In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van het onttrekken van goederen aan een krachtens de wet gelegd beslag. De raadsman van de verdachte voerde aan dat het beslag onrechtmatig was gelegd, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 443 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelde echter dat in het kader van het strafproces alleen de formele rechtmatigheid van het beslag kan worden getoetst. Het hof concludeerde dat aan de formele eisen van beslaglegging was voldaan, ongeacht eventuele materiële gebreken. De voorzieningenrechter had eerder al geoordeeld dat er geen strijd was met artikel 443 Rv. Het hof verwierp het verweer van de verdachte en oordeelde dat hij opzettelijk goederen had onttrokken aan het beslag. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarbij het hof rekening hield met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het bewezen verklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd.