ECLI:NL:GHAMS:2025:3337

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
25/748
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeling laadstation onder douanecode

Op 28 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de indeling van een laadstation voor elektrische voertuigen onder de juiste douanecode. De belanghebbende, een onderneming die zich bezighoudt met de installatie van elektrische apparatuur, had een bindende tariefinlichting aangevraagd voor een laadstation, dat door de inspecteur van de Douane was ingedeeld onder TARIC-code 8537 1091 99. De belanghebbende was van mening dat het laadstation onder een andere code, namelijk 8537 1098 30, ingedeeld moest worden, omdat zij meende dat het laadstation een programmeerbaar geheugen had en daarmee voldeed aan de voorwaarden voor die indeling. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het laadstation inderdaad onder de TARIC-code 8537 1091 99 moest worden ingedeeld. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht had vastgesteld dat het laadstation een besturingstoestel was en dat het beschikte over een programmeerbaar geheugen, wat de indeling onder de door de inspecteur gekozen code rechtvaardigde. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat er geen sprake was van een precieze onvoorwaardelijke toezegging van de inspecteur. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 25/748
28 oktober 2025
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigden: mr. M.J.A. Holten en B. van Schaik MSc)
tegen de uitspraak van 23 januari 2025 in de zaak met kenmerk HAA 23/4880 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking van 9 december 2022
een bindende tariefinlichting met kenmerk NL BTI 2022-0865 (hierna: de bti) afgegeven ten aanzien van een laadstation van het model Terra AC-wallbox type 2 TAC-W11-G5-R-O (hierna: het laadstation), met indeling in TARIC-onderverdeling 8537 1091 99.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de bti bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de bti gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft op 9 oktober 2025 een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiseres is een onderneming die zich onder meer bezig houdt met de installatie van elektrische apparatuur en een groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen. Zij verkoopt onder meer opladers voor elektrische voertuigen.
2. Eiseres heeft op 14 september 2022 een bti-aanvraag ingediend voor een laadstation. In de aanvraag wordt het laadstation als volgt omschreven:
“TAC-W11-G5-R-O Terra AC wallbox type 2, cable 5 m, 3-phase/16 A, with RFID is een Electric Vehicle Supply Equipment (EVSE AC laadstation van het elektrische voertuig) dat gebruikt wordt om elektriciteit aan een elektrisch voertuig te leveren. Een AC Wallbox fungeert als de “Slave” en levert het gevraagde vermogen. Dit vermogen kan niet meer zijn als het maximale vermogen van de AC Wallbox. De AC Wallbox kan verbinding maken met het internet via gsm, WiFi of LAN.”.
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het laadstation onder Taric-onderverdeling 8537 1098 30. Daarbij behoort een tarief van 2,1%. Met vermelding van preferentiecode 110 bij de aangifte wordt het douanerecht geschorst.
De aanvraag bevat de volgende omschrijving:
“Om de batterij van een elektrische auto met wisselstroom (AC: Alternating Current) te kunnen opladen, heeft de electrische auto een apparaat ingebouwd, dat de omzetting van wisselstroom (AC) naar gelijkstroom (DC: Direct Current). Zo’n apparaat wordt ook wel ‘n “on board Charger” genoemd. Elke electrische auto heeft zo’n “on-board Charger”. De capaciteit van zo’n on-board charger verschilt van 7,4KVA, 11.2 KVA tot maximaal 22 kVA. De auto, met de on-board-charger, fungeert als de “MASTER” en bepaald hoeveel vermogen er gevraagd wordt om de batterij te laden. Een AC Wallbox fungeert als de “Slave” en levert het gevraagde vermogen, echter, dit kan niet meer zijn als het maximale vermogen van de AC Wallbox . Simpel gezegd, als de auto om 22KVA vraagt, maar de AC Wallbox is slechts 11KVA, dan wordt niet meer dan 11KVA geleverd, de laagste waarde van de twee. Het omgekeerde is ook waar. Als de auto slechts een 11 KVA on-board charger heeft en de AC Wallbox is 22k kVA, dan vraagt de auto – de MASTER – niet meer dan 11 kVA. Gedurende het laadproces zal het voltage van de batterij stijgen, waardoor het door de auto gevraagde vermogen afneemt. Kortom het gehele laadproces wordt door de auto aangestuurd.
(afbeelding)
De AC Wallbox van ABB is opgebouwd uit een P(ower)-board, dat de stroom, die uit het lichtnet geleverd wordt doorgestuurd naar de auto. Er vindt dus géén omzetting van de stroom plaats. Wel worden er tijden het proces metingen gedaan. Deze metingen meten bijvoorbeeld hoeveel stroom er per tijdseenheid geleverd wordt.
De AC Wallbox kan de informatie, die uit de metingen worden verzameld, doorsturen middels Blue tooth, WIFI, of met een 4G verbinding. Deze informatie kan worden afgelezen uit een door ABB geleverde applicatie op de mobiele telefoon, dan wel uit een applicatie op internet. De communicatie wordt middel een B-(usiness)-board gedaan.
Een C-board bevat het geheugen om de metingen op te slaan en deze gegevens desgevraagd naar de eigenaar van de AC Charger toe te sturen. Ook kent het C-board een veiligheidsfunctie, bijvoorbeeld het vergrendelen van de connector – ingeval van een socket versie – zodat tijdens het laden de stekker niet kan worden verwijderd. Ook zal het de lader uitschakelen, in geval veiligheidsparameters overschreden worden.”
3. In de bti is het laadstation ingedeeld onder Taric-code 8537 1091 99. Daarbij behoort een tarief van 2,1%.Verweerder verwijst daarbij naar de algemene indelingsregels 1 en 6 van de GN en de tekst van de GN-codes 8537, 8537 10 en 8537 10 91. Het laadstation is in de bti onder 7. als volgt omschreven:
“Een zogenoemd laadstation (wallbox) met – volgens opgave – onder andere de volgende uiterlijke en technische kenmerken:
bedoeld voor het leveren van elektrische stroom voor het opladen van accumulatoren van elektrische motorvoertuigen;
­ een behuizing van kunststof;
­ voorzien van een 3 fasen aansluiting, 16 A;
­ voorzien van een AC type 2 kabel van 5 m;
­ in de vorm van een rechthoek;
­ voorzien van RFID (radio-frequency identification);
­ een programmeerbaar geheugen;
­ voorzien van een overbelastingsbeveiliging (20A);
­ uitvoering van de interface via Wi-Fi, bluetooth, ethernet of Modbus;
­ bestemd om aan een muur te monteren;
­ voor privé, zakelijk of commercieel gebruik;
­ bestemd voor gebruik met een o.a. een smartphone en een applicatie (app) die moet worden gedownload.”
2.2.
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze als volgt aan.
2.3.
Tot de gedingstukken behoort de gebruikershandleiding van het laadtoestel (versie BCM.V3Y00.0-NL│002, van april 2021, 56 pagina’s). Op pagina 21 is onder punt 2.6.5 het volgende vermeld:

Belastingbeheer
Belastingbeheer voorkomt dat de beschikbare elektrische capaciteit van het gebouw of huis wordt overschreden. Een aantal apparaten deelt een netaansluiting, die een maximale capaciteit heeft. Het totale stroomverbruik van de apparaten die de netaansluiting gebruiken, mag de netcapaciteit niet overschrijden.
De functie voor belastingbeheer voorkomt dat het systeem de netcapaciteit overschrijdt en voorkomt schade aan de zekeringen. Op momenten dat de vraag naar stroom groot is, reduceert [het laadtoestel] de uitgangsstroom. De stroom neemt weer toe zodra weer voldoende stroom op het elektriciteitsnet beschikbaar is.
