Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
- het arrest van 13 augustus 2024
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat betrekking heeft op erfrechtelijke kwesties. De appellant, die zonder advocaat procedeert, is een van de erfgenamen en vereffenaars van de nalatenschap van haar vader, die in 2014 is overleden. De voorzieningenrechter had eerder bepaald dat de appellant haar NIE-nummer moest doorgeven en moest meewerken aan de aangifte erfbelasting in Spanje, evenals de afgifte van een legaat van een woning in Spanje aan een van de geïntimeerden. De appellant heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarbij zij onder andere betwist of de geïntimeerden ontvankelijk zijn en of zij verplicht is om mee te werken aan de aangifte en de afgifte van het legaat.
Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen. Het hof oordeelt dat de geïntimeerden wel degelijk een spoedeisend belang hebben bij de medewerking van de appellant aan de aangifte erfbelasting, omdat in Spanje alle vereffenaars moeten meewerken aan deze aangifte. Het hof bekrachtigt de beslissing van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de appellant onverwijld moet meewerken aan de aangifte en de afgifte van het legaat. De appellant wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de geïntimeerden in hoger beroep. Het hof concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter.