Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, vestiging Leeuwarden.
2.De verdere beoordeling
grief 1 in het principaal hoger beroepkomt [appellant] op tegen het door de rechtbank vastgestelde feit (rechtsoverweging 2.3.) dat [appellant] zijn botenhuis ongeveer twintig jaar geleden heeft gebouwd. Volgens hem is dat circa dertig jaar geleden geweest. [geïntimeerde] acht dat heel wel mogelijk, omdat het botenhuis al was gebouwd voor zij in 1994 daar kwam wonen. Uit de overgelegde stukken (productie 1 bij memorie van grieven) blijkt dat de bouwvergunning voor dit botenhuis op 11 juni 1985 is verleend. Het hof gaat er vanuit dat het botenhuis dan ook in 1985 is gebouwd.
"niet bevaarbaar"behalve op stromend water tevens ziet op een sloot.
"niet bevaarbaar"heeft slechts betrekking op
"stromend water". Dat volgt uit het gebruik van het lidwoord
"een"voorafgaand aan
"sloot".Dat betekent dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, artikel 5:59 BW niet alleen van toepassing is op onbevaarbare, maar ook op bevaarbare sloten.
grief 4 in het principaal beroepbestreden dat hij onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de bestaande sloot achter het botenhuis van [geïntimeerde] tot aan de slootkant van [appellant] is verland als gevolg van het handelen van [geïntimeerde] (rechtsoverweging 4.9.), maar het hof kan niet anders dan vaststellen dat [appellant] ook in hoger beroep op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat de verlanding van de bestaande sloot aldaar in het bijzonder door [geïntimeerde] is veroorzaakt. Er is dan ook geen grond om [geïntimeerde] in dat geval in afwijking van artikel 5:59 lid 1 BW met de kosten van het baggeren van de hele bestaande sloot te belasten.
grief 3 in het principaal appel. [appellant] bestrijdt daarmee het oordeel van de rechtbank dat zijn beroep op misbruik van recht door [geïntimeerde] strandt, omdat niet is gebleken dat het belang van [appellant] op een vrije doorgang naar zijn botenhuis zwaarder moet wegen dan het belang van [geïntimeerde] om verlanding van de bestaande sloot te voorkomen (rechtsoverweging 4.6.).
grief 1 in het incidenteel appelaangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat vanaf de haakse bocht tot aan de [vaart] het eerste gedeelte van de bestaande sloot
bijnaover de volle breedte eigendom van haar is (rechtsoverweging 2.2.). Zij heeft betoogd dat de sloot ter plaatse over de volle breedte, inclusief beide oevers,
geheelhaar eigendom is.
3.De beslissing
dinsdag 10 december 2013voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellant].