrechter werd bekrachtigd door het Gerechtshof Amsterdam. De appellant, die in hoger beroep ging, had de vordering tot vernietiging van het vonnis ingediend, maar het hof oordeelde dat geen van de grieven tot vernietiging kon leiden. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.345.216/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10823229 CV EXPL 23-3973
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 november 2025
inzake
[appellant],
wonend te [plaats 1] (gemeente Zaanstad),
appellant,
advocaat: mr. S. Yadegari te Amsterdam-Duivendrecht,
tegen
de vennootschap onder firma
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Temel te Haarlem.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om een consumentenkoop van een gebruikte auto. De auto is binnen acht maanden na aflevering langs de kant van de weg stil komen te staan door een breuk van een koppelingsvork. Met de kantonrechter wordt geoordeeld dat de breuk moet worden aangemerkt als een normaal geval van slijtage dat de koper gelet op het bouwjaar en aantal gereden kilometers op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Het beroep op non-conformiteit wordt verworpen. Hetzelfde geldt voor de klacht dat bij de reparatie van de mechatronic in maart 2023 een fout is gemaakt waarvoor de verkoper aansprakelijk is. Het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

2.Het verloop van het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 26 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, van 20 juni 2024, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Op 4 december 2024 heeft een mondelinge behandeling na aanbrengen plaatsgehad. Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord met producties.
Aan [appellant] is vervolgens de gelegenheid geboden om te reageren op de producties bij de memorie van antwoord en op de vordering van [geïntimeerde] in hoger beroep tot zijn veroordeling om de expertisekosten van de deskundige [bedrijf 1] te betalen. [appellant] heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Vervolgens is uitspraak bepaald.
[appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing alsnog van zijn vordering overeenkomstig de conclusie van zijn memorie, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, alsmede in de kosten van het rapport van de door haar ingeschakelde deskundige [bedrijf 1] .
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep bewijs aangeboden.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft onder 2.1. tot en met 2.7. een aantal feiten vastgesteld die bij de beoordeling tot uitgangspunt zijn genomen. Voor zover niet in geschil dienen die feiten ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat weergegeven en met aanvulling van enige feiten die ook als vaststaand kunnen worden aangenomen, gaat het daarbij om de volgende feiten.
3.2.
[appellant] heeft op 14 februari 2023 van [geïntimeerde] een personenauto, merk en [type] , bouwjaar 2012 en kilometerstand 149.082, gekocht en geleverd gekregen voor een prijs van € 8.499.
3.3.
Op 7 maart 2023 heeft [appellant] zich bij [geïntimeerde] gemeld met een storing in de versnellingsbak. [geïntimeerde] heeft [appellant] verwezen naar een [bedrijf 2] in [plaats 3] , alwaar een defect van de mechatronic (elektronisch onderdeel van de versnellingsbak) is geconstateerd dat op gezamenlijke kosten is hersteld.
3.4.
Op 27 september 2023 is [appellant] met de auto langs de weg stil komen te staan door een breuk van een koppelingsvork. [appellant] heeft de auto door [bedrijf 3] in [plaats 4] laten onderzoeken. Daarvan is op 10 november 2023 een zogenoemd wettelijke garantie diagnose formulier opgemaakt. Daarop is onder meer ingevuld:
- dat de versnellingsbak stuk is;
- dat dit op de dag van koop niet makkelijk met het blote oog was te zien, want de koppelingsvorken zijn afgebroken en die zitten in de versnellingsbak; en
- dat de auto nu niet meer te gebruiken is.
Daarbij zijn de kosten van herstel begroot op € 1.955,44 incl. btw.
3.5.
[appellant] heeft circa 10.500 kilometer met de auto gereden, waarvan ruim 9.000 kilometer na de reparatie van de mechatronic in maart 2023.

4.De eerste aanleg

4.1.
[appellant] heeft bij de inleidende dagvaarding gevorderd - samengevat weergegeven - dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs na ontbinding van de overeenkomst, althans bepaling dat [appellant] bevoegd is om de auto op kosten van [geïntimeerde] door een derde te laten herstellen, in beide gevallen met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van aanvullende schadevergoeding, mede opgebouwd uit een bedrag van € 490,01 aan kosten in verband met de reparatie in maart 2023. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat sprake is van een consumentenkoop en dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord (non-conform was) omdat de auto al binnen twaalf maanden na aflevering niet meer reed.
4.2.
[geïntimeerde] heeft de vordering gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
4.3.
De kantonrechter is uitgegaan van een consumentenkoop en heeft geoordeeld dat de breuk van de koppelingsvork het gevolg is van slijtage waarop [appellant] , gelet op het bouwjaar en aantal gereden kilometers van de auto, bedacht had moeten zijn. Daarnaast is geoordeeld dat [geïntimeerde] genoegzaam heeft weerlegd dat de breuk bij aflevering al bestond, omdat zij onweersproken heeft gesteld dat het onmogelijk is om gedurende zes maanden ruim 9.000 kilometer met een gebroken koppelingsvork te rijden, en voorts gelet op een verklaring van de monteur op de desbetreffende factuur dat hij bij de reparatie in maart 2023 niet heeft gezien dat er iets anders niet goed was. De vordering is als ongegrond afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten.

5.Beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellant] is met acht (tot VII genummerde) grieven tegen de overwegingen en beslissingen van de kantonrechter opgekomen.
5.2.
Grief Iis gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de breuk van de versnellingsvork het gevolg is van slijtage. De grief strekt tot betoog dat een breuk van de koppelingsvork een bekend probleem is bij het merk, type en bouwjaar van de auto. Ter onderbouwing van het betoog is verwezen naar een in opdracht van [appellant] opgemaakt rapport van [bedrijf 4] van 15 september 2024, waarin staat dat de storing - het hof leest breuk van de koppelingsvork - voor de expert een bekend probleem is.
5.3.
Ook in het tegenrapport van [bedrijf 1] dat [geïntimeerde] heeft laten opstellen, wordt de breuk als een bekend probleem aangemerkt. Dat een probleem bekend is, sluit op zich zelf echter niet uit dat het probleem het gevolg is van slijtage. Weliswaar staat in het rapport van [bedrijf 4]
De klacht welke we ervaren is geen slijtage, maar dat volgt niet zonder meer uit de daarbij gegeven toelichting. In dat rapport staat bovendien dat het probleem (het hof leest: de breuk) bij het type versnellingsbak als waar het hier om gaat al bij 50.000 kilometer, maar ook pas bij 300.000 kilometer kan optreden. Volgens dat rapport heeft de koppelingsvork dus een beperkte levensduur, zij het dat die kennelijk sterk kan variëren afhankelijk van merk, type en/of bouwjaar van de auto. Dat de breuk het gevolg is van slijtage vindt bovendien steun in de vermelding in het rapport van [bedrijf 1]
Transmissies en bijbehorende onderdelen, zoals schakelgaffels en geleiders, zijn onderhevig aan normale slijtage. In zoverre faalt dan ook de grief.
5.4.
De grief strekt mede tot betoog dat - omdat het een bekend probleem is - [geïntimeerde] de auto op voorhand met een camera op het probleem had moeten inspecteren en [appellant] bij het aangaan van de overeenkomst daarvoor had moeten waarschuwen, bij gebreke waarvan - zo zal zijn bedoeld - [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat de auto daarvan gevrijwaard zou blijven. Volgens het rapport van [bedrijf 1] kan echter een breuk bij dit merk en type auto bij een kilometerstand van 160.000 kilometer als normaal worden beschouwd. Dat is binnen de bandbreedte van 50.000 tot 300.000 kilometer van wat volgens het rapport [bedrijf 1] kennelijk normaal is. [geïntimeerde] hoefde niet te controleren op en waarschuwen voor wat als een normaal geval van slijtage kan worden beschouwd, althans voor zover daar op het blote oog geen aanleiding voor is. Dat was hier niet zo, gelet op het formulier van [bedrijf 3] en ook volgens [appellant] zelf, waar hij klaagt dat niet is geïnspecteerd met een camera. Daarmee faalt ook dit onderdeel van de grief.
5.5.
Grief IIbevat klachten die betrekking hebben op de reparatie van de mechatronic in maart 2023. Die klachten komen erop neer - zo begrijpt het hof - dat toen ten onrechte de breuk van de koppelingsvork niet is opgemerkt en [appellant] daarvoor niet is gewaarschuwd. De klachten dienen kennelijk ter onderbouwing van de schadepost van € 490,01 in verband met de reparatie. De klachten lenen zich voor een gezamenlijke behandeling met de klachten over de reparatie in grief IV.
5.6.
Grief IIIstrekt tot betoog dat volgens de redenering van de kantonrechter ieder gebrek aan een auto het gevolg kan zijn van slijtage. Dat moge zo zijn, maar is niet waar het hier om gaat. Waar het hier om gaat is, of de breuk van de koppelingsvork gelet op het bouwjaar en aantal gereden kilometers van de auto als een normaal geval van slijtage kan worden beschouwd. De grief gaat daar niet op in en kan dus niet slagen.
5.7.
Grief IVklaagt dat de kantonrechter voor de weerlegging van het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW de verkeerde maatstaf heeft aangelegd. De klacht is op zich zelf gegrond. Voor weerlegging van het bewijsvermoeden is tegendeelbewijs vereist, in dier voege dat de verkoper bewijst dat het gebrek aan overeenstemming tussen het verkochte en de overeenkomst het gevolg is van, of zijn oorsprong vindt in een omstandigheid die zich na de aflevering heeft voorgedaan. Dat helpt [appellant] echter niet verder. De kantonrechter heeft overwogen dat de breuk als een normaal geval van slijtage moet worden beschouwd waarop [appellant] bij de koop bedacht had moeten zijn. Daarin ligt besloten dat geen sprake is van een gebrek aan overeenstemming tussen het verkochte en de overeenkomst. De vordering is bij de kantonrechter dus al gestrand op artikel 7:17 lid 2 BW.
5.8.
De grief bevat verder de klacht dat de koppelingsvork prematuur is afgebroken, oftewel - zo leest het hof - eerder dan [appellant] mocht verwachten. Dat komt neer op een betwisting dat de breuk bij 160.000 kilometer als een normaal geval van slijtage moet worden beschouwd. De betwisting mist een zelfstandige toelichting. In zoverre deelt de grief het lot van grief I.
5.9.
De grief bevat tot slot de klacht - zo begrijpt het hof - dat uit niets blijkt dat bij de reparatie in maart 2023 de versnellingsbak volledig met een kleine camera is onderzocht en voorts dat die reparatie ondeugdelijk is uitgevoerd. De klacht is kennelijk gebaseerd op het rapport van [bedrijf 4] voor zover daarin valt te lezen dat de breuk bij de reparatie in maart 2023 met een inspectiecamera voorspeld had kunnen worden. Uit het rapport van [bedrijf 1] kan echter worden opgemaakt dat tussen de storing van de mechatronic in maart 2023 en de breuk van de koppelingsvork geen verband bestond. Er zijn geen aanwijzingen dat dit anders is. De reparatie van de mechatronic in maart 2023 gaf dus geen aanleiding om de versnellingsbak met een camera te inspecteren. De monteur in kwestie heeft op de factuur van maart 2023 verklaard dat hij geen andere defecten heeft opgemerkt en dat vindt steun in het formulier van [bedrijf 3] . Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat er bij de reparatie van maart 2023 een fout is gemaakt waarvoor [geïntimeerde] aansprakelijk is. De grief heeft al met al geen succes.
5.10.
Grief Vklaagt dat de kantonrechter de stelling van [appellant] dat er geknoeid is met de versnellingsbak omdat er een lasnaad zichtbaar was, ten onrechte niet heeft meegewogen. Bij de klacht heeft [appellant] op zich zelf geen belang omdat gelet op de herstelfunctie van het hoger beroep de stelling opnieuw kan worden betrokken. Dat is kennelijk ook wat [appellant] met de grief beoogt. De stelling is echter niet onderbouwd; er is ook geen conclusie aan verbonden. De grief kan daarom niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
5.11.
Grief VIklaagt om te beginnen over de kwalificatie van de auto in het vonnis als
relatief ouden de overweging dat daarom [appellant] er rekening mee moest houden dat na verloop van tijd als gevolg van slijtage gebreken konden optreden en reparaties nodig zouden blijken. De strekking van deze klacht is - zo begrijpt het hof - dat [appellant] gelet op bouwjaar en aantal gereden kilometers van de auto met breuk van de koppelingsvork geen rekening hoefde te houden. De klacht mist een zelfstandige toelichting. De grief deelt daarom het lot van grief I.
5.12.
Grief VIIklaagt dat de kantonrechter het rapport van YL Techniek ten onrechte als te laat overgelegd en ondeugdelijk niet heeft meegewogen. [appellant] wil met het rapport aantonen dat het mogelijk is om met het gebrek nog 9.000 kilometer te rijden en voorts dat de reparatie in maart 2023 ondeugdelijk is uitgevoerd. Het eerste punt is echter voor de beoordeling niet van belang. De breuk had zich bij aflevering en bij de reparatie in maart 2023 nog niet voorgedaan en kon op geen van beide momenten met het blote oog worden voorspeld. Gesteld noch is gebleken dat anderszins uit bedoeld rapport kan volgen dat de auto bij aflevering non-conform was en/of bij de reparatie in maart 2023 een fout is gemaakt waar [geïntimeerde] voor aansprakelijk is. De grief faalt.
5.13.
De achtste en laatste (VII genummerde) grief mist een zelfstandige toelichting en kan daarom onbesproken blijven.
5.14.
De slotsom is dat geen van de grieven tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en [appellant] zal als na te melden worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Daarbij gaat het alleen om de geliquideerde kosten als bedoeld in de artikelen 237 e.v. Rv. De vordering van [geïntimeerde] om [appellant] te veroordelen in de kosten van [bedrijf 1] wordt als een tegenvordering tot schadevergoeding ex artikel 6:96 lid 2 onder b BW aangemerkt. Een dergelijke vordering kan niet voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld en is daarom hier niet toewijsbaar.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 798 aan verschotten en € 858 voor salaris;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, A.S. Arnold en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.