Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
13 september 2012 voor de duur van een jaar, welke termijn sindsdien telkens is verlengd.
4.De motivering van de beslissing
nieuwe bezoekregeling” voor “
de komende periode” gegeven, waarbij het contact tussen [het kind] en zijn ouders wordt beperkt tot eenmaal per twee weken gedurende een uur en waarbij voorwaarden zijn gesteld om de bezoekregeling goed en rustig te laten verlopen. Ingevolge artikel 1:263a lid 2 BW heeft die beslissing te gelden als een aanwijzing, zodat de met het gezag belaste ouder op grond van het bepaalde in artikel 1:259 lid 1 BW de kinderrechter kan verzoeken de aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Dat de stichting eerder al bij brief van 4 januari 2013 een beperking van het contact tussen de ouders en [het kind] heeft opgelegd, maakt dit niet anders, omdat de contactbeperking na 12 juni 2013 niet is gebaseerd op de schriftelijke aanwijzing van 4 januari 2013, maar op de schriftelijke aanwijzing van 12 juni 2013. Op grond van het vorenstaande slaagt grief 1 van de moeder. De grieven 2 en 3, die zien op de betwiste ontvangst van de brieven van 4 januari 2013 en 8 maart 2013, ontberen verdere relevantie en behoeven daarom geen bespreking meer.