Bovendien zorgt de functie voor belastingbeheer ervoor dat de beschikbare belasting optimaal wordt gedeeld.”

3.Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is tussen partijen primair in geschil of het laadstation ingedeeld kan worden onder GS-post 8536, zoals belanghebbende voorstaat. Indien indeling onder GS-post 8536 niet mogelijk is, is tussen partijen niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden onder post 8537. In dat geval stelt belanghebbende zich op het standpunt dat indeling dient plaats te vinden onder TARIC-code 8537 1098 30 (schorsing). Indien haar subsidiaire standpunt faalt, dan stelt belanghebbende zich meer subsidiair op het standpunt dat de inspecteur toch gehouden is om aan haar een bti te verstrekken voor TARIC-code 8537 1098 30, omdat de inspecteur bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat indeling onder deze TARIC-code dient plaats te vinden.

4.Juridisch kader

4.1.
GN-post 8536 luidt, voor zover hiervan belang:
(…)
(…)
4.2.
De GS-toelichting op post 8536 luidt, voor zover van belang:
The heading includes :
(I) APPARATUS FOR SWITCHING ELECTRICAL CIRCUITS
These apparatus consist essentially of devices for making or breaking one or more circuits in which they are connected, or for switching from one circuit to another; they may be known as single pole, double pole, triple pole, etc., according to the number of switch circuits incorporated. This group also includes change‑over switches and relays.
(A) The
switchesof this heading include small switches for use in radio apparatus, electrical instruments, etc., switches of a kind used in domestic electrical wiring (e.g., tumbler switches, lever operated switches, rotary switches, pendant switches, push button switches) and switches for industrial application (such as, limit switches, cam switches, microswitches and proximity switches).
Switches operated by the opening or closing of a door and automatic thermo‑electric switches (starters) for starting fluorescent lamps are classified here.
Other examples classified here include electronic AC switches consisting of optically coupled input and output circuits (insulated thyristor AC switches); electronic switches, including temperature protected electronic switches, consisting of a transistor and a logic chip (chip-on-chip technology) for a voltage not exceeding 1,000 volts; and electro-mechanical snap-action switches for a current not exceeding 11 amps (toggle switch).
Electronic switches which operate by contactless means, using semiconductor components (e.g., for transistors, thyristors, integrated circuits).
Door locks which themselves incorporate a switch are
excluded (heading 83.01).
(B)
Change‑over switchesare used to connect one or more lines to one or more other lines.
In the simplest type one line is connected to a central point which, by means of a moving arm, can be connected to any one of the other lines. More complicated apparatus of this type includes starting switches for electric motors, and control gear for electric vehicles. These often include not only the switching gear, but also a number of resistors to be switched in or out of the circuit as required (see Explanatory Note to heading 85.33).
The heading also covers complicated switching‑units used in radio or television sets, etc.
(C)
Relaysare electrical devices by means of which the circuit is automatically controlled by a change in the same or another circuit. They are used, for example, in telecommunication apparatus, road or rail signalling apparatus, for the control or protection of machine‑tools, etc.
(…)
(II) APPARATUS FOR PROTECTING ELECTRICAL CIRCUITS
The heading includes
fuses. These normally consist of a device in which a length of fuse wire is incorporated (or can be incorporated) so that, when they are inserted in the circuit, the fuse wire will melt and so break the circuit if the current increases dangerously. They vary considerably in design according to the type of circuit and current for which they are intended. Cartridge fuses consist of a tube containing the fuse wire in contact with metal caps at the ends; other fuses consist of a base or socket (for incorporation in the line), and a connecting piece (which may be screwed into the socket or pushed in between spring contacts) on which the fuse wire is mounted. The heading covers the complete fuse, with or without wire. Sockets and connecting pieces presented separately are also classified here
exceptthose wholly of insulating material (apart from any minor components of metal incorporated during moulding solely for purposes of assembly) (
heading 85.47). Fuse wire is classified according to its constituent material, but short lengths of fuse wire with loops or other means of connection so as to be ready for use remain in this heading.
The heading includes other devices for preventing overload of circuits (e.g., electro‑magnetic devices which automatically break the circuit when the current exceeds a certain value).
The heading also
excludesconstant voltage transformers (
heading 85.04) and automatic voltage regulators (
heading 90.32).
(III) APPARATUS FOR MAKING CONNECTIONS TO OR IN ELECTRICAL CIRCUITS
This apparatus is used to connect together the various parts of an electrical circuit. It includes :
(A)
Plugs, sockets and other contactsfor connecting a movable lead or apparatus to an installation which is usually fixed. This category includes :
(1)
Plugs and sockets(including those for connecting two movable leads). A plug may have one or more pins or side contacts which match corresponding holes or contacts in the socket. The rim or one of the pins may be used for earthing purposes.
(2)
Sliding contactssuch as brushes for motors and current‑collectors for electric traction vehicles, lifting appliances, etc. (overhead or third rail collectors, etc.)
other thansuch articles of “carbon” or graphite (
heading 85.45). They may consist of block metal, wire cloth or laminated strip, and remain in this heading even when coated with an
externallubricating layer of graphite.
(3)
Lamp or valve sockets and lamp‑holders. Certain lamp‑holders are in the form of candles for mounting in candelabra or are designed to form a bracket against a wall; these remain classified here provided their main function is to act as lamp‑holders.
Plugs and sockets, etc., assembled with a length of wire are excluded (heading 85.44).
(B)
Other connectors, terminals, terminal strips, etc. These include small squares of insulating material fitted with electrical connectors (dominoes), terminals which are metal parts intended for the reception of conductors, and small metal parts designed to be fitted on the end of electrical wiring to facilitate electrical connection (spade terminals, crocodile clips, etc.).
Terminal strips consist of strips of insulating material fitted with a number of metal terminals or connectors to which electrical wiring can be fixed. The heading also covers tag strips or panels; these consist of a number of metal tags set in insulating material so that electrical wires can be soldered to them. Tag strips are used in radio or other electrical apparatus.
(C)
Junction boxes. These consist of boxes fitted internally with terminals or other devices for connecting together electrical wires. Boxes not fitted with means of electrical connection or provisions therefor, are excluded and are classified according to their constituent material.
(…)
The heading also
excludes:
(…)
(b) Assemblies (
other thansimple switch assemblies) of the apparatus mentioned above (
heading 85.37).
4.3.
GN-post 8537 luidt, voor zover hiervan belang:
4.4.
De GS-toelichting op post 8537 luidt, voor zover hier van belang:
“The goods of this heading vary from small switchboards with only a few switches, fuses, etc. (e.g., for lighting installations) to complex control panels for machinetools, rolling mills, power stations, radio stations, etc., including assemblies of several of the articles cited in the text of this heading.
(…)
The heading excludes :
(…)
(b) Simple switch assemblies, such as those consisting of two switches and a connector (
heading 85.35or
85.36).”
4.5.
Met ingang van 1 juli 2014 is op grond van het bepaalde in de verordeningen 1387/2013 (tot en met 31 december 2021) en 2021/2278 (met ingang van 1 januari 2022) voorzien in een schorsing van het douanetarief voor:
Volgnr
GN code
TARIC
Omschrijving
Autonoom recht
0.614
ex 8537 10 98
30
Motorbrug IC's zonder programmeerbaar geheugen, bestaande uit
– een of meer niet met elkaar verbonden geïntegreerde schakelingen op afzonderlijke bedradingsframes,
– al dan niet met discrete metaaloxide-halfgeleider-veldeffecttransistoren (MOSFET)
voor het besturen van gelijkstroommotoren in auto's
– geïnstalleerd in een behuizing van kunststof
0 %
4.6.
Tot de gedingstukken behoort de tekst van de goederenomschrijving van het onder 4.5 genoemde product, afkomstig uit het schorsingsdossier van de Nederlandse vertegenwoordiger in de desbetreffende comité-vergadering, alsmede een in dat dossier opgenomen afbeelding van het desbetreffende product:

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
Indeling
10. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer het arrest van het Hof van Justitie 28 april 2022, “PRODEX” SIA, C-72/21, ECLI:EU:C:2022:312, punten 28 en 29).
11. Op grond van indelingsregel 1 zijn voor de indeling van goederen in de GN wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Indelingsregel 6 bepaalt dat voor de indeling van goederen onder de onderverdeling van een post wettelijk bepalend zijn de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen.
12. Wat betreft de objectieve kenmerken en eigenschappen is tussen partijen niet in geschil dat het gaat om een laadstation, bedoeld voor het leveren van elektrische stroom voor het opladen van accumulatoren van elektrische motorvoertuigen, in een behuizing van kunststof. Zoals ook uit de omschrijving bij de aanvraag volgt omvat het laadstation een kunststof behuizing en een kabel waarmee de wallbox wordt verbonden met het elektrische motorvoertuig. Het laadstation is opgebouwd uit een P(ower)-board, B(usiness)-board en C-board. Het P(ower)-board stuurt de stroom die uit het lichtnet wordt geleverd door naar de auto. Er vindt dus géén omzetting van de stroom plaats. Wel worden er tijdens het laadproces metingen gedaan, bijvoorbeeld hoeveel stroom er per tijdseenheid geleverd wordt. De wallbox kan de informatie die uit de metingen wordt verzameld, doorsturen middels Bluetooth, WiFi, of met een 4G-verbinding. Deze informatie kan worden afgelezen uit een door eiseres geleverde applicatie op de mobiele telefoon, dan wel uit een applicatie op internet. De communicatie wordt middels een B-(usiness)-board gedaan. Het gaat om een verdeling van spanning van niet meer dan 1000 Volt. Het C-board bevat het geheugen om de metingen op te slaan en deze gegevens desgevraagd naar de eigenaar toe te sturen. Ook heeft het C-board een veiligheidsfunctie, zodat bijvoorbeeld tijdens het laden de stekker niet kan worden verwijderd.
13. Gelet op voornoemde objectieve kenmerken en eigenschappen is de rechtbank met partijen van oordeel dat het laadstation op 6-cijferig niveau van de GN ingedeeld dient te worden onder 8537 10.
14. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of verweerder het laadstation terecht heeft ingedeeld onder GN-onderverdeling 8537 1091. Tussen partijen is niet in geschil dat het laadstation een besturingstoestel is. De rechtbank heeft geen aanleiding hier anders over te oordelen, gelet op het feit dat er een aansturing/besturing plaatsvindt van de hoeveelheid stroom die via het laadstation naar het elektrisch voertuig wordt geleid. Zo is in het laadstation een zogenaamde load balancing functie geïntegreerd welke inhoudt dat het laadstation zelf het optimum zoekt tussen maximale laadsnelheid en het veilig beschikbaar vermogen. Dit voorkomt overbelasting van het netwerk en vergroot de veiligheid voor gebruiker en omgeving.
15. Partijen worden verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of het besturingstoestel programmeerbaar is. De rechtbank merkt op dat er geen definitie van “programmeerbaar geheugen” te vinden is in de aantekeningen op de van toepassing zijnde afdelingen en de hoofdstukken en de algemene indelingsregels of de jurisprudentie. Gelet op een redelijke uitleg van de woorden moet het gaan om een intern geheugen waarin instructies voor de uitoefening van de functies van het apparaat in kwestie worden opgeslagen. Voor zover eiseres het standpunt nog handhaaft dat voor de woorden “programmeerbaar geheugen” dient te worden aangesloten bij de definitie van “vrij programmeerbaar”, als bedoeld in aantekening 6A op hoofdstuk 84 en de WDO-toelichting op post 8471, kan dit niet slagen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om bij deze definitie van “vrij programmeerbaar” aan te sluiten omdat die ziet op automatische gegevensverwerkende machines. Deze producten zijn niet vergelijkbaar met het laadstation dat in geschil is.
