ECLI:NL:GHARL:2013:BY8106
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep op exoneratiebeding in schadevergoeding geschil tussen agrarische ondernemers en aannemer
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 januari 2013, gaat het om een vordering tot schadevergoeding van twee agrarische ondernemers, hierna aangeduid als [appellanten], tegen Farmex Milieu Techniek B.V. De ondernemers hebben een aannemingsovereenkomst gesloten voor de levering en realisatie van een mestsilo. Na de oplevering van de silo hebben de appellanten geconstateerd dat er gebreken waren, waaronder het ontbreken van een spanelement, en hebben zij een substantieel deel van de aanneemsom onbetaald gelaten. Farmex heeft hen gedagvaard voor betaling van de openstaande facturen, waarop de appellanten in reconventie ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding hebben gevorderd.
De rechtbank Groningen heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat Farmex de gebreken moest herstellen en de schade moest vergoeden. In hoger beroep heeft het hof zich gebogen over de vraag of het beroep van Farmex op een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Het hof oordeelde dat de door de appellanten aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende waren om het beroep op het exoneratiebeding te weerleggen. Het hof benadrukte dat het exoneratiebeding aansprakelijkheid voor schade vergaand uitsluit, maar dat dit in de gegeven omstandigheden niet onaanvaardbaar was. De appellanten hebben niet aangetoond dat de schade was veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van Farmex.
Het hof bekrachtigde het eindvonnis van de rechtbank en verwees de appellanten in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de juridische nuances rondom exoneratiebedingen en de eisen die aan de onderbouwing van schadeclaims worden gesteld, vooral in het kader van zakelijke transacties tussen professionele partijen.