Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
“Hi [naam 5] , het is gister nogal uit de hand gelopen en ik vind het echt erg vervelend. Ik zou het dan ook fijn vinden om hier nog even over te bellen. Zou je mij kunnen terugbellen?’
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grieven 1, 2 en 3betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Topgeschenken heeft bewezen, althans voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat zij [naam 2] heeft mishandeld (in de zin van artikel 7:678 lid 2 sub e BW), zodat Topgeschenken geen dringende reden heeft die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. [appellant] betwist dat Topgeschenken in haar bewijslevering is geslaagd. Aan de verklaring van [naam 3] moet vanwege de familiaire en zakelijke band met [naam 2] minder waarde worden gehecht. Bovendien zitten er meerdere inconsistenties in de verschillende verklaringen. In zijn schriftelijke verklaring heeft [naam 3] het over “slaan en trekken”, terwijl hij tijdens het getuigenverhoor heeft verklaard dat het fysiek contact alleen bestond uit duwen en trekken. Ook stroken deze verklaringen van [naam 3] niet met de verklaring van [naam 6] . Voorts stroken de verklaringen van [naam 3] en [naam 2] omtrent het drankgebruik (vijf à zes bier) niet met de verklaring van [naam 6] (tien tot vijftien bier). Verder stelt de gemachtigde van [naam 2] in een e-mail van 1 juni 2023 dat [appellant] hem duwde en aan hem trok, terwijl [naam 2] tijdens het getuigenverhoor heeft verklaard dat [appellant] hem heeft geslagen en getrokken. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter vervolgens ten onrechte het duwen en/of trekken van [appellant] aangemerkt als mishandeling en daarmee als een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub e BW. [appellant] heeft [naam 1] en [naam 2] enkel uit elkaar willen halen. Bovendien heeft [appellant] een onberispelijk dienstverband, heeft het incident zich in de privésfeer voorgedaan en heeft [naam 2] zelf (ook) bijgedragen aan de ontstane situatie.
grief 4betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte haar verzoeken om een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding heeft afgewezen. Zij stelt aanspraak te hebben op een gefixeerde schadevergoeding van € 3.610,44 bruto alsmede op een billijke vergoeding van € 53.817,25 bruto.
grief 5betoogt [appellant] dat de kantonrechter haar verzoek om een transitievergoeding ten onrechte heeft afgewezen. [appellant] betwist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan haar zijde als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW.
grief 6betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Topgeschenken bij de eindafrekening de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 BW mocht verrekenen met het haar toekomende loon. Volgens [appellant] had Topgeschenken op 20 juli 2023 niets meer te verrekenen omdat de vervaltermijn voor het instellen van een verzoek om een gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:686a lid 4 sub a BW was verstreken.
grief 7betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen, omdat de loonvordering ter hoogte van de door Topgeschenken met de eindafrekening verrekende gefixeerde schadevergoeding moest worden toegewezen. Aangezien Topgeschenken de gefixeerde schadevergoeding terecht heeft verrekend met het aan [appellant] verschuldigde loon (zie rov. 5.12.-5.13.), had [appellant] niets meer van Topgeschenken te vorderen. Reeds daarom komen de verzochte buitengerechtelijke kosten ook in hoger beroep niet voor toewijzing in aanmerking. Grief 7 faalt derhalve.
grief 8waarmee [appellant] opkomt tegen de door de kantonrechter uitgesproken proceskostenveroordeling, faalt. De door [appellant] - bij wijze van vermeerdering van eis - in hoger beroep gevorderde deskundigenkosten (€ 889,35 inclusief btw), komen - gelet op de uitkomst van de procedure in hoger beroep - evenmin voor toewijzing in aanmerking.