16. De rechtbank gaat voor de beoordeling of sprake is van een programmeerbaar geheugen uit van de volgende objectieve kenmerken en eigenschappen die tussen partijen niet in geschil zijn.
Het laadstation beschikt over software, ook wel firmware genoemd. Firmware is noodzakelijk voor het functioneren en kan in principe niet verwijderd worden; wel is regelmatig een update nodig. Het laadstation kan door de firmware laden tot een vermogen van 22 KW per uur en beschikt daarnaast over een aantal slimme functies zoals load management, internet connectivity en de load balancing functie, zoals hiervoor genoemd onder punt 14.
17. Uit het voorgaande volgt dat het laadstation geprogrammeerd is met een aantal vaste programma’s waarvoor een geheugen noodzakelijk is. Uit de informatie die is gegeven in de aanvraag van de bti, blijkt dat het laadstation een C-board met een geheugen bevat. Dit is door de heer [naam] , die namens eiseres ter zitting technische informatie verstrekte, bevestigd. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat het laadstation standaard beschikt over een Ethernet-poort, WiFi en Bluetooth en dat de laadunit kan worden uitgebreid met een 4G-verbinding. Hierdoor kan de gebruiker bijvoorbeeld via een app de lader aan/uitschakelen, een laadsessie plannen, de status van een laadsessie bekijken en de software updaten. Het is mogelijk om via de app een starttijdstip in te stellen. Ter zitting heeft de heer [naam] aangegeven dat het programmeren via de Cloud plaatsvindt. De Cloud stuurt die informatie naar het interne geheugen van de lader, zodat de lader via een interne klok op het vooraf aangegeven tijdstip zal gaan laden. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een programmeerbaar geheugen als bedoeld in post 8537 10 91. De stelling van eiseres dat enkel sprake is van meetgegevens die niet lokaal worden opgeslagen of geprogrammeerd in het laadstation zelf, is niet juist en in strijd met de bij de aanvraag gegeven omschrijving en met hetgeen de heer [naam] op de zitting heeft verklaard. Dat de functionaliteiten worden aangestuurd of gecontroleerd via de Cloud door externe apparaten en niet door het laadstation zelf, zoals eiseres stelt, doet niet af aan de conclusie dat sprake is van een programmeerbaar geheugen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank dient het laadstation , gelet op indelingsregels 1 en 6 te worden ingedeeld in GN-onderverdeling 8537 10 91 en heeft verweerder het laadstation in de bti terecht ingedeeld onder Taric-code 8537 1091 99.
Vertrouwensbeginsel
19. Eiseres stelt dat verweerder in 2022 een verzoek om terugbetaling van rechten met betrekking tot een douaneaangifte heeft gehonoreerd op basis van de indeling van bijna identieke producten onder Taric-code 8537 1098 30. Aangenomen moet daarom worden dat verweerder geacht wordt wel degelijk de indeling destijds te hebben beoordeeld en aanvaard. Dit heeft bij eiseres een gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat deze indeling correct was, aldus eiseres.
20. Verweerder heeft ter zitting hierover opgemerkt dat naar aanleiding van deze zaak een controle in gang is gezet die geleid heeft tot een navordering bij eiseres. Verweerder is tot het inzicht gekomen dat de eerdere indeling niet juist is en acht zich in deze beroepsprocedure dan ook niet gebonden aan het eerder ingenomen standpunt.
21. Indien verweerder bij eiseres gegronde verwachtingen heeft gewekt door precieze onvoorwaardelijke en overeenstemmende toezeggingen te doen, kan eiseres zich met vrucht beroepen op het vertrouwensbeginsel (zie het arrest van het Hof van Justitie van 27 juni 2024, Prysmian Cabluri şi Sisteme, C-168/23, ECLI:EU:C:2024:551, punt 41 en de bij dit punt genoemde arresten).
