Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) bij arrest zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.De vaststaande feiten
Na 16 jaar zelfstandig verantwoordelijk geweest te zijn voor het Kappersfamiliebedrijf [geïntimeerde], heb ik besloten om de exploitatie van het kappersbedrijf vaarwel te zeggen.
In het voorlopig koopcontract staat dat er gehuurd/gekocht wordt door [appellante]. Dit is niet juist, Er word een aparte Bv opgericht en dat word de huurder/Koper, zou u dit aan kunnen passen dan kom ik deze week nog wel even bij u langs om dit te tekenen.”
Graag zou ik willen dat je een paar dingen wilt aanpassen.
Artikel 2 Concurrentiebeding
Het is hartverwarmend om te ervaren dat veel van mijn klanten op zo’n betrokken wijze met mij meeleven, zo ook U.
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.De grieven en de beoordeling in hoger beroep
grieven I en IVbestrijdt zij het oordeel van de voorzieningenrechter aangaande de omvang van de door [geïntimeerde] na de overdracht ontplooide kapperswerkzaamheden en betoogt zij voorts dat deze ook uitgaande van de door de voorzieningenrechter aangenomen omgang schending van het concurrentiebeding opleveren.
grief Vten slotte vecht [appellante] de proceskostenveroordeling aan.
handelen ten behoeve van” en “
handelen voor” (in de zin van: namens) de vennootschap, wordt iedere twijfel aan de vraag in welke hoedanigheid [namens appellante] hier optrad weggenomen door zijn hiervoor onder 3.5 en 3.6 weergegeven e-mailberichten, waarin hij aandringt op het opnemen van de nieuwe vennootschap in oprichting als contractspartij en uitdrukkelijk aangeeft dat [appellante] geen partij bij de overeenkomst zal zijn. Dat de vermelding van de nieuwe vennootschap in het contract geen verschrijving is moge verder blijken uit het feit dat partijen haar naam in de betreffende passage nog secuur hebben verbeterd. De conclusie moet dan ook voorshands zijn dat [appellante] niet zichzelf, maar slechts de nieuwe vennootschap nadat deze zou zijn opgericht heeft willen binden (vgl. HR 3 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1869).