Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
Ten tijde van de indiening van het inleidend verzoek was derhalve rechtens nog niet duidelijk waar het hoofdverblijf van [kind 2] en [kind 3] zou zijn en was er tussen de ouders daaromtrent ook geen overeenstemming. De moeder is naar Duitsland verhuisd, omdat haar huidige echtgenoot gelet op zijn verblijfstatus niet in Nederland mag wonen. [kind 2] (9) en [kind 3] (7) zijn geboren in Nederland, hebben de Nederlandse nationaliteit, spreken Nederlands, zijn sinds hun geboorte tot aan hun verhuizing in april 2013 naar Duitsland naar een Nederlandse school gegaan en hebben in Nederland vriendjes en vriendinnetjes. Tot april 2014 verbleven de kinderen iedere veertien dagen een weekend bij hun vader in Nederland. Weliswaar verblijven de kinderen thans voornamelijk bij hun moeder en haar echtgenoot in Duitsland en gaan zij daar naar school, maar naar het oordeel van het hof was op 14 januari 2014 nog geenszins sprake was van integratie van de kinderen in Duitsland en een bestendig verblijf aldaar, mede gelet op de nog lopende teruggeleidingsprocedure.