Op 14 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 18 april 2023 het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De heffingsambtenaar van de gemeente had de WOZ-waarde van de woning voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 502.000. De rechtbank had geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor deze waarde, onder andere door gebruik te maken van de vergelijkingsmethode met referentieobjecten in de omgeving.
Tijdens de zitting op 10 september 2024 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende betoogde dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan. Het Hof nam de overwegingen van de rechtbank over en concludeerde dat de waarde van de woning correct was vastgesteld. De belanghebbende had geen overtuigende argumenten aangedragen die de vastgestelde waarde konden weerleggen.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.