ECLI:NL:GHAMS:2025:832

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
200.324.468
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomsten wegens structurele overlast door huurders

In deze zaak gaat het om de ontbinding van twee huurovereenkomsten van aangrenzende woningen, die door het echtpaar [appellanten] werden gehuurd van Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland. De kantonrechter had beide huurovereenkomsten ontbonden op basis van structurele overlast die door de huurders werd veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast en incidenten met omwonenden. De appellanten, die in hoger beroep gingen, voerden aan dat zij zich als goede huurders hadden gedragen en dat de overlast niet van hen afkomstig was. Het hof oordeelde echter dat de klachten van omwonenden over de huurders consistent waren en dat de huurders niet voldoende hadden gereageerd op de klachten. Het hof bevestigde de ontbinding van de huurovereenkomsten en oordeelde dat de belangen van de omwonenden zwaarder wogen dan die van de huurders. De appellanten werden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.468/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 9913656 CV EXPL 22-2691 BV
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2025
in de zaak van
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
allen wonend te [plaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. M. Shaaban te Rotterdam,
tegen
STICHTING WOONWAARD NOORD-KENNEMERLAND,
gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Hollenberg te Alkmaar.
Partijen worden hierna [appellanten] en Woonwaard genoemd. Appellanten worden afzonderlijk [appellant 1] , mevrouw [appellant 3] en de heer [appellant 3] genoemd. [appellant 1] en mevrouw [appellant 3] zijn een echtpaar en worden gezamenlijk het echtpaar [appellanten] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak draait om ontbinding van twee huurovereenkomsten van aangrenzende woningen. De kantonrechter heeft beide huurovereenkomsten ontbonden, omdat [appellanten] structureel overlast voor omwonenden hebben veroorzaakt. Deze overlast bestond uit geluidsoverlast en uit verschillende incidenten met omwonenden, waardoor een escalerende conflictsituatie is ontstaan. Tegen dit oordeel komen [appellanten] in hoger beroep op.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 15 februari 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 21 december 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Woonwaard als eiseres en [appellanten] als gedaagden (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 28 januari 2025 laten toelichten, [appellanten] door mr. Shaaban voornoemd, en Woonwaard door mr. Hollenberg voornoemd. Mr. Shaaban heeft dat gedaan aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. [appellanten] hebben bij deze gelegenheid nog een productie in het geding gebracht. Woonwaard heeft twee producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze onomstreden feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Het echtpaar [appellanten] heeft vanaf maart 2020 van Woonwaard de woning aan de [straat 1] te [plaats] (hierna: woning [nummer 1] ) gehuurd. Dit is een appartement in een galerijflat. Het echtpaar woonde daar met hun drie minderjarige kinderen.
3.2.
De heer [appellant 3] heeft vanaf september 2020 de naastgelegen woning aan de [straat 2] van Woonwaard gehuurd (hierna: woning [nummer 2] ). De heer [appellant 3] woonde na het overlijden van zijn vrouw in 2021 alleen in woning [nummer 2] . [appellant 1] is zijn zoon en tevens mantelzorger. Samen zullen woning [nummer 1] en woning [nummer 2] worden aangeduid als de woningen.
3.3.
Sinds [appellanten] in de woningen woonden, ontving Woonwaard regelmatig klachten van omwonenden over overlast die werd ondervonden vanuit de woningen. Dit betrof in eerste instantie met name geluidsoverlast.
3.4.
Woonwaard heeft [appellanten] herhaaldelijk gesommeerd om de overlast te staken, voor het eerst op 2 november 2020. Ook voerde Woonwaard meerdere gesprekken met [appellant 1] over door omwonenden van [appellanten] ervaren overlast.
3.5.
In december 2020 heeft Woonwaard de vloeren van de woningen laten controleren. Deze beschikten over een juiste, geluiddempende ondervloer.
3.6.
In het voorjaar van 2021 heeft Woonwaard een zogenoemde kangoeroewoning aangeboden aan [appellanten] Deze woning was bedoeld om gezamenlijk te wonen en mantelzorg mogelijk te maken. [appellanten] hebben deze woning geweigerd.
3.7.
Van 22 tot 27 april 2021 heeft Woonwaard een geluidsonderzoek laten uitvoeren op [straat 3] . Dat is de woning boven woning [nummer 2] . In de opnames werden op alle dagen onder meer de volgende geluiden gemeten: gebonk, geren, mensen die aan het praten zijn, getik en schreeuwende kinderen.
3.8.
Vanaf ongeveer juli 2021 heeft Woonwaard, naast de klachten over geluid, klachten ontvangen over het gedrag van [appellant 1] . De klachten gingen onder meer over spugen vanaf het balkon en naar medebewoners en schelden naar en intimideren van medebewoners.
3.9.
In oktober 2021 heeft Woonwaard wederom aan [appellanten] een andere woning aangeboden. Ook deze woning hebben zij geweigerd.
3.10.
Woonwaard heeft op 3 november 2021 bestuurlijke rapportages over de woningen van de politie ontvangen.
3.11.
Op 12 november 2021 heeft een handgemeen plaatsgevonden tussen [appellant 1] en twee medebewoners. De medebewoners hebben aangifte van mishandeling gedaan.
3.12.
In december 2021 heeft Woonwaard [appellanten] in kort geding gedagvaard en de ontruiming van de woningen gevorderd. Bij uitspraak van 10 januari 2022 is deze vordering afgewezen.
3.13.
Ook in de periode na de uitspraak in kort geding zijn er veelvuldig meldingen van diverse overlast aangaande [appellanten] bij Woonwaard binnengekomen.
3.14.
In maart 2022 heeft Woonwaard [appellanten] wederom een woning aangeboden. Deze woning hebben zij geweigerd.
3.15.
Op 31 augustus 2022 is [appellant 1] door de politierechter veroordeeld voor de onder 3.11 genoemde mishandeling van een medebewoonster.
3.16.
Op 10 oktober 2022 heeft Woonwaard voor beide woningen aanvullende bestuurlijke rapportages ontvangen.

4.Eerste aanleg

4.1.
Woonwaard heeft in eerste aanleg gevorderd de huurovereenkomsten met [appellanten] te ontbinden en hen te veroordelen om de woningen te ontruimen, binnen drie dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Verder heeft Woonwaard in eerste aanleg veroordeling van [appellanten] gevorderd om, zolang de woningen niet zijn ontruimd, een bedrag ter hoogte van de huur te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Woonwaard heeft daarnaast ook proceskosten en nakosten van [appellanten] gevorderd.
4.2.
Woonwaard heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [appellanten] structureel overlast veroorzaken aan de omwonenden en daarmee hun verplichtingen uit de huurovereenkomsten niet nakomen. Bij het echtpaar [appellanten] gaat het om overlast gevend gedrag door [appellant 1] waardoor medebewoners zich niet veilig voelen en bij de heer [appellant 3] gaat het om geluidsoverlast vanuit zijn woning.
4.3.
Na verweer van [appellanten] , heeft de kantonrechter de huurovereenkomsten tussen partijen per 1 maart 2023 ontbonden, en [appellanten] veroordeeld om de gehuurde woningen te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast heeft de kantonrechter [appellanten] veroordeeld om een bedrag ter hoogte van de huursom te voldoen voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woningen niet zouden zijn ontruimd vanaf 1 maart 2023. [appellanten] zijn veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg.

5.Beoordeling

5.1.
[appellanten] hebben in hoger beroep zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Woonwaard, met veroordeling van Woonwaard in de proceskosten in beide instanties. De grieven zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. Dit betekent niet alleen dat hij voor de zaak zelf goed moet zorgen, maar ook dat hij jegens de omgeving een zorgplicht heeft. Op grond van artikel 7:219 BW is de huurder jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden.
Woning [nummer 1]
5.3.
[appellanten] betogen in hoger beroep dat het echtpaar [appellanten] zich als goed huurder van woning [nummer 1] heeft gedragen en dat dus de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die betrekking heeft op woning [nummer 1] niet is komen vast te staan. [appellanten] hebben ter onderbouwing van die stelling handtekeningen verzameld van omwonenden, die daarmee hebben verklaard geen overlast te hebben ervaren van het echtpaar [appellanten] . Daarnaast heeft het echtpaar jarenlang in een andere woning aan de Melis Stokelaan gewoond, zonder dat medebewoners daar klachten over hen hadden. Verder stellen [appellanten] dat de kantonrechter het pest- en treitergedrag en de discriminerende houding van de buren niet heeft meegenomen in haar beoordeling. Het betreft duidelijk een situatie waar de actie van de één leidt tot een reactie van de ander, en op die manier heeft het zo kunnen escaleren. Zij wijzen er op dat met hun eigen klachten over overlast van de buren door Woonwaard niets is gedaan. Ten onrechte is de schuld van het conflict alleen bij hen neergelegd, aldus nog steeds [appellanten]
5.4.
Het hof begrijpt het gevoel van [appellanten] , dat [appellant 1] ook ter zitting heeft verwoord. In een situatie zoals die hier aan de orde is, waarin er confrontaties blijven plaatsvinden tussen buren, en waarbij die confrontaties steeds ernstiger worden, is er in het algemeen niet één schuldige aan te wijzen en in dit geval is ook sprake van (laakbare) discriminerende uitingen van omwonenden in hun klachten aan Woonwaard. Het hof heeft ook zeker oog voor het leed en de stress die het echtpaar [appellanten] en hun kinderen door de ontstane situatie hebben ervaren.
5.5.
Het gaat in deze procedure echter niet (alleen) om de rol van de omwonenden in het ontstaan van het conflict, of wie er ‘schuld’ heeft aan (het escaleren van) dit conflict. Het hof kan en moet namelijk alleen beoordelen of de bezwaren (grieven) van [appellanten] tegen het bestreden vonnis terecht zijn. Dat is niet het geval. Het hof zal dit hierna toelichten.
5.6.
Het standpunt van Woonwaard dat het echtpaar [appellanten] zich niet als goed huurder van woning [nummer 1] heeft gedragen steunt op vele meldingen van verschillende soorten overlast. Zo hebben buren geklaagd over herhaaldelijke vernieling van de toegangsdeur, en het aftappen van stroom uit de gemeenschappelijke ruimte. Ook hebben zij geklaagd over het gebruik van een barbecue met kolen op het balkon, waardoor rookoverlast ontstond. Daarnaast hebben onderburen melding gemaakt van een incident waarbij [appellant 1] as over hen heen heeft gegooid, terwijl zij op het onderliggende balkon waren. [appellant 1] is verder tweemaal strafrechtelijk veroordeeld, eerst voor mishandeling van een buurvrouw (zie onder 3.15) en daarna voor belediging van een andere buurvrouw. Pas tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [appellanten] mondeling verklaard dat [appellant 1] tegen de eerstgenoemde strafrechtelijke veroordeling hoger beroep heeft ingesteld. Deze stelling is te laat ingenomen en niet met stukken onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbijgaat. In deze procedure staat dus vast dat [appellant 1] zijn toenmalige buurvrouw heeft mishandeld. Ten slotte zijn er veel meldingen over de dreigende en intimiderende houding van [appellant 1] , en over meerdere incidenten waarbij [appellant 1] over de reling en naar de buren spuugt. De klachten van diverse omwonenden zijn consistent en zien op een langere periode. De situatie is zo geëscaleerd dat Woonwaard zich genoodzaakt heeft gezien om na het bestreden vonnis 24-uursbeveiliging in de flat aanwezig te laten zijn. Woonwaard heeft de overlast opleverende gedragingen uitgebreid onderbouwd met onder meer schriftelijke stukken (waaronder bestuurlijke rapportages met daarin waarnemingen door de politie) en beeldopnames.
