In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die was opgelegd aan de Gemeente Montferland. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 48.065 over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, waarbij ook heffingsrente van € 1.592 in rekening was gebracht. De Gemeente had eerder een bijdrage van € 3.484.973 ontvangen uit het Btw-compensatiefonds voor het jaar 2008. De rechtbank Arnhem had de bezwaren van de Gemeente tegen de uitspraken van de Inspecteur ongegrond verklaard, waarna de Gemeente in hoger beroep ging.
De kern van het geschil was of de Gemeente met betrekking tot het aangepaste leerlingenvervoer economische activiteiten verrichtte en of zij recht had op aftrek van de in rekening gebrachte omzetbelasting. De Gemeente stelde dat zij als belastingplichtige handelde en recht had op aftrek, terwijl de Inspecteur betoogde dat de Gemeente als overheid handelde en geen recht had op aftrek. Het Hof oordeelde dat de Gemeente geen economische activiteiten verrichtte, omdat in veel gevallen geen eigen bijdrage door ouders werd betaald, en dat de eigen bijdrage in andere gevallen niet de werkelijke tegenwaarde vormde voor de geleverde dienst.
Het Hof concludeerde dat de Gemeente geen recht had op aftrek van de door de vervoersbedrijven in rekening gebrachte omzetbelasting. Daarnaast werd ook de vraag behandeld of de Gemeente recht had op een bijdrage uit het Btw-compensatiefonds. Het Hof oordeelde dat de verstrekking van het aangepaste leerlingenvervoer aan individuele ouders plaatsvond, waardoor de Gemeente geen recht had op compensatie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de Gemeente werd ongegrond verklaard.