Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Procedure bij de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling
Ook heeft [appellant] de waardestijging van de woning, te rekenen vanaf 2014 toen zij de woning aankocht, niet in de rendementsberekening verwerkt. Sterker, [appellant] heeft bij de berekening van het rendement de aankoopsom van de woning in veertig jaar afgeschreven, met een restwaarde van veertig procent. Dat komt het hof niet plausibel voor in het kader van een dergelijke berekening. De woning is immers gelegen in [plaats] en zal naar verwachting minst genomen haar oorspronkelijke waarde behouden, gelet op de, algemeen bekende, ontwikkelingen op de vastgoedmarkt. Dat een (substantiële) waardestijging zelfs meer voor de hand ligt, kan worden afgeleid uit de verkoop van de woning op de tweede verdieping ( [straat] [nummer 2] ) in 2016 voor een bedrag van € 257.000,-. De berekening strookt op dit punt dan ook niet met de hiervoor genoemde rechtspraak van de Hoge Raad, zoals ook de kantonrechter met juistheid heeft overwogen. Daarbij geldt nog dat de winst van de doorverkoop van de tweede etage niet terugkomt in de rendementsberekening, terwijl die toch ten goede moet zijn gekomen aan hetzelfde eigen vermogen (waarmee ook de aankoop van de derde verdieping is gefinancierd). Aldus heeft [appellant] haar stelling dat het rendement op de woning -146% bedraagt onvoldoende onderbouwd, laat staan dat van een structurele wanverhouding tussen de exploitatiekosten en de huuropbrengsten van de woning is gebleken.
€ 2.428,00(tarief II, 2 punten)