Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] .,
[appellant 2],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Swaps 4 zijn afgesloten op 17 februari 2009, hadden ieder een hoofdsom van € 2 miljoen, een ingangsdatum van 1 maart 2009 en een looptijd van 5 jaar. De vaste rente was 2,94%.
(…) De MTM waarde die een door u verrichte Transactie op een bepaald moment heeft is het bedrag dat, volgens de standaard berekeningsmethoden van de Bank, op dat moment bij beëindiging van die Transactie door u aan de Bank betaald moet worden of door u van de Bank ontvangen wordt om uw positie ten opzichte van de Bank uit hoofde van de desbetreffende Transactie te neutraliseren (…), uitgaande van de marktomstandigheden van dat moment.(…) De MTM waarde van een Transactie kan voor u positief of negatief zijn.(…)”
Als Dekking voor uw Mogelijke Financiële Verplichtingen geldt het totaal van de voor u positieve MTM waarden van met u afgesloten Transacties. Verder wordt met u een bedrag afgesproken waarmee het totaal van de voor u negatieve MTM waarden van Transacties, het totaal van de voor u positieve MTM waarden van Transacties mag overschrijden (het “Afgesproken Bedrag”), zonder dat dit aanleiding geeft tot maatregelen door de Bank (zie onder 7.). (...)”
- een lening met ingangsdatum 26 juli 2007 van € 1 miljoen tegen een vaste rente van 5,4% per jaar voor de duur van tien jaar aan [appellant 2] ;
- een lening met ingangsdatum 29 augustus 2007 van € 1,2 miljoen tegen het driemaands euribortarief, met een opslag van 1% opslag voor de duur van vijf jaar aan [appellant 1] , [bedrijf 10] en [bedrijf 11] ;
- een lening van € 8,5 miljoen met ingangsdatum 19 december 2008, verdeeld in drie tranches tegen het eenmaands euribortarief met opslagen van 1,78%, 2,15% en 2,2% voor de duur van een, twee en drie jaar aan [bedrijf 1] ;
- een rekening-courantkrediet met ingangsdatum 24 december 2008 van € 8,5 miljoen tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 1,35% voor onbepaalde tijd aan [bedrijf 1] ;
- een krediet van € 3.305.260 en een krediet van € 4 miljoen met ingangsdatum 1 maart 2009 ter beëindiging van een krediet van € 7.305.260 tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 1,35% en 2,45% voor onbepaalde tijd aan [bedrijf 1] ;
- een geldlening van € 3.617.590,06 ter beëindiging van een krediet van hetzelfde bedrag met ingangsdatum 5 maart 2015 en einddatum 1 december 2017 tegen het driemaands euribortarief met een opslag van 2% aan [bedrijf 1] ;
- een rekening-courantkrediet van € 3 miljoen met ingangsdatum 4 april 2007 tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 0,8% aan [bedrijf 6] en [appellant 2] ;
- een lening van € 4,5 miljoen met ingangsdatum 26 maart 2007 tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 0,8% voor de duur van vijf jaar aan [bedrijf 6] en [appellant 2] ;
- een rekening-courantkrediet van € 2 miljoen met ingangsdatum 1 april 2007 voor onbepaalde tijd tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 0,9% aan [bedrijf 8] ;
- een lening van € 2 miljoen met ingangsdatum 1 augustus 2006 tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 1,1% aan [bedrijf 12] ;
- een rekening-courantkrediet van € 6 miljoen met ingangsdatum in 2007 tegen het eenmaands euribortarief met een opslag van 1,1% aan [bedrijf 12]
(…) Zoals bekend zijn wij voor [bedrijf 1] tot een oplossing gekomen die voor u en ons acceptabel is: de verhoging is slechts van toepassing boven het bedrag (4.000.000 euro) wat niet is afgedekt door SWAP’s.
(…) Zoals net telefonisch besproken, kom ik hierbij terug op de afgesloten derivaten.
[bedrijf 1] , (…) Kredietlimiet € 4,0 mln is afgedekt door 2 derivaten, beide € 2,0 mln (…)
Wijs beleggingen III , (…) krediet ad EUR 1,2 mln (+lening [bedrijf 14] ) afgedekt door 2 derivaten, beide ad EUR 1,5 mln (…)
Wijs beleggingen I , (…) krediet ad EUR 3,0 mln afgedekt door 2 derivaten, beide ad EUR 1,5 mln (…)
(…) U gaf aan dat de Rabobank te weinig aan ons verdient, wat volgens (…) u wordt veroorzaakt omdat wij de rekening couranten te weinig gebruiken en de Rabobank hier wel voor reserves dient aan te houden. (...)
(…) Gezien het feit dat onze vastgoed portefeuille een hoge omloopsnelheid heeft (ten gevolge van het uitponden) hebben wij hypotheken afgesloten op euribor basis. Indien wij hypotheken zouden afsluiten die op een rente-vast basis zijn gebaseerd, dan worden wij immers met boete rentes geconfronteerd omdat wij bij verkoop van een registergoed dienen af te lossen ook al is de rente vast periode nog van kracht. Dientengevolge liepen wij variabele rente-risico’s.
(…) [bedrijf 15] . [appellant 1] als [appellant 2] hebben in de jaren 2006 tot en met 2009 derivaten afgesloten om renterisico’s af te dekken die voortvloeien uit de leningen van diverse banken met variabele rentes die gebaseerd zijn op het euribortarief.
4.Eerste aanleg
primairdat de rechtbank voor recht verklaart dat de renteswapovereenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans dat de rechtbank deze vernietigt en Rabobank veroordeelt tot het terugbetalen van de door [appellanten] onder de renteswapovereenkomsten betaalde bedragen, en
subsidiairdat de rechtbank voor recht verklaart dat Rabobank onrechtmatig jegens [appellanten] heeft gehandeld en/of is tekortgeschoten in het nakomen van haar zorgplicht jegens [appellanten] en Rabobank veroordeelt tot het vergoeden van schade, nader op te maken bij staat.
Rabobank heeft [appellanten] voldoende gewezen op de kenmerken en risico’s van de renteswaps. Er was geen overhedge, omdat de renteswaps de risico’s voor de leningenportefeuille van een groep afdekten. Het beroep op ontoelaatbare Selbsteintritt is afgewezen, omdat met de renteswap geen tegenstrijdige belangen waren gemoeid en [appellanten] de rechtshandeling achteraf hebben bekrachtigd door de documenten te ondertekenen.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling
- de mogelijkheid van een overhedge en de gevolgen daarvan;
- een mogelijke aanzienlijke negatieve waarde van de renteswaps bij tussentijdse beëindiging, en het moeten aanhouden van het Afgesproken Bedrag (zie 3.10) om aan hun marginverplichtingen te kunnen voldoen;
- verborgen provisie.
Gelet op het voorgaande hoefde Rabobank [appellanten] niet als niet-professionele, niet-deskundige wederpartij aan te merken. De omstandigheid dat [appellant 1] in een TIF -formulier uit 2012 als ‘niet-professionele klant’ is aangemerkt, maakt dit niet anders. De toezichtrechtelijke kwalificatie is in dit geval niet doorslaggevend.
Als er een aankoop aanstaande was, dan was het afhankelijk van fiscale aspecten bij welke dochter de aankoop werd ondergebracht. Senior of junior waren er altijd bij, ook als de aankoop werd gedaan door een van de dochters. De bank had te maken met een groep, één onderneming.” [appellanten] hebben dit alles niet gemotiveerd betwist. Zij hebben ook geen grief gericht tegen het door de rechtbank vastgestelde feit dat [bedrijf 1] fungeert als financieringsvehikel voor verschillende vennootschappen van de [familie] (zie 3.4). In dit licht bezien mocht Rabobank naar het oordeel van het hof [appellanten] en hun deelnemingen als een geheel beschouwen. Of [appellanten] en hun deelnemingen als groep in de zin van artikel 2:24b BW kunnen worden beschouwd is voor dit oordeel niet doorslaggevend, zodat het hof het hierover door partijen gevoerde debat onbesproken kan laten.
Gezien het feit dat onze vastgoed portefeuille een hoge omloopsnelheid heeft (ten gevolge van het uitponden) hebben wij hypotheken afgesloten op euribor basis. Indien wij hypotheken zouden afsluiten die op een rente-vast basis zijn gebaseerd, dan worden wij immers met boete rentes geconfronteerd omdat wij bij verkoop van een registergoed dienen af te lossen ook al is de rente vast periode nog van kracht. Dientengevolge liepen wij variabele rente-risico’s.
Wij gaan er dan ook vanuit dat, voor zover de rekening couranten van Wijs I en III worden afgedekt door door ons concern afgesloten SWAP’s (...)) en 26 januari 2012 (“
Daarnaast hebben wij, op aandringen van de Rabobank, diverse derivaten met de Rabobank gesloten, omdat op deze manier het risico van stijgingen van de rentekosten van de 17.000.000 voor een groot gedeelte is afgedekt.”) volgt dat de renteswaps om deze reden zijn afgesloten. Dit vindt verder bevestiging in de brief van de accountant van [appellanten] van 24 oktober 2012 (“
[bedrijf 15] . [appellant 1] als [appellant 2] hebben in de jaren 2006 tot en met 2009 derivaten afgesloten om renterisico’s af te dekken die voortvloeien uit de leningen van diverse banken met variabele rentes die gebaseerd zijn op het euribortarief.”) en in de omstandigheid dat, naar Rabobank onbetwist heeft gesteld, in de jaarrekeningen van [appellanten] vanaf 2009 vermelden dat de renteswaps zijn afgesloten ter afdekking van renterisico’s bij deelnemingen. Uit dit alles volgt dat de renteswaps als zogeheten portefeuillehedges moeten worden aangemerkt. De omstandigheid dat Rabobank dit niet optimaal had geadministreerd, in 2010 heeft geprobeerd dit te herstellen waaraan [appellanten] niet hebben meegewerkt (zie 3.14) leidt niet tot een ander oordeel. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat Rabobank in het kader van een UHK-aanbod [appellant 1] en [appellant 2] niet als groep maar afzonderlijk heeft aangeschreven.
€ 12.434(tarief VIII, 2 punten)