In deze zaak gaat het om de wijziging van partneralimentatie na een echtscheiding tussen de man en de vrouw, die op 28 januari 2009 is ontbonden. De man, die in eerste instantie een alimentatiebedrag van € 6.200,- per maand had afgesproken, verzoekt het hof om deze bijdrage te verlagen naar nihil of een lager bedrag, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden. De vrouw, die in het incidenteel hoger beroep drie grieven heeft ingediend, betwist de stellingen van de man en stelt dat hij verwijtbaar werkloos is. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling op 21 november 2013 heeft plaatsgevonden. De man heeft zijn inkomenssituatie uiteengezet, waarbij hij aangeeft dat hij sinds zijn ontslag in mei 2011 een WW-uitkering ontvangt en daarnaast inkomsten uit zijn onderneming heeft, maar dat deze niet voldoende zijn om de afgesproken alimentatie te betalen. De vrouw stelt dat de man altijd een hoog inkomen heeft gehad en dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie. Het hof overweegt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, maar dat niet is gebleken van een volkomen wanverhouding tussen hetgeen partijen bij het sluiten van het echtscheidingsconvenant voor ogen stond en de huidige situatie. Het hof concludeert dat de man niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan het niet-wijzigingsbeding kan worden onttrokken. De grieven van de man falen, en de beschikking van de rechtbank Zutphen wordt bekrachtigd.