5.7.
Daartegenover hebben [appellanten] deze stellingen van Woonwaard onvoldoende betwist. [appellanten] hebben het gedrag waarop de meldingen van de buren betrekking hebben niet of nauwelijks weersproken. Eventueel provocerend gedrag van de buren (partijen verschillen van mening over in hoeverre daarvan sprake is) kan geen rechtvaardiging vormen voor de gedragingen van [appellant 1] , die zelfs hebben geleid tot strafrechtelijke veroordelingen. Datzelfde geldt voor de gestelde handelwijze van Woonwaard, waarop het hof ook hierna (onder 5.19) nog zal ingaan. Ook het argument dat er veel buren zijn die
geenoverlast van hen ervoeren gaat niet op, omdat dit niet wegneemt dat er ook een flink aantal buren was dat
weloverlast ervoer. Het hof concludeert daarom dat het echtpaar [appellanten] structureel ernstige overlast heeft veroorzaakt. Daarbij weegt ook mee dat Woonwaard uitgebreid heeft toegelicht dat juist [appellant 1] zélf vaak actief de confrontatie met buurtbewoners opzocht, door hen op te wachten rondom de woningen, intimiderend te lachen, naar hen te spugen en hen uit te schelden. Ook speelt een rol dat Woonwaard het echtpaar [appellanten] mondeling en schriftelijk herhaaldelijk heeft aangesproken op de overlast, maar dat dit niet tot een gedragswijziging heeft geleid. Het door [appellanten] gestelde pest- en treitergedrag van de buren doet daar niet aan af.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het echtpaar [appellanten] zich niet als goed huurder heeft gedragen en is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst met betrekking tot woning [nummer 1] .
Woning [nummer 2]
5.9.
[appellanten] betogen dat ook de heer [appellant 3] zich als een goed huurder heeft gedragen en dat hij dus niet is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst die betrekking heeft op woning [nummer 2] . [appellanten] hebben hiertoe het standpunt ingenomen dat niet is komen vast te staan dat de door de buren ervaren geluidsoverlast afkomstig is van woning [nummer 2] . Zij voeren daartoe aan dat op de geluidsopnames die Woonwaard namens de omwonenden heeft overgelegd andere talen dan Arabisch te horen zijn, terwijl zij onderling alleen Arabisch spreken. Ten onrechte worden alle geluiden die in het gebouw te horen zijn, beschouwd als van hen afkomstig. Bovendien is de heer [appellant 3] door zijn medische toestand niet in staat om de in de klachten beschreven geluiden te maken, zoals bonken, dingen laten vallen en roepen, aldus [appellanten]
5.10.
Het hof oordeelt als volgt. De vordering van Woonwaard tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van woning [nummer 2] is gebaseerd op vele meldingen van geluidsoverlast. Deze meldingen zijn onderbouwd met geluidsmetingen. Het resultaat van deze geluidsmetingen kwam overeen met de verklaringen van de buren. Bovendien hebben niet alleen buren over de geluidsoverlast verklaard, maar ook derden die door buren waren uitgenodigd, verbalisanten van de politie en medewerkers van Woonwaard. Ook ten aanzien van woning [nummer 2] zijn de klachten van diverse omwonenden consistent, en zien zij op een langere periode. Daarmee staat voldoende vast dat de structurele geluidsoverlast afkomstig was van woning [nummer 2] .
5.11.
Het standpunt dat de heer [appellant 3] de geluidsoverlast door zijn medische toestand niet zelf had kunnen veroorzaken, kan [appellanten] ook niet baten. Nog daargelaten dat [appellanten] dit standpunt niet hebben onderbouwd, geldt namelijk dat de heer [appellant 3] als huurder van woning [nummer 2] mede verantwoordelijk is voor gedragingen van anderen die zich met zijn goedvinden in woning [nummer 2] bevinden. Voor de vraag of de heer [appellant 3] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, maakt het dus niet uit of hij de geluidsoverlast zelf heeft veroorzaakt, of dat anderen die met zijn goedvinden in de woning waren, dat vanuit zijn woning hebben gedaan.
5.12.
Anders dan [appellanten] verder nog hebben betoogd, ging het bovendien niet om normale woon- en leefgeluiden. De geluidsoverlast vond namelijk ook in de (late) avond- en nachtelijke uren plaats, en bestond uit onder meer hard gebonk, heel veel voetstappen, geren en hard gepraat. Ook is de geluidsoverlast niet beperkt gebleven tot het geluid dat bij de noodzakelijke verbouwing en de periode rond het overlijden van de echtgenote van de heer
[appellant 3] hoorde. De geluidsoverlast heeft vanaf september 2020 tot het moment van de ontruiming in februari 2023 structureel plaatsgevonden. Daarmee staat ook vast dat de geluidsoverlast heeft plaatsgevonden op het moment dat de coronamaatregelen al waren opgeheven. Ook deze coronamaatregelen waren dus, anders dan [appellanten] betogen, onvoldoende verklaring of rechtvaardiging voor de geluidsoverlast.
5.13.
[appellanten] hebben tegenover deze uitgebreide motivering van Woonwaard niet genoeg ingebracht. Zij hebben het standpunt dat er andere talen op de geluidsopnames worden gesproken dan dat [appellanten] onderling spreken, niet verder toegelicht, en ook niet gespecificeerd op welke geluidsopname zij hebben gedoeld. Ook het argument dat er veel buren zijn die
geenoverlast van de heer [appellant 3] ervoeren gaat niet op, omdat dit niet wegneemt dat er ook een flink aantal buren was dat
weloverlast van hem ervoer.
5.14.
Dit leidt tot de conclusie dat de heer [appellant 3] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst met betrekking tot woning [nummer 2] .
Rechtvaardigen de tekortkomingen ontbinding van de huurovereenkomsten?
5.15.
Het volgende punt dat partijen verdeeld houdt is de vraag of de tekortkomingen van [appellanten] de ontbinding van de huurovereenkomsten rechtvaardigen.
5.16.
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van de huurder de verhuurder de bevoegdheid om de huurovereenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Slechts een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op ontbinding van de huurovereenkomst. Of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt, dient te worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Het ligt op de weg van de huurder om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die kunnen leiden tot het oordeel dat de tekortkoming van onvoldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst met de ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen.
5.17.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen de ernst, de duur en de hoeveelheid van de klachten de ontbinding van de huurovereenkomsten. Het staat vast dat [appellanten] ernstige overlast hebben veroorzaakt gedurende een groot deel van de huurperiode, bestaande uit geluidsoverlast (de heer [appellant 3] ) respectievelijk een geweldsincident, vernielingen, en terugkerende confrontaties met omwonenden (het echtpaar [appellanten] ). De belangen van de omwonenden gaan in dit geval voor de belangen van [appellanten] bij behoud van de woningen, omdat de omwonenden al lange tijd zijn blootgesteld aan deze ernstige overlast en zij vrezen voor hun veiligheid. Ook het huurgenot van de omwonenden moet worden gewaarborgd.
5.18.
