In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep over de verdeling van de nalatenschap van de moeder van partijen, die op 29 september 2006 is overleden. De partijen, broers en zussen, zijn ieder voor een vierde deel gerechtigd in de nalatenschap, met uitzondering van een twaalftal aandelen in de besloten vennootschap Groothandel [B] B.V. De vennootschap, opgericht door de ouders van partijen, heeft als doel de groothandel in parfumerieën en kappersbenodigdheden. De broers en zussen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling van deze aandelen, wat heeft geleid tot de rechtszaak.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van partijen toegewezen, waarbij aan ieder van hen drie aandelen in de vennootschap zijn toegedeeld. [Verzoekster] is het niet eens met deze toedeling en heeft vijf grieven ingediend in hoger beroep, waarbij zij de volledige verdeling van de aandelen aan de orde stelt. Het hof overweegt dat de verdeling van de aandelen reeds heeft plaatsgevonden en dat er geen onverdeeldheid meer bestaat. De grieven van [verzoekster] falen, omdat de rechter bij de verdeling rekening moet houden met de belangen van alle partijen en het algemeen belang.
Het hof concludeert dat de netto-opbrengst van de aandelen na verkoop aan een derde de meest billijke wijze van verdeling is. Het hof heeft een comparitie van partijen gelast om de wijze van verkoop te bespreken en verdere beslissingen aan te houden. De uitspraak is gedaan op 5 november 2013 door de drie rechters, waarbij de griffier aanwezig was.