Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
[geïntimeerde 5],
[geïntimeerde 6],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
het collectief vraagafhankelijk vervoer voor geïndiceerde reizigers vanuit de deelnemende gemeenten in de regio Noord-Kennemerland’ (hierna ook: de Regiotaxi). Dit was omdat de provincie Noord-Holland (hierna: de provincie) dit vervoer beëindigde per 1 januari 2016. De wettelijke basis voor dit vervoer ligt in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007, die wordt uitgevoerd door gemeenten. Per 1 januari 2015 werd deze wet vervangen door een nieuwe versie, de Wmo 2015.
overbruggingsperiodeniet naadloos aansluit op de daaraan voorafgaande overeenkomst.
beschikt u tijdig voor 1 januari 2016 over een uitspraak om tot definitieve gunning over te gaan. U kiest er in ieder geval in de [geïntimeerde 1] voor om deze overbruggingsovereenkomst aan te gaan, wij nemen aan dat deze overeenkomst niet bedoeld is om de Cao-regeling inzake overgang van personeel te kunnen ontwijken (de zogenaamde OPOV-regeling).
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep
tot betaling van een bedrag van in totaal € 539.099, dan wel een ander door Uw hof in goede justitie te bepalen totaalbedrag, zulks ter vergoeding van de schade die appellanten hebben geleden door het verloren gaan van de kans op gunning van de eerste aanbesteding;
6.Beoordeling
Actieplan voor energiebesparing en duurzame energie in de regio [plaats 2] 2015-2020’ met betrekking tot de doelstellingen op het gebied van duurzame brandstoffen (hierna: het actieplan).
level playing fieldte herstellen vanwege de kennisvoorsprong die [appellant 1] stelt te hebben gehad bij de eerste aanbesteding, leidt om de volgende redenen niet tot een ander oordeel. Ten eerste bestrijden [geïntimeerden] in deze procedure zelf dat [appellant 1] een dergelijke kennisvoorsprong had. Daarnaast blijkt uit niets dat een eventuele kennisvoorsprong van [appellant 1] voor [geïntimeerden] in de hypothetische situatie zonder onrechtmatige daad reden zou zijn geweest de eerste aanbesteding in te trekken. Bij dit oordeel heeft het hof ook in aanmerking genomen dat [geïntimeerden] niet onbeperkt de tijd hadden. Zij moesten tijdig een overeenkomst sluiten met een vervoerder, zodat per 1 januari 2016 vervoer beschikbaar was. Het betoog van [geïntimeerden] dat het ze te allen tijde vrijstond om de aanbesteding in te trekken en opnieuw aan te besteden, verwerpt het hof om dezelfde redenen.
Handreiking inkopen en aanbesteden in de Wmo’, juni 2006. Geen van deze regels, noch de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval, brengen echter mee dat [appellanten] met succes aanspraak op schadevergoeding (moeten) kunnen maken, ondanks het feit dat zij na 19 oktober 2015 zelf [geïntimeerden] door vertraging voor een acuut probleem hebben geplaatst, hetgeen tot de inwerkingtreding van de overbruggingsovereenkomst heeft geleid, zoals hiervoor toegelicht. Anders dan [appellanten] , acht het hof het bovendien begrijpelijk dat [geïntimeerden] de overbruggingsovereenkomst in werking hebben laten treden. [geïntimeerden] konden niet van [bedrijf 1] verlangen dat zij de vereiste investeringen zou doen vóórdat de aanbestede opdracht haar definitief was gegund. Het hof onderschrijft dus het oordeel dat in de onder 3.26 hiervoor genoemde bodemprocedure is gegeven.
€ 8.930,00(tarief V × 2,5 punten)