Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de man,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verlening van vervangende toestemming voor de erkenning van een kind door de man, die niet de biologische vader is, en de vraag of een DNA-onderzoek moet worden bevolen. De man heeft een affectieve relatie gehad met de moeder van het kind, maar heeft het kind niet erkend. De rechtbank Gelderland heeft eerder een DNA-onderzoek bevolen om vast te stellen of de man de biologische vader is. De bijzonder curator, aangesteld voor het kind, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling is de man verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming niet aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank geen tussentijds verlof heeft verleend voor het hoger beroep, waardoor de bijzonder curator niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep. Het hof oordeelt dat het bevelen van een DNA-onderzoek geen einde maakt aan het materiële geschil, maar slechts een tussenstap is in de procedure. De beslissing van de rechtbank om het DNA-onderzoek te gelasten is dus een tussenbeschikking, waartegen geen hoger beroep openstaat. Het hof heeft de bijzonder curator in de proceskosten van de man veroordeeld, omdat de man gebruikmaakt van gefinancierde rechtshulp. De beschikking is op 3 april 2014 uitgesproken in het openbaar.