Bovendien kon van [appellanten] verlangd worden dat zij meewerkten aan oplossingen. In dat kader is relevant welke oplossingen Woonwaard heeft aangedragen om de situatie te verbeteren, en welke alternatieven Woonwaard voorhanden had. Woonwaard heeft voldoende onderbouwd dat zij gedurende een lange periode veel in het werk heeft gesteld om de situatie voor alle betrokken partijen te verbeteren. Zo heeft Woonwaard pogingen gedaan om buurtbemiddeling op te starten tussen [appellanten] en buurtbewoners. Daarnaast heeft Woonwaard verschillende gesprekken gevoerd met [appellanten] , ook met de politie daarbij. Woonwaard heeft gedragsafspraken willen maken met [appellanten] , hetgeen niet is gelukt. Daarnaast heeft Woonwaard hulpverlening voor het gezin op gang gebracht, gesprekken gevoerd met Jeugd en Gezin, en deelgenomen aan het ICO-overleg in het Veiligheidshuis. Verder heeft Woonwaard vier keer alternatieve woonruimte aangeboden, al voorafgaand, maar ook nog tijdens verschillende fases van de gerechtelijke procedure. Het ging daarbij om in ieder geval één woning die kon worden ingericht op de specifieke ((mantel)zorg)behoeften van [appellanten] hebben deze alternatieve woonruimten steeds afgewezen. Woonwaard heeft geprobeerd tot een oplossing te komen, en van haar kon in deze situatie niet meer worden gevergd. Het lag op de weg van [appellanten] om mee te werken met (in elk geval een deel van) de door Woonwaard gepresenteerde oplossingen. Dat hebben zij niet gedaan.
5.19.
Het verzoek van Woonwaard aan buurtbewoners om hun klachten op schrift aan hen te sturen doet daaraan, anders dan [appellanten] betogen, niet af. Het is immers logisch dat Woonwaard te weten wilde komen wat er precies speelde in de flat, en dus zoveel mogelijk informatie verzamelde. Ook het verwijt van [appellanten] dat Woonwaard de klachten van omwonenden wel in behandeling nam, en de klachten van [appellanten] niet, acht het hof niet terecht. [appellanten] hebben onvoldoende gespecificeerd welk van hun klachten door Woonwaard niet in behandeling is genomen. Woonwaard heeft ter zitting bovendien toegelicht dat zij de klacht die zij van [appellanten] heeft ontvangen heeft opgevolgd, maar dat zij die niet gegrond achtte. Het hof volgt [appellanten] daarom niet in de stelling dat Woonwaard bij de behandeling van het conflict vooringenomen of partijdig was.
5.20.
Ook de huidige situatie speelt een rol bij deze beoordeling. Zelfs nu [appellanten] niet meer in hetzelfde gebouw wonen als de medebewoners die klachten hebben geuit, leeft het conflict tussen hen voort. De medebewoners voelen zich nog steeds bedreigd, en Woonwaard heeft onweersproken gewezen op confrontaties tussen [appellant 1] en medebewoners in de buurt van de flat, die hebben plaatsgevonden nádat de woningen zijn ontruimd. Ook dat is een argument dat erop wijst dat de ontbinding van de huurovereenkomsten gerechtvaardigd was.
5.21.
Tegelijkertijd is de huidige situatie dat [appellanten] nieuwe woningen hebben gevonden. [appellanten] hebben niet gesteld, en ook is niet gebleken, dat door de ontbinding van de huurovereenkomsten een noodsituatie is ontstaan, voor henzelf of voor de kinderen van het echtpaar [appellanten] . Integendeel, ter zitting is nogmaals bevestigd dat álle betrokkenen de situatie ten tijde van de bewoning van de woningen door [appellanten] zeer stressvol vonden, en dat het beter gaat nu zij op een andere plek wonen.
5.22.
Bovendien hebben [appellanten] hun standpunt dat de gevolgen van de ontruiming voor hen onredelijk groot zijn, niet toegelicht. Het hof gaat hieraan dus voorbij.
5.23.
[appellanten] hebben geen andere feiten en omstandigheden naar voren gebracht die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de woningen in dit geval niet gerechtvaardigd waren. Zij hebben ook geen (voldoende concrete) stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere beslissingen. Hun bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
Slotsom en kosten
5.24.
De grieven treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zijn in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 783,00
- salaris advocaat
€ 2.428,00(tarief II, 2 punten)
Totaal € 3.211,00.

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Woonwaard vastgesteld op € 3.211,00 op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. E.J. Bellaart, mr. I. de Greef en mr. A.E.F. Hillen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.