22. De rechtbank is van oordeel dat van een precieze onvoorwaardelijke en overeenstemmende toezegging in dit geval geen sprake is.
23. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dus niet.
Gelijkheidsbeginsel
24. Het hiervoor onder punt 19 weergegeven beroep op het vertrouwensbeginsel, vat de rechtbank tevens op als een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
25. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen. Ten eerste staat niet vast dat het product in het gehonoreerde verzoek om terugbetaling exact gelijk is aan het product dat thans in geschil is. Voorts strekt het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat een bestuursorgaan gehouden is een eerder ingenomen standpunt te herhalen. De Douane kan immers tot een gewijzigd inzicht komen.
Conclusie en gevolgen
26. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

6.Beoordeling van het geschil

Post 8536
6.1.
Het onderwerpelijke laadtoestel is ontworpen om via de netaansluiting van een woning of bedrijfspand een elektrische auto op te kunnen laden met wisselstroom (AC). Het toestel dient daartoe te worden aangesloten op een aparte groep in de meterkast. Vervolgens dient het laadtoestel met de laadkabel aan de op te laden elektrische auto te worden verbonden. Het laadtoestel wordt door de gebruiker bediend door middel van een app op zijn smartphone. Om deze communicatie mogelijk te maken, staat het toestel via het mobiele (4G) netwerk, LAN of WiFi met het internet in verbinding. Het laden kan worden gestart door een druk op de startknop in de app, maar de gebruiker kan ook een laadschema instellen, bijvoorbeeld om ’s nachts op te laden of om op te laden op momenten waarop de stroomprijs laag is. Aan de voorzijde van het laadtoestel bevindt zich een display waarop de gebruiker informatie over het laden kan aflezen. Ook zorgt het laadtoestel ervoor dat de maximale capaciteit van de netaansluiting van de woning of het bedrijfspand niet wordt overschreden, om schade aan de zekeringen (in de meterkast) te voorkomen (“belastingbeheer”, zie tekst gebruikershandleiding aangehaald onder 2.3).
6.2.
Belanghebbende betoogt primair dat het laadtoestel voor de consument meerdere functies vervult, waarvan stroombeveiliging de hoofdfunctie is en de overige functies nevenfuncties zijn. Het toestel dient daarom, naar zijn hoofdfunctie, te worden ingedeeld onder post 8536, in GN-onderverdeling 8536 3010 (“andere toestellen, voor het beveiligen tegen elektrische stroom voor een stroomsterkte van niet meer dan 16A”), aldus belanghebbende. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Het laadtoestel vervult slechts één functie en dat is het opladen van elektrische voertuigen via de netaansluiting van een woning of bedrijfspand. Het onder 2.3 beschreven ‘belastingbeheer’ is daar slechts een klein onderdeel van. De noodzaak van belastingbeheer ontstaat pas doordat het laadtoestel aan de netaansluiting van de woning/het bedrijfspand wordt verbonden om er een elektrische auto mee op te laden. Indien het de consument primair te doen zou zijn om het beschermen van zijn netaansluiting en niet om het laden van zijn elektrische voertuig, zou hij eenvoudigweg kunnen afzien van het gebruik van het laadtoestel.
6.3.
Daar komt bij dat een complex toestel als het onderwerpelijke reeds naar zijn aard niet vatbaar is voor indeling onder post 8536, omdat deze post blijkens de bewoordingen ervan betrekking heeft op eenvoudige toestellen, zoals smeltveiligheden (= zekeringen, stoppen), schakelaars, relais, contactdozen, stekkers, kroonsteentjes, draadverbindingsklemmen en dergelijke. Blijkens de GS-toelichting op post 8536 (zie 4.2, slotzin) en post 8537 (zie 4.4, slotzin) kunnen weliswaar ook “simple switch assemblies, such as those consisting of two switches and a connector” onder post 85.36 worden ingedeeld, maar daarvan is in casu geen sprake: de toestellen bevatten veel meer onderdelen, waaronder drie printed circuit boards, met daarop een groot aantal componenten.
