ECLI:NL:GHAMS:2025:396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
200.338.509/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage na bewijsbeslag met toepassing van de afstemmingsregel

In deze zaak heeft IVB, een incassobureau, een vordering ingesteld tot inzage in beslagen documenten na het leggen van conservatoir bewijsbeslag op de gegevens van de geïntimeerden. IVB stelt dat de geïntimeerden een lastercampagne tegen haar voeren en heeft daarom beslag gelegd op hun digitale gegevens. De voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de vorderingen van IVB afgewezen, waarna IVB in hoger beroep is gegaan. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 11 februari 2025 het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met toepassing van de afstemmingsregel. Deze regel houdt in dat de rechter in kort geding zijn uitspraak dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. IVB heeft betoogd dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigt, maar het hof heeft dit verwerpt. Het hof heeft geoordeeld dat IVB in het ongelijk is gesteld en haar hoofdelijk heeft veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.338.509/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/346977/ KG ZA 23-670
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 februari 2025
in de zaak van

1.INVORDERINGSBEDRIJF B.V.,

gevestigd te Den Haag,
2.
INCASSOCENTER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.
INC ZAKELIJK B.V.,
4.
CM ZAKELIJK B.V.,
beide gevestigd te Den Haag,
appellanten,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen

1.Robert Johannes [geïntimeerden] ,

wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 1] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
2.
FOLLOW THE MONEY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3.
[geïntimeerde 2],
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
geïntimeerden.
Appellanten worden hierna gezamenlijk (in enkelvoud) IVB genoemd. Geïntimeerden worden hierna [geïntimeerden] , FTM en [geïntimeerde 2] en, gezamenlijk, [geïntimeerden] c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

IVB stelt dat [geïntimeerden] een lastercampagne tegen haar voert. Zij heeft conservatoir bewijsbeslag ten laste van [geïntimeerden] gelegd en vordert inzage in de beslagen bescheiden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis met toepassing van de zogeheten afstemmingsregel.

2.Het geding in hoger beroep

IVB is bij dagvaarding van 22 februari 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 13 februari 2024 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (zittingsplaats Haarlem), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen IVB als eiseressen in conventie, verweersters in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie. FTM en [geïntimeerde 2] zijn in die procedure toegelaten als gevoegde partijen aan de zijde van [geïntimeerden] .
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord van [geïntimeerden] ;
- memorie van antwoord van FTM en [geïntimeerde 2] , met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 7 november 2024 laten toelichten. IVB door haar advocaat en door mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda, [geïntimeerden] door mrs. A.F.D. Iedema en J.C. van Leeuwen, advocaten te Amsterdam, en FTM en [geïntimeerde 2] door mr. J.E. van Til, advocaat te Amsterdam, allen aan de hand van overlegde spreekaantekeningen.
Ter zitting van het hof is met partijen besproken dat de zaak wordt aangehouden tot het moment dat de rechtbank Noord-Holland vonnis heeft gewezen in de tussen partijen aanhangige bodemzaak en dat IVB dit vonnis aan het hof zal doen toekomen. Dit heeft zij gedaan bij e-mailbericht van mr. Tuithof van 9 december 2024. Partijen zijn daarop in de gelegenheid gesteld om zich bij gelijktijdige aktes uit te laten over de betekenis van dit vonnis voor het onderhavige hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd.
IVB heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog haar vorderingen toe zal wijzen met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten in beide instanties, met nakosten, onder terugbetaling van de door IVB betaalde proceskosten van de eerste aanleg.
[geïntimeerden] c.s. concluderen ieder in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met hoofdelijke veroordeling van IVB – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten met nakosten.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
IVB houdt zich onder meer bezig met het in opdracht incasseren van onbetaald gelaten rekeningen. In 2013 heeft [geïntimeerden] een incasso-opdracht verstrekt aan IVB, die hij later heeft ingetrokken. [geïntimeerden] heeft geweigerd de eindafrekening van IVB te betalen.
3.2.
IVB is een gerechtelijke procedure tot betaling van openstaande facturen tegen [geïntimeerden] gestart. Bij vonnis van 27 mei 2015 is [geïntimeerden] veroordeeld tot betaling van de door IVB verstuurde facturen, vermeerderd met rente en kosten. Nadat IVB het vonnis aan [geïntimeerden] had laten betekenen, is [geïntimeerden] tot betaling overgegaan.
3.3.
[geïntimeerden] heeft op verschillende momenten in correspondentie aan IVB zijn ongenoegen over de gang van zaken geuit. Op 5 april 2018 heeft [geïntimeerden] onder meer het volgende aan IVB geschreven:

