In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie na de echtscheiding van de betrokken partijen. De man en de vrouw, die samen twee kinderen hebben, zijn in geschil over de hoogte van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, alsook over het gebruik van de voormalige echtelijke woning en de bijbehorende gebruiksvergoeding. De rechtbank had eerder de bijdrage vastgesteld op € 539,- per kind per maand, maar de man is in hoger beroep gegaan met dertien grieven, waarbij hij onder andere de behoefte van de kinderen en de draagkracht van beide ouders aan de orde stelde.
Het hof heeft vastgesteld dat de man, die sinds 1 januari 2014 een WW-uitkering ontvangt, een bruto inkomen had van € 6.412,25 per maand voordat zijn dienstverband bij Unilever eindigde. De vrouw, die als zzp-er werkt, heeft een lager inkomen en woont met de kinderen in de voormalige echtelijke woning. Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en geconcludeerd dat de man in staat is om een lagere bijdrage te betalen dan eerder was vastgesteld. De partijen kwamen tijdens de mondelinge behandeling overeen dat de behoefte van de kinderen op € 540,- per kind per maand wordt gesteld.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld op € 159,- per kind per maand, met terugwerkende kracht tot de datum van de echtscheiding op 24 mei 2013. De beslissing van het hof houdt rekening met de financiële situatie van beide ouders en de noodzaak om de kinderen te voorzien in hun basisbehoeften. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.