Post 8537
6.4.
Bij deze stand van het geding is tussen partijen niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden onder post 8537. Het Hof zal partijen hierin volgen, omdat het indeling onder deze post juist acht. Het apparaat omvat een kast van kunststof en is blijkens de gedingstukken voorzien van onder meer vier relais, een contactdoos, en enkele draadverbindingsklemmen. Het apparaat dient voor de elektrische bediening van het laadproces. Derhalve is voldaan aan de bewoordingen van post 8537 (
“(…) kasten en dergelijke voorzien van twee of meer toestellen bedoeld bij post (…) 8536, voor elektrische bediening (…)”) zodat niet toegekomen wordt aan indeling onder restpost 8543 (3,7%).
6.5.
Partijen houdt verdeeld of indeling dient plaats te vinden in GN-onderverdeling 8537 1091, zoals de inspecteur voorstaat, of in GN-onderverdeling 8537 1098, zoals belanghebbende bepleit. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het laadtoestel beschikt over een “programmeerbaar geheugen”, als genoemd in GN-onderverdeling 8537 1091. Het Hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit stukken van het geding blijkt dat het toestel is voorzien van firmware en dat deze firmware door de leverancier kan worden gewijzigd door middel van updates. Blijkens de reeds onder 2.3 genoemde gebruikershandleiding beschikt de bedienings-app over een speciaal update-menu, waarin beschikbare updates worden getoond en de gebruiker het updaten van de firmware kan starten. Hieruit volgt genoegzaam dat sprake is van een programmeerbaar geheugen, zodat indeling dient plaats te vinden in GN-onderverdeling 8537 1091.
6.6.
Ten overvloede merkt het Hof op dat de door belanghebbende voorgestane TARIC-code 8537 1098 30 betrekking heeft op volstrekt andere producten, namelijk op geïntegreerde schakelingen (IC’s) voor het besturen van gelijkstroommotoren in auto's. Verwezen zij naar 4.5 en 4.6. Het toestel vertoont evenmin enige gelijkenis met de overige goederen waarvoor in een schorsing is voorzien binnen GN-onderverdeling 8537 1098. Dit brengt met zich dat, indien belanghebbende zou moeten worden gevolgd in haar standpunt dat indeling onder laatstgenoemde GN-onderverdeling dient plaats te vinden (quod non), TARIC-code 8537 1098 99 van toepassing is, waarvoor hetzelfde tarief (2,1%) geldt als voor GN-onderverdeling 8537 1091.
Vertrouwensbeginsel
6.7.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Het is niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de inspecteur niet gehouden is om een bindende tariefinlichting af te geven voor een goederencode die hij niet juist acht. Dit volgt genoegzaam uit het arrest Hof van Justitie 22 januari 2004, Timmermans Transport & Logistics BV en Hoogenboom Production Ltd, gevoegde zaken C-133/02 en C-134/02, ECLI:EU:C:2004:43, pt 24 en 25, waarin het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat douaneautoriteiten een reeds afgegeven bindende tariefinlichting kunnen intrekken, wanneer zij het daarin vastgelegde standpunt omtrent de interpretatie van de voor de tariefindeling van deze goederen toepasselijke wettelijke bepalingen wijzigen. Een en ander nog daargelaten de omstandigheid dat de rechtbank bovendien in rechtsoverweging 22 met juistheid heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval geen sprake is van een precieze onvoorwaardelijke en overeenstemmende toezegging als bedoeld in rechtsoverweging 21 van haar uitspraak.
Slotsom
6.8.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, H.E. Kostense en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. H.M. Nijland als griffier. De beslissing is op 28 oktober 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.