(...) Ik zet mij er voor in om er voor te zorgen dat jouw werkwijze van jouw onderneming niet nog meer gedupeerden maakt.Door de huidige ontwikkelingen, waarbij gedupeerden zich verenigen, zie ik mij genoodzaakt om mij aan te sluiten bij de aangiftes die tegen jouw bedrijf worden gedaan. (...)Ik heb destijds belooft (...) dat ik reclame voor jullie zou maken en die belofte los ik zeker in.
3.4.
Op websites van onder meer de Consumentenbond, Radar, Higherlevel en Vergelijkdeurwaarders hebben voormalige klanten van IVB negatieve uitlatingen over IVB gedeeld. De Consumentenbond heeft geconstateerd dat meerdere van die berichten op haar website afkomstig waren van één ip-adres.
3.5.
[geïntimeerde 2] is journalist, verbonden aan FTM. Op [datum] heeft FTM op haar website onder de titel
[titel 1]een kritisch artikel van [geïntimeerde 2] over de werkwijze van IVB gepubliceerd, gevolgd door een podcast hierover. [geïntimeerden] is één van de bronnen waarmee [geïntimeerde 2] bij de voorbereiding van de publicaties op FTM heeft gesproken.
3.6.
In juni 2022 is een website online verschenen, gehost op [email 1] Daarop is een artikel geplaatst dat zeer negatief is over IVB. Nadat IVB de host had gewezen op de volgens haar schadelijke inhoud, is de website op 28 februari 2023 offline gehaald. De website is daarop via een andere hostingpartij opnieuw online verschenen op [email 2] IVB heeft geprobeerd ook deze website uit de lucht te halen en te achterhalen wie achter deze website zit, maar dat is niet gelukt. [geïntimeerden] heeft (onder zijn eigen naam, ‘ [geïntimeerde 1] ’) op 9 januari 2023 een reactie bij het artikel geplaatst met een persoonlijke brief aan een van de bestuurders van IVB, waarin hij schrijft dat hij het verdienmodel van IVB is gaan volgen.
3.7.
[geïntimeerden] post op LinkedIn regelmatig over IVB. Hij reageert verder op posts op LinkedIn van onder meer de directie en medewerkers van IVB. Deze posts en reacties zijn negatief over IVB. [geïntimeerden] verwijst erin geregeld naar een van de hiervoor genoemde websites.
3.8.
FTM heeft op 20 april 2023 het artikel
‘ [titel 2] ’van [geïntimeerde 2] gepubliceerd, waarin opnieuw aandacht wordt besteed aan IVB. BOOS, het online onderzoeksprogramma van BNNVARA, heeft eveneens op 23 april 2023, in een YouTube-aflevering geconcludeerd dat IVB sinds de publicatie in 2019 van het FTM-artikel onverminderd op dezelfde voet met het daarin bekritiseerde businessmodel is doorgegaan.
3.9.
Bij beschikking van 17 november 2023 is IVB verlof verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van [geïntimeerden] , met aanstelling van DigiJuris B.V. als gerechtelijk bewaarder van de beslagen digitale bescheiden en gegevensdragers. IVB heeft aan haar verzoek tot beslaglegging onder meer ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] een lastercampagne tegen haar voert, deels met gebruik van schuilnamen. [geïntimeerden] zou verantwoordelijk zijn voor negatieve berichten op websites (zie 3.4) en voor het artikel op [email 1] en [email 2] (zie 3.6). Op 30 november 2023 heeft de deurwaarder beslag gelegd op een groot aantal bestanden die zich bevonden op digitale gegevensdragers van [geïntimeerden] .
3.10.
IVB heeft bij de rechtbank Noord-Holland een bodemprocedure tegen [geïntimeerden] aanhangig gemaakt waarin zij dezelfde vorderingen heeft ingesteld als in de onderhavige kortgedingprocedure. In die procedure zijn FTM en [geïntimeerde 2] toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van [geïntimeerden] . Bij vonnis van 4 december 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:13701) heeft de rechtbank deze vorderingen afgewezen met veroordeling van IVB in de proceskosten.

4.Eerste aanleg

4.1.
Voor zover van belang heeft IVB in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [geïntimeerden] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis schriftelijk toestemming te verlenen aan [bedrijf] en DigiJuris B.V. om aan IVB afschriften van de beslagen bescheiden te verstrekken;
- indien [geïntimeerden] niet binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan deze veroordeling voldoet, IVB op grond van artikel 3:299 BW te machtigen om [bedrijf] en DigiJuris B.V. te instrueren afschriften van de beslagen bescheiden aan haar te verstrekken;
- [geïntimeerden] te veroordelen in de proceskosten, met nakosten en rente.
4.2.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van IVB afgewezen en IVB veroordeeld in de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1.
IVB hebben in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. Deze behoeven geen bespreking.
5.2.
In de bodemprocedure heeft de rechtbank de vorderingen van IVB afgewezen. Het is vaste jurisprudentie dat de rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de civiele bodemrechter een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, in beginsel zijn vonnis dient af te stemmen op het oordeel van die bodemrechter, ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan (de zogeheten ‘afstemmingsregel’). Deze regel geldt ook in hoger beroep. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust, of indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. (HR 7 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0015 en HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1128).
5.3.
IVB heeft bepleit dat het hof in deze zaak niet gehouden is zijn uitspraak af te stemmen op het bodemvonnis, met een beroep op de uitzondering ‘wijziging van omstandigheden’. Het hof verwerpt dit betoog. De door IVB genoemde omstandigheden komen erop neer dat het hof volgens haar [geïntimeerden] kritisch zou hebben bevraagd over een aantal feiten die IVB aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd, terwijl dit tijdens de mondelinge behandeling van de bodemzaak niet zou zijn gebeurd. Zelfs als moet worden aangenomen dat dit juist is – [geïntimeerden] c.s. hebben zich hierover niet kunnen uitlaten – levert dat geen zodanige wijziging van omstandigheden op dat dit een uitzondering op de afstemmingsregel rechtvaardigt. Niet gebleken is dat het hof over meer of andere feiten beschikt dan de bodemrechter.
5.4.
De omstandigheid dat IVB heeft aangekondigd hoger beroep in te stellen van het bodemvonnis rechtvaardigt evenmin een uitzondering op de toepassing van de afstemmingsregel. Voor het geval het hof de afstemmingsregel van toepassing oordeelt, heeft IVB het hof verzocht niettemin enkele inhoudelijke overwegingen te wijden aan de zienswijze van het hof. Het hof ziet daarvoor echter geen aanleiding.
5.5.
De slotsom is dat het hof in deze zaak zijn uitspraak moet afstemmen op het bodemvonnis, waarin de vorderingen van IVB zijn afgewezen. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden bekrachtigd. IVB is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
aan de zijde van [geïntimeerden] :
- griffierecht € 349
- salaris advocaat
€ 2.428(tarief II, 2 punten)
Totaal € 2.777
aan de zijde van FTM en [geïntimeerde 2] :
- griffierecht € 798
- salaris advocaat
€ 2.428(tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.226

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt IVB hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan vandaag aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 2.777 en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen, als IVB niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling van dit arrest voldoet en vervolgens betekening van dit arrest plaatsvindt, met € 92.- voor aanvullend nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot;
6.3.
veroordeelt IVB hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan vandaag aan de zijde van FTM en [geïntimeerde 2] vastgesteld op € 3.226 en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen, als IVB niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordeling van dit arrest voldoet en vervolgens betekening van dit arrest plaatsvindt, met € 92.- voor aanvullend nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot;
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, K.A.J. Bisschop en A.W.G. Artz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.