3.4In de huwelijkse voorwaarden van 1 september 1988 is voor zover in dit hoger beroep nog relevant bepaald:
"(...)
ALGEHELE UITSLUITING
Artikel 1.
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(...)
ROERENDE ZAKEN
Artikel 2.
1. Rechten aan toonder en zaken, die geen registergoederen zijn, behorende tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van een echtgenoot, zijn eigendom van die echtgenoot, ongeacht van wiens zijnde deze goederen zijn opkomen, doch onverminderd het in artikel 3 bepaalde.
(…)
3. Bestaat overigens tussen de echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een recht aan toonder of een zaak, die geen registergoed is, toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht aan ieder van de echtgenoten voor de helft toe te behoren.
(…)
VERGOEDINGEN
Artikel 3.
De echtgenoten zijn, voorzover niet anders bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking. Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar.
KOSTEN HUISHOUDING
Artikel 5.
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen (...) worden voldaan uit de netto-inkomsten uit arbeid van de echtgenoten, naar evenredigheid daarvan;
voorzover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders netto-vermogen naar evenredigheid daarvan.
2. Onder inkomsten uit arbeid worden mede begrepen, uitkeringen ter vervanging van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen, alsmede winst uit zelfstandig uitgeoefend beroep en bedrijf.
3. Onder netto-inkomsten uit arbeid wordt verstaan de inkomsten uit arbeid na aftrek van de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen.(…) Onder netto-vermogen wordt verstaan het vermogen onder aftrek van alle belasting op inkomen en de over het vermogen verschuldigde belasting op vermogen.
4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
1. De echtgenoot die over enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot.
2. Het recht het aldus teveel bijgedragene terug te vorderen vervalt, indien betaling of verrekening daarvan niet binnen één jaar na het einde van het betreffende kalenderjaar heeft plaats gehad of schriftelijk gevorderd is.
(...)
VERREKENING VAN INKOMSTEN
Artikel 8.
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen uit arbeid in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld.
Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen gecompenseerd tot het bedrag van de kleinste vordering.
Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van de netto-inkomsten uit arbeid van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
(...)".