Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1]respectievelijk
[appellant 2],
1.SNS Reaal N.V.,
SNS Reaalrespectievelijk
SNS PF,en tezamen:
SNS,
1.Het geding in eerste aanleg
23 januari 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling privaatrecht, zittingsplaats Groningen (hierna: de rechtbank).
2.Het geding in hoger beroep
bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
3.De vaststaande feiten
Ik, [appellant 1], ben medio augustus 2010 benaderd door [Q] (de persoon waarvoor wij [appellant 2] en [appellant 1], werkzaam waren bij CEG, was directeur, aandeelhouder van CEG) met de vraag of wij [appellant 2] en [appellant 1] interesse hadden om bij een financiële instelling te werken.
Vraag:is er ook direct door [R] aangegeven dat hij een deel van uw beloning wenste te ontvangen?
en de positieve feedback daarop is er een contract gekomen, met SNS PF. In een gesprek met [Q] zijn wij ([appellant 1] en ik) een fee overeengekomen van € 75 per gewerkte uur. Dat vond ik niet gek gezien onze nauwe band en het feit dat we veel samen hadden meegemaakt. Dus ik gunde hem die fee ook en ik vond dat hij daar recht op had. Met [R] heb ik het nooit over een fee gehad.
Vraag:Wie moesten er namens SNS PF goedkeuring geven aan het uurtarief (en overige kosten) en welke informatie is daarvoor verstrekt?
(wat zijn uw werkzaamheden op dit moment?)
Vraag verbalisanten: Wat kunt u verklaren over de facturen die u opmaakte vanuit [T] Beheer BV en [T] Trade BV voor [Y] BV?
U bent geregistreerd omdat voldoende aannemelijk is geworden dat u bij een incident betrokken bent of bent geweest. Tevens hebben wij vastgesteld dat is voldaan aan de opnamecriteria voor registratie in het Extern Verwijzingsregister.”
5.2.1. De deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een financiële instelling, alsmede de (organisatie van de) financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.
Indien niet langer aan de voorwaarden van artikel 5.2.1. Protocol wordt voldaan draagt de Deelnemer zorg voor verwijdering van de door de Deelnemer opgenomen verwijzingsgegevens uit het Extern Verwijzingsregister. De deelnemer doet dit ook naar aanleiding van een gehonoreerd verzoek tot verwijdering conform artikel 9.4 Protocol.”
Deelnemer doet dit ook op basis van een gehonoreerd verzoek conform artikel 9.4 Protocol.”
Indien uit het verstrekt overzicht blijkt dat Persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt, kan de betrokkene schriftelijk verzoeken om verbetering, aanvulling of verwijdering of afscherming van de betreffende Persoonsgegevens.”
4.Het verzoek en de beoordeling in eerste aanleg
5.De grieven en de beoordeling in hoger beroep
grieven 2 tot en met 5zijn gericht tegen het oordeel dat de registratie van [appellant 1] en [appellant 2] in de betrokken registers de in het Protocol neergelegde toets der kritiek kan doorstaan. Dat het Protocol moet worden aangemerkt als een regeling die voldoende waarborgen biedt voor een verwerking van persoonsgegevens zoals de Wbp die in dat opzicht voorschrijft is daarbij tussen partijen - terecht - niet in geschil.
in principeaangifte of klacht bij een opsporingsambtenaar wordt gedaan. Uit de door [appellant 1] en [appellant 2] overgelegde toelichting van het Protocol (bijlage 16 bij inleidend verzoekschrift) blijkt ook dat van het doen van aangifte kan worden afgezien. Bovendien is het feitencomplex waar het hier om gaat wel degelijk door SNS aan de justitiële autoriteiten voorgelegd, doordat aangifte tegen [S] en [R] is gedaan. Nu [appellant 1] en [appellant 2] in het daarop betrekking hebbende strafrechtelijk onderzoek als verdachten zijn aangemerkt, valt niet in te zien dat SNS nog gehouden zou zijn om expliciet tegen hen afzonderlijk aangifte te doen.
7.De beslissing
in zoverreopnieuw